Na de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties is het nu tijd voor kleinere discussies tussen de landen in New York. Tijdens de bijeenkomst van de zogeheten Derde Comité botste China met enkele andere landen over mensenrechten. Eerder schreef ik al over het belang aandacht te besteden aan de Chinese opmars in de VN, waar het Westen een minderheid is. Nu biedt de bijeenkomst van Derde Comité een goed excuus om het te hebben over Pekings eigen kijk op de mensenrechten. China probeert een alternatieve, apolitieke definitie te promoten.
Met behulp van Pekings vrienden in de zogeheten ‘Like-Minded Group’ was er op 5 oktober een verklaring van China dat ‘de Verenigde Staten en westerse landen’ mensenrechten schonden door rassendiscriminatie van de (Amerikaanse) politie en door het instellen van unilaterale sancties. De lijst van 26 ondertekenaars bevatte dan ook een aantal landen die doelwit zijn van westerse sancties, naast andere: Angola, Antigua en Barbuda, Belarus, Burundi, Cambodja, China, Cuba, Equatoriaal-Guinea, Eritrea, Iran, Kameroen, Noord-Korea, Laos, Myanmar, Namibië, Nicaragua, Pakistan, Palestina, Rusland, Saint Vincent en de Grenadines, Soedan, Zuid-Soedan, Suriname, Syrië, Venezuela, en Zimbabwe. Sancties raken de economische ontwikkeling van deze landen en dat is dan een schending van mensenrechten.
Duitsland kreeg kritiek van China nadat het op 6 oktober een verklaring voorlas namens 39 landen, namelijk Albanië, Australië, België, Bosnië en Herzegovina, Bulgarije, Canada, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Haïti, Honduras, IJsland, Ierland, Italië, Japan, Kroatië, Letland, Liechtenstein, Litouwen, Luxemburg, Marshalleilanden, Monaco, Nauru, Nederland, Nieuw-Zeeland, Noord-Macedonië, Noorwegen, Oostenrijk, Palau, Polen, Slowakije, Slovenië, Spanje, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Zweden, en Zwitserland. Hierin bekritiseerde deze landen de mensenrechtensituatie in Xinjiang en de recente ontwikkelingen in Hong Kong. Belangrijk was de oproep tot een internationale observatiemissie naar Xinjiang en stelde dat onder het principe van ‘non-refoulement’ landen vluchtelingen uit Xinjiang niet terug naar China moesten sturen.
De Chinese verdediging had twee delen. Het eerste bestond uit tegenverklaringen. Cuba las een verklaring voor die namens 45 landen de Chinese maatregelen in Xinjiang steunde en het ‘politiseren’ van mensenrechten veroordeelde. Namens 55 landen las Pakistan een verklaring voor die steun uitsprak voor wat Peking in Hong Kong doet. Bij beide verklaringen waren in totaal bijna 70 landen betrokken volgens de staatsmedia. Dit heeft als doel het beeld te wekken dat alleen een kleine groep ‘westerse’ landen onder leiding van de VS rotzooi probeert te schoppen terwijl de meeste landen in de wereld China natuurlijk steunen.
Het tweede deel bestaat uit het herdefiniëren van mensenrechten als een in de eerste plaats op welvaart gericht concept. De Chinese ambassadeur gebruikte zijn spreekbeurt om uit te wijden over de grote bijdragen die China heeft geleverd aan de ontwikkeling van mensenrechten in de wereld. Peking sprak op zulke momenten altijd al over de economische groei, die niet alleen honderden miljoenen van de eigen bevolking uit de armoede heeft gehaald, maar waarmee het ook heel barmhartig de rest van de wereld rijker heeft gemaakt. Nu komt daar nog bij dat de Chinese regering zegt dat Pekings geweldige reactie op de coronaviruspandemie laat zien hoeveel waarde China hecht aan mensenlevens.
De Volksrepubliek China heeft nooit veel op gehad met politieke rechten. De Partij vertegenwoordigt het ware belang van het Volk en het zou verkeerd zijn dat te belemmeren. Chaotische ‘Westerse’ democratie wordt afgeschilderd als juist een belemmering voor welvaart en vrede. Pogingen om deze democratie te verspreiden over de wereld schaadt de mensheid. Peking heeft dan ook het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (ICCPR) wel ondertekend, maar niet geratificeerd. Veel meer nadruk legt het op de rechten in het wel geratificeerde Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (ICESCR). Het argument is dat eten en een veilige leefomgeving belangrijker zijn dan de ‘abstracte’ rechten in het ICCPR. De Communistische Partij van China (CPC) vindt bovendien de focus op burgerrechten en democratie als fundament van en voorwaarde voor welvaart maar eurocentrisch.
Dat is een vertekening van de geschiedenis en de wereldopinie. De voorganger van de Volksrepubliek (1949–heden), de Republiek China (1912–49), was betrokken bij de oprichting van de Verenigde Naties na de Tweede Wereldoorlog. De vice-voorzitter van de commissie die in 1947-8 de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UDHR) op moest stellen was de Chinese diplomaat P.C. Chang (張彭春 Zhāng Péngchūn). Die zorgde dat niet-westerse perspectieven ook mee werden genomen voor zover dat mogelijk was in die tijd. China negeert ook delen van het ICESCR over vakbonden. Bovendien vinden politieke rechten ook veel steun buiten het westen, hoe zeer China en dictators elders er ook het label ‘westers’ op proberen te plakken.
De Chinese regering heeft tussen de mist van de eigen propaganda wel degelijk door hoe zeer het land heeft geprofiteerd van het internationale systeem. Peking wil het dan ook niet kapot maken. In plaats daarvan wil China de boel zelf bijsturen. Volgens de Chinese-marxistische kijk op de wereldgeschiedenis is Peking niet revisionistisch als het probeert bijvoorbeeld mensenrechten of het internationale zeerecht te herdefiniëren: het internationale systeem aanpassen aan de natuurlijke opkomst van China is slechts zoals het hoort. Het is pas revisionistisch als westerse landen dat proberen te stoppen.