Tag: europe

  • De Duits-Chinese Regierungskonsultationen en Europese strategische autonomie

    Woensdag 28 april vond de zesde ‘deutsch-chinesische Regierungskonsultationen’ plaats, online, tussen bondskanselier Angela Merkel en minister-president Lǐ Kèqiáng (李克强). Dit is de laatste voor Merkels verwachte pensionering later dit jaar en dus ook de laatste kans om, in de woorden van nationalistisch tabloid Global Times, de bilaterale betrekkingen veilig te stellen voor de machtswisseling. Ik verwacht dat Peking niet snel weer zo’n vriendelijke leider aan zal treffen in Berlijn.

    Twitterdraadje met de berichtgeving.

    De houding richting China in Europa is rap veranderd de afgelopen periode, ook in Duitsland. Angela Merkel, aan de macht sinds 2005, stamt nog uit een periode waarin men China vooral zag als economische kans. De Duitse christendemocraten zijn bovendien traditioneel nauw verweven met het bedrijfsleven en grote concerns als Volkswagen wuiven zorgen over bijvoorbeeld Xinjiang nog altijd graag weg. Maar dat is een slinkende groep. Zelfs de Duitse Industriebond (BDI) spreekt zich tegenwoordig harder uit over mensenrechtenschendingen in China dan Merkels bondsregering.

    Merkel wordt ook bekritiseerd, omdat ze zich niet sterk heeft uitgesproken over de Chinese tegensancties na Europese maatregelen tegen mensenrechtenschenders in Xinjiang. Deze tegensancties treffen niet alleen EU-ambtenaren, maar ook een Duitse politicus, een Duitse denktank en een Duitse academicus. Maar het lijkt erop dat voor de huidige Duitse regering de economische band met China en de bereikte overeenstemming over de ‘Comprehensive Agreement on Investment’ (CAI) tussen Brussel en Peking belangrijker is. Hiermee bevestigt Merkel de Chinese analyse dat economische en geopolitieke belangen zorgen dat Europa wel lief moet blijven doen tegen Peking.

    Eerder schreef ik voor de Clingendael Spectator hoe de logica van de eenheidsfronttactiek Chinese beleidsmakers leert dat, in de strijd de Verenigde Staten te isoleren, Europa geen fundamentele tegenstander is. In een informatief stuk voor de Duits-Europese China-denktank MERICS legt Grzegorz Stec uit hoe Peking de Europese ‘strategische autonomie’ ziet. Volgens de Chinese analisten is dat concept namelijk een poging van de EU om los te komen van Amerikaanse hegemonie. Daarvoor heeft Europa uiteindelijk China nodig, de enige alternatieve derde pool.

    Brussel (en Berlijn of Parijs) moeten dus, als puntje bij paaltje komt, wel vriendelijk door blijven praten met Peking, wat voor lawaai ze ondertussen ook maken over mensenrechten. China kan het zich veroorloven om Europa een belangrijke les te leren over de grenzen van wat toelaatbaar is met harde tegensancties, omdat Europa uiteindelijk toch China nodig heeft. Geopolitiek is het afhankelijk van China voor haar strategische autonomie. Economisch zou ons herstel ook enkel door Chinese groei mogelijk gemaakt kunnen worden.

    Waar ook de Europese Commissie inmiddels lidstaten wijst op de autoritaire ontwikkelingen in China en de partijstaatseconomie steeds meer als bedreiging behandelt, blijft Merkel nog hameren op het belang van handel en ‘mensenrechtendialoog’. Ze is essentieel voor de Chinese pogingen om een gesloten Amerikaans-Europees front te voorkomen. Zelf vraag ik me af of een dialoog wenselijk of überhaupt mogelijk is met een land dat genocide pleegt. Maar een interview in Internationale Politik Quarterly met de Duitse defensieminister Annegret Kramp-Karrenbauer laat zien dat Duitsland een onafhankelijke houding richting China ziet als essentieel voor Europa:

    As far as I’m concerned, it is out of the question that Germany would take a position of equal distance between China and the US. I stand for a strong Europe. And the fact remains that the United States, and American values, are closer to us than China or its values. But that doesn’t mean that US interests always align with Germany’s or Europe’s interests.

    Annegret Kramp-Karrenbouwer in Internationale Politik Quarterly

    Voor de huidige periode van spanningen wilde men de vele werkbezoeken van Angela Merkel aan China nog wel eens prijzen. Die werden toen uitgelegd als gevolg van Merkels vooruitziend inzicht dat het Europese sociale model onder de huidige demografische ontwikkelingen niet houdbaar zou blijven zonder alternatieve groeibronnen te vinden. Opkomend China was onmisbaar om de toekomst van Duitsland en Europa veilig te stellen. Het grootste is de angst dat Europa er straks niet meer toe doet, nog altijd:

    For me, the question is not at all whether Europe will be crushed between the Americans and the Chinese. The far bigger challenge is whether Europe will have any role at all.

    Annegret Kramp-Karrenbouwer in Internationale Politik Quarterly

    De vraag is of de economische focus van Merkel nog houdbaar is. De politiek is terug in de waardenstrijd om wat voor soort internationale gemeenschap we willen hebben. Een arrogant China gelooft dat de ‘loop van de geschiedenis’ aan zijn kant staat. Maar hoewel marxistisch Peking de materiële factoren als doorslaggevend beschouwt, kunnen we er niet omheen dat diplomatie ook een zaak van politieke keuzes is. Zoals ik uitlegde in mijn eerder genoemde stuk voor de Clingendael Spectator: Europa is hiervoor een handig hulpmiddel in de Chinese tactiek. Maar we moeten niet denken dat Peking die mooie Duitse bedrijven niet laat vallen zodra het alles zelf af kan.

  • Europa moet na gaan denken over een Chinese aanval op Taiwan

    Terwijl een paranoïde China steeds meer zelfverzekerdheid in het eigen systeem uitstraalt, komen er geluiden uit Peking dat het ‘Taiwanese vraagstuk’ niet oneindig lang onopgelost kan blijven. We hoeven niet gelijk morgen een invasie van Taiwan te verwachten. Maar het risico op ongewilde escalatie stijgt. Bovendien moet voor het honderdjarig bestaan van de Volksrepubliek in 2049 de ‘Chinese Droom van de Grootse Herrijzenis van het Chinese Volk’ bereikt worden. Daartoe behoort ook de annexatie van Taiwan. Peking moet er een keer me beginnen.

    Mijn Twitter-draadje van de dag vat de recente dreigementen aan Taiwan samen.

    De spanning neemt toe, onder andere door gestegen Chinese zelfvertrouwen in het eigen kunnen. Het Volksbevrijdingsleger moderniseert snel. Peking is nu een speler om rekening mee te houden in de wereld. Vanuit het Chinese perspectief lijkt het Westen in neergang. Ook wordt het steeds duidelijker dat ‘vreedzame hereniging’ (和平统一 hépíng tǒngyī, lees: annexatie à la Hong Kong) onmogelijk is. Taiwan, al sinds 1895 van China gescheiden, heeft een eigen identiteit en wil helemaal niet bij China horen. Dus stijgt de roep uit nationalistische en militaristische hoek om wǔtǒng (武统), ‘hereniging door [militair] geweld’. Volgens de Chinese ‘anti-afscheidingswet’ is gedwongen ‘hereniging’ gerechtvaardigd als er geen hoop meer is op vreedzaam samengaan.

    Er is recent een opleving in China van agressieve propaganda tegen Taiwan. Op internet zie je af en toe zelfs nationalisten met de genocidale uitdrukking ‘bewaar het eiland, bewaar de mensen niet’ (留岛,不留人 liú dǎo, bù liú rén) – m.a.w. blaas de boel op en neem daarna het dode eiland in. Belangrijker zijn de militairen in de nationalistische bubbel van het Volksbevrijdingsleger, dat al decennia oefent op invasie. De afgelopen dagen test de Chinese luchtmacht met hoge frequentie de Taiwanese ‘Air defence identification zone’ (ADIZ). Het risico op escalatie neemt hierdoor toe. Een onverhoopte botsing of gebruik van geweld tijdens een ontmoeting tussen jachtvliegtuigen zou onder huidige omstandigheden explosiever zijn dan bijvoorbeeld het ‘Hainan Island incident’ tussen de VS en China in 2001.

    Maar ook belangrijk is dat het Chinese geduld met Taiwan op is. Ik verwacht dat de hardliners in defensie graag concrete acties willen zien in de komende jaren. Dat hoeft niet gelijk een volwaardige invasie te zijn. De risico’s zijn daarvoor nog te groot. De Indiase problemen in de Himalayas zijn één voorbeeld van een alternatief. We kunnen ook ter inspiratie kijken naar de manier waarop Rusland bezig was in Georgië en een stuk van Oekraïne heeft geannexeerd. Een recente video van Deutsche Welle bespreekt drie mogelijke scenarios: hybride oorlogsvoering om Taiwan te verzwakken, inname van afgelegen eilanden van Taiwan volgens de Krim-methode, of plotselinge invasie van Taiwan zelf.

    De hybride oorlogsvoering tegen Taiwan is al deels aan de gang. Chinese cyberaanvallen zijn aan de orde van de dag. Propaganda in omgekochte Taiwanese media of daarbuiten heeft als doel de Taiwanezen defaitistisch te maken. Ik verwacht dat deze druk langzaam opgevoerd zal worden. Er zijn veel mogelijkheden, los van conventionele invasie. Intimidatie van de kwetsbare verbindingen van eilandstaat Taiwan met de rest van de wereld zou de economie schade kunnen berokkenen zonder dat daarvoor een sluitende blokkade nodig is. China zou kunnen eisen dat we ons Één-China-Beleid meer in lijn brengen met hun beperktere Één-China-Principe en alle handel stilleggen. De kleine eilanden Kinmen (Quemoy) en Matsu liggen vlak voor de Chinese kust en zijn praktisch onverdedigbaar. In de Zuid-Chinese Zee controleert Taipei de lastig te verdedigen Pratas-eilanden (Dongsha). De Chinese maritieme militie valt de Taiwanese kustwacht al lastig, en er is genoeg mogelijkheid voor meer rotzooi. Ook het uiteindelijk grootste gevaar – invasie – is in crisissituaties niet ondenkbaar en het is niet duidelijk of het Taiwanese leger in goede staat is.

    Europa en Nederland moeten nu na gaan denken over dit vraagstuk. Een Chinese overname van Taiwan zou niet alleen een humanitaire tragedie zijn met het risico dat Taiwans stedelijke gebied Syrische karakteristieken krijgt, het zou ook een geopolitieke aardverschuiving betekenen. Regionale dominantie door China is dan gegarandeerd met Japan en de beide Korea’s opgesloten in Noordoost Azië. Als we dat niet willen, dan is het belangrijk nu al signalen af te geven aan China. Een verder stilgehouden oproep van een woordvoerder voor de Europese dienst voor extern optreden (EDEO, ook: EEAS) om de situatie niet te escaleren is niet goed genoeg. Daarnaast is het de zaak te plannen voor het ondenkbare. Hoe reageert Brussel of Den Haag als China een Krim-scenario op Kinmen los laat? Bij een invasie van Taiwan is het te verwachten dat een wereldoorlog uitbreekt waarin de Verenigde Staten en Japan te hulp schieten. Wat doen wij? Als we wegens gebrek aan expeditionaire krijgsmachten niks in Oost-Azië kunnen (of willen) doen, zijn we dan in staat om in ieder geval de Amerikaanse afschrikking van Rusland in Europa over te nemen terwijl Washington elders druk bezig is? Het jaar 2049 komt steeds dichter bij, Peking wordt steeds agressiever. Zijn we er klaar voor?

  • Resultaat EU-China top: ondertekening overeenkomst uit november 2019 en nieuwe slogan van Xi Jinping

    Gisteren vond de videotop plaats tussen de Chinese president Xí Jìnpíng (习近平), Duitse bondskanselier Angela Merkel, Raadspresident Charles Michel en Commissiepresident Ursula von der Leyen. Zoals verwacht is er niet veel concreet resultaat. Naast de ondertekening in Peking van een overeenkomst gesloten in november 2019 over de wederzijdse erkenning van ‘beschermde geografische aanduidingen’ (denk: champagne), ging de meeste aandacht uit naar hoopvol en waarschuwend geluid over de immer vertraagde investeringsovereenkomst tussen Europa en China, en Xi Jinpings nieuwe slogan voor de relatie: de Vier Volhouden.

    De aanloop naar wat eerst een grootste bijeenkomst had moeten zijn tussen Europese en Chinese leiders in Leipzig was al niet goed, gezien het mislukte bezoek van minister van buitenlandse zaken Wáng Yì (王毅). Dat weerhoud de Chinese kant er niet van de situatie rooskleurig af te schilderen, een echo van een eenheidsfronttactiek om de Verenigde Staten te isoleren. Ook nu richt het staatspersbureau Xinhua zich op het positieve in de persconferentie van Merkel, Michel, en von der Leyen na afloop. Brusselse bronnen waarmee Politico Europe sprak, probeerden ook een positieve spin te geven aan de top, door te wijzen op toegenomen ‘engagement’ op het gebied van klimaat en digitaal, en dat Europa haar onafhankelijke en kritische positie tegenover China steeds duidelijker maakt.

    Dat kan niet verbloemen dat de belangrijke issues niet veel vooruitgang laten zien. Er is nog weinig vooruitgang op het gebied van de investeringsovereenkomst die voor het einde van het jaar gesloten zou worden. Het verslag van de SCMP wijst erop dat Merkel als enige positief leek, benadrukkend dat de politieke wil aan beide kanten aanwezig is. Het verslag van de DPA richt zich op Brussels waarschuwing dat China echte concessies moet doen om resultaat te bereiken. Echter, het is Europa dat de overeenkomst wil om iets van China te krijgen. Peking heeft al toegang tot de EU, en kan wel wachten. Om toch nog maar iets concreets te hebben werd in Peking de overeenkomst voor erkenning van beschermde geografische aanduidingen — al overeengekomen in november 2019 — formeel ondertekend.

    De Europese kant noemde inderdaad de zorgen over mensenrechten — vooral de situaties in Xinjiang en Hong Kong — en vroeg zelfs om observatiemissie naar Xinjiang, maar van de Chinese kant leidde dat slechts tot een verklaring van Xi dat er niet één weg naar de ontwikkeling van mensenrechten is. Volgens WSJ wees hij vervolgens op de problemen in Europa. De Chinese kant gaat ondertussen vrolijk door om de relatie met Europa te gebruiken voor hun oproep (aan/tegen Amerika) om de multilaterale orde te beschermen. Xi Jinping kwam met een nieuwe catchy slogan, de Vier Volhouden (4个坚持 sì ge jiānchí):

    • ‘vreedzame co-existentie’ (和平共处 hépíng gòngchǔ, peaceful coexistence);
    • ‘openheid en samenwerking’ (开放合作 kāifàng hézuò, openness and cooperation);
    • ‘multilateralisme’ (多边主义 duōbiān zhǔyì, multilateralism); en
    • ‘dialoog en overleg’ (对话协商 duìhuà xiéshāng, dialogue and consultation).

    Dit zijn natuurlijk mooie woorden en we zullen ze zeker nog vaker terughoren, alleen is het probleem voor China niet alleen dat beide kanten er een andere invulling aan geven, maar ook dat de Europese leiders steeds minder boodschap hebben aan mooie woorden uit Peking terwijl concrete actie uitblijft. Het fundamentele verschil in waarden en normen is een structurele blokkade. China’s schizofreen, ‘pessoptimistisch’ nationalisme zorgt voor een geloof in de superioriteit van het huidige systeem en angst voor verzwakking ervan door buitenlandse mogendheden. Een investeringsovereenkomst die werkelijk tot een gelijk speelveld zou leiden vereist concessies die de aard van dat systeem zou veranderen en juist die elementen aantasten die de Partij als kracht ziet. China heeft al brede toegang tot de Europese markt — het is de EU die het akkoord met China wil om ook iets terug te krijgen. Maar goed, we hadden vanochtend wel mooi een overdaad aan Europese en Chinese vlaggen op de voorpagina’s van de Chinese partijkranten.

    Volksdagblad (Rénmín Rìbào)
    Dagblad van het Volksbevrijdingsleger (Jiěfàngjūn Bào)
    Guangming-dagblad (Guāngmíng Rìbào)

  • Eenheidsfronttactiek duidelijk zichtbaar in China‘s hofmakerij van Europa

    Het sluitstuk van de China-agenda tijdens het Duitse raadsvoorzitterschap had een grote top in Leipzig moeten zijn op maandag 14 september tussen alle Europese regeringsleiders en de Chinese president Xí Jìnpíng (习近平). Vanwege de pandemie gaat dat niet door — hoewel dat ook wel een mooi excuus is nu de situaties in Hong Kong en Xinjiang een vrolijke groepsfoto met de partijbaas wat ongemakkelijk zou maken. In plaats daarvan hebben we vandaag een digitaal treffen tussen Xi Jinping, Duitse bondskanselier Angela Merkel, Commissiepresident Ursula von der Leyen, en Raadspresident Charles Michel. De Engelstalige media beschrijven het als een kritiek moment in de relatie na het mislukte Europabezoek van minister van buitenlandse zaken Wáng Yì (王毅) begin deze maand.

    De stemming in Europa is aan het omslaan. Het kille ontvangst van minister Wang was slechts het gevolg van een trend die al langer bezig is. De Kamer van Koophandel van de Europese Unie in China spreekt zich tegenwoordig regelmatig uit over de groeiende obstakels voor Europese bedrijven in het land. Europese regeringen zien China steeds meer als systeemrivaal. De Europese publieke opinie is sinds het begin van de pandemie negatiever over China. Na jaren van loze beloften en mooie woorden uit Peking zijn de beleidsmakers het langzaam zat aan het worden.

    Eenheidsfront in actie

    Het werkt daarom misschien wat vervreemdend om vervolgens in de Chinese staatsmedia allerlei positieve berichten te lezen over de verhoudingen tussen Peking en Europa. Voor de top vandaag schreef de Chinese ambassadeur bij de Europese Unie Zhāng Míng (张明) een opinieartikel in SCMP waarin hij Europa opriep haar belangen objectief te zien en voor samenwerking te kiezen. De pers heeft hetzelfde positieve verhaal. Een commentaar in staatspersbureau Xinhua stelde dat China en Europa meer met elkaar gemeen hebben dan de verschillen doen suggereren, en dat samenwerking veel op kan leveren als beide kanten elkaars ‘legitieme en kernbelangen’ respecteren. Zelfs het nationalistische tabloid Global Times volgt al tijden een soortgelijke lijn in haar hoofdredactionele commentaren.

    Zulke stukken volgen doorgaans dezelfde logica. Het echte gevaar voor de internationale gemeenschap bestaat uit de agressieve tactieken van hegemonisch Amerika. Europa en China hebben weliswaar enkele fundamentele verschillen, maar dat is alleen maar logisch wanneer de politieke systemen zo verschillend zijn. Het is te verwachten dat het westerse Europa af en toe lippendienst moet bewijzen aan enkele Amerikaanse prioriteiten, zolang Brussel er maar voor zorgt dat ze de Verenigde Staten maar niet achterna gaat. Men kan dan verder op basis van het dictum ‘zoek gemeenschappelijke grond, zet verschillen opzij’ (求同存异 qiú tóng cún yì). Deze aanpak doet mij onmiddellijk denken aan de klassieke eenheidsfronttactiek van de Partij: middenkrachten voor je winnen opdat je kunt focussen op de grootste uitdaging van het moment.

    De gemiddelde Chinees zou zich verwonderen over de opwinding in het Westen over de prozaïsche Afdeling voor Eenheidsfrontwerk (United Front Work Department, 统一战线工作部 tǒngyī zhànxiàn gōngzuòbù, afgekort: 统战部 tǒngzhànbù) van de Communistische Partij van China (CPC). Na decennia van institutionalisering is er een complexe bureaucratie ontstaan met uiteenlopende verantwoordelijkheden die op lokaal niveau kunnen bestaan uit theedrinken met de abt van de boeddhistische tempel in het dorp. Oorspronkelijk verantwoordelijk voor alle personen en krachten buiten de Partij, de Afdeling is echter de organisationele incarnatie van een belangrijk theoretisch concept van het maoïsme. Dit is de eenheidsfronttactiek.

    De beste manier om de bijdrage van het maoïsme aan het marxisme-leninisme samen te vatten is ‘flexibiliteit’. Dit vindt onder andere uiting in de beroemde ‘sinificatie’ van het marxisme. Maar de belangrijkste ‘innovatie’ lost het probleem op dat veroorzaakt was door de verwachting van Marx dat simplistische series van contradicties elkaar vanzelf op hadden moeten volgen. Dat bleef uit. Lenin droeg het idee van de ‘voorhoedepartij’ bij. Mao een aanpak die die partij kan gebruiken. Volgens Mao zijn er namelijk op elk moment in de geschiedenis veel contradicties tegelijkertijd actief. Het komt erop aan om de belangrijkste, de ‘hoofdcontradictie’ (主要矛盾 zhǔyào máodùn) te identificeren. Zo rechtvaardig je het om eerst de vrije markt te ontwikkelen terwijl je nog steeds claimt communisme na te streven op de lange termijn. In politiek en diplomatiek ga je die hoofdcontradictie te lijf met de eenheidsfronttactiek: isoleer de belangrijkste vijand door ieder ander aan jouw kant te krijgen. Als die verslagen is, richt je je op wie nu de belangrijkste vijand is.

    In de burgeroorlog tussen de CPC en de Chinese Nationalistische Partij (KMT) uitte zich dat door het leiderschap rond President Chiang Kai-shek (蔣介石 Jiǎng Jièshí) aan te wijzen als vijand, de rest van de partij en staat als natuurlijke supporters, en het maatschappelijk middenveld als weifelende middengroep. Het is het doel om de vijand te verslaan door de wil en steun van de natuurlijke supporters te verzwakken en de weifelende middengroep tot jouw bondgenoot te maken. De echte winnaar van de Chinese burgeroorlog was niet de CPC maar de ‘Nieuwe Democratiebeweging’, waarin de CPC zogenaamd slechts een leidende rol op zich nam. Echter, na afloop kwam een ander belangrijk kenmerk van de eenheidsfronttactiek naar voren: geschiedenis beweegt zich voort door continu opeenvolgende contradicties. Als de ene hoofdcontradictie verdwenen is, dan volgt de nieuwe. Prompt werden de oude bondgenoten in de Nieuwe Democratiebeweging het nieuwe doelwit.

    Het is overduidelijk uit de Chinese staatsmedia dat de Verenigde Staten momenteel de hoofduitdaging is van Peking. Zelfs als het gaat over de problemen met Australië, India of Taiwan, dan beschuldigt men Washington van opruiing en de desbetreffende landen zich tot handlanger van Amerika te maken. Dat is ook continue de waarschuwing in de commentaren over Europa: Brussel moet zich onafhankelijk van Amerika opstellen. Verder bewijs komt uit het feit dat men heel schappelijk doet over Europese kritiek op China en maatregelen om daar iets tegen te doen. De eerder genoemde spreekwijze ‘zoek gemeenschappelijke grond, zet verschillen opzij’ (求同存异 qiú tóng cún yì) is perfect voor eenheidsfrontwerk: Peking moet nu de natuurlijke supporters van de VS en de weifelende middenkrachten aan haar kant krijgen. Daarbij kan men veel door de vingers zien.

    Dit betekent ironisch genoeg dat — terwijl de spanningen verder oplopen — Europa best veel speelruimte heeft. Vanwege tactische en ideologische redenen zal de Chinese staatspers onwelgevallige geluiden uit Europa sneller wegverklaren. Één manier om Amerika te isoleren is te doen en schrijven alsof dat al het geval is. Peking beroept zich graag op de internationale consensus op gebied van coronabestrijding, Één-China-Beleid, sancties op Iran en zo verder om te doen alsof Washington nu al alleen staat. Een top met Europese leiders is niet alleen nuttig voor de concrete uitkomsten, maar ook in deze propagandastrijd. Dat het China vooral gaat om het gevoel te creëren dat Amerika geïsoleerd is, betekent echter ook dat er substantieel niet veel toezeggingen zullen komen. De tijdelijke vriendelijkheid naar Europa (en Japan) toe dienen om het systeem in China te beschermen, niet om het te veranderen. Daarnaast kan Europa maar beter het lot van de voormalige democratische bondgenoten van de CPC in het oog te houden. Nadat ze hun nut hadden gediend werden ze gecastreerd en verloren ze hun onafhankelijkheid. Wanneer de ene vijand verslagen is, dan is het tijd om af te rekenen met de volgende.

  • Europese reis Wang Yi is mislukt

    De Chinese minister van buitenlandse zaken Wáng Yì (王毅) is deze week op bezoek in Europa, in Italië, Nederland, Noorwegen, Frankrijk en Duitsland. Binnenkort komt zijn baas, Yáng Jiéchí (杨洁篪), ook nog eens naar Griekenland en Spanje. Doel is om tegen een achtergrond van spanning met de Verenigde Staten de groeiende onrust in Europa te bezweren en te zorgen dat de Europeanen zich niet aansluiten bij het Amerikaanse initiatief tegen een steeds assertiever Peking.

    Dat is mislukt. Europa zal zich weliswaar niet letterlijk aansluiten bij Trumps Amerika, maar volgt wel dezelfde ‘China-sceptische’ trend. Duitse krant Die Zeit schreef dat Wang Yi misschien maar beter thuis had kunnen blijven, en dat de opbrengst van het bezoek vol dreigementen is dat hij nog maar eens duidelijk heeft gemaakt hoe de buitenlandpolitiek van China werkelijk in elkaar zit. In zijn uitstekende maandelijkse nieuwsbrief over de Europese betrekkingen met China citeerde GMFUS’ Noah Barkin een opmerking van een Franse diplomaat dat de situatie in Hong Kong als katalysator heeft gediend om in de optiek van de Europese buitenlandministeries alle opeenstapelende problemen — Hong Kong, Xinjiang, handel, 5G, Zuid-Chinese Zee, enz. — tot één element te binden: er ligt één, structureel probleem ten grondslag aan de spanningen.

    Wang Yi werd tijdens zijn hele reis geconfronteerd met ministers die mensenrechten noemden en zelfs demonstranten op straat. Hij maakte het zelf nog erger door dreigende taal uit te slaan. Klachten over concentratiekampen in Xinjiang en de staatsveiligheidswet in Hong Kong deed hij af als inmenging in binnenlandse aangelegenheden. In Noorwegen kwam een waarschuwing voor consequenties als reactie op een vraag hoe hij dacht over een Nobelprijs voor de demonstranten in Hong Kong. De minister zaaide twijfel over de oorsprong van het SARS-CoV-2-virus. In Duitsland herhaalde hij staand naast zijn Duitse tegenhanger Maas dat de Tsjechische senaatsvoorzitter een ‘zware prijs’ zal betalen voor zijn bezoek aan Taiwan. Maas sprak zich daarna uit tegen zulke taal, o.a. gevolgd door Tsjechië, Frankrijk, en Slowakije. Het is de vraag hoe zeer de Europeanen nog geloven in het nut van eindeloos zulke Chinese ministers aanhoren terwijl de wederkerigheid op gebeid van handel uitblijft.

    Het besef van de gevoeligheid van het bezoek was in Nederland te merken aan de manier waarop de regering het met succes klein hield. Er was geen persconferentie, slechts een persbericht van BZ. De Nederlandse kranten schreven er niet eens apart over, ondanks het geopolitieke belang van het moment. Er was een poging om aandacht te krijgen voor de mensenrechtenschendingen in China door leden van de Tweede Kamer gelieerd aan de anti-Peking ‘Inter-Parliamentary Alliance on China’ (IPAC). De vaste commissie voor buitenlandse zaken nodigde Wang Yi uit voor een gesprek over de zorgen, die hij zoals verwacht afwees. Het CDA kamerlid Martijn van Helvert belegde daarna een persconferentie met een slachtoffer van de concentratiekampen voor Oeigoeren. Maar het wilde allemaal niet baten — ik heb er alleen in het Reformatorisch Dagblad specifiek aandacht voor gezien. Daarnaast mocht voormalige president van de Nederlandse Bank Nout Wellink bij BNR de zorgen over China wegwuiven. Wellink is tegenwoordig niet-uitvoerend lid van de raad van bestuur van de bank ICBC, eigendom van de Chinese staat.

    Zoals ik in het begin opmerkte is Wang Yi niet de ‘hoogste diplomaat’ van China en heeft nog een baas. Chinese ministers zijn niet automatisch lid van het ‘kabinet’ daar, de Staatsraad (State Council, 国务院 guówùyuàn). Wang Yi werd in 2013 al minister van buitenlandse zaken, maar volgde pas in 2018 Yang Jiechi op als staatsraadslid voor buitenlandse zaken. Yang is nog altijd hoofd van het kantoor van de commissie voor buitenlandse zaken van het Centraalcommittee van de Chinese Communistische Partij en daarmee belangrijker. Het is de Partij die het buitenlandbeleid bepaalt, het ministerie voert slechts uit. Daarbij heeft het ook nog concurrentie van het ministerie van nationale defensie, het ministerie van handel, en de eigen Internationale Afdeling van de Partij, geleid door Sòng Tāo (宋涛). Wang spreken is dus niet per se de hoofdprijs.

  • The Need for Reparations

    To this day, the evil of colonialism has not sunken in. The exhibition on Thomas Stamford Raffles in the Asian Civilisations Museum (ACM) in Singapore on the occasion of the bicentennial of the 1819 founding of the British colony has provided an opportunity for reflection. I was inspired by posts and remarks from Faris Joraimi and Alfian Sa’at, who have pointed out the absurdity of turning the question whether Raffles was ‘right’ or ‘wrong’ into an academic debate about the truth of his observations of the Malay Archipelago. To me, this shows that the curators lack the right attitude to the past. How come that its morality is so often reduced to an academic debate? I argue that colonialism has not been laden with the right symbolic meaning.

    Europe’s healing after the Second World War was made possible by Willy Brandt’s famous genuflection before the Warsaw Ghetto monument. The mental state that this symbol signifies was one of trepidation and awe before the enormity of what happened. There has never been a comparable gesture towards Europe’s former colonies, in spite of the enormity of an evil no length of railroads can diminish.

    The meaning of colonialism to Europe still does not reflect the monstrosity of what was done. When properly appraised, colonialism should appear terrifying, indeed making you fall to your knees. Instead, we talk about damage done to economic welfare, political rights, societal structures. Apologists bring up development and institution-uilding. Yet no one in the mainstream brings up the sheer evil of the dehumanisation and destruction of communities and identities that comes from the colonial project’s imposition of a racial hierarchy of exploitation.

    I cannot imagine European commemorations of the Second World War leading with legal analyses of the illegality of Germany’s invasions, or the deleterious effect of the War on intraregional trade. These academic questions are important and deserve to be discussed. However, when the War comes up in public ceremonies it is to reflect on the evil humans can do. The Resistance museums in Europe often aim to let their audiences contemplate the suffering and difficult moral choices that hallmark such periods in history. Exhibitions such as the one in the ACM would not be possible had enough opprobrium been attached to Raffles’ project. No one can imagine a curator gleefully pointing out Dr Mengele’s biological inaccuracies as they lay out the man’s gruesome medical ‘experiments’.

    I have written before that if Europe wants to come ‘back’ to the international stage, it has to realise that not every non-Western country will be jumping for joy. But our lackadaisical attitude towards colonialism also hurts our humanity. Facing the tragedy of the Second World War teaches us a powerful moral lesson. Reflecting on colonialism would be an act of humanism. What is needed is a symbolic project to change the meaning of colonialism in the public debate. This cannot be a one-off ‘sorry’ at a press conference. It has to be a process that changes European societies’ attitude.

    Reparations are a difficult subject, not in the least because trying to express centuries’ of damage to communities—which often no longer exist, or only in modified and amalgamated form—in monetary terms would be a useless and insulting exercise. It also should not be an attempt to simply buy off remorse. Japan’s trouble with its neighbours is an example that imperialist history cannot just be dealt with that easily. However, in order to change the meaning of colonialism in Europe it would be of tremendous symbolic importance.

    Paying reparations would be a difficult and long process. That is precisely what would make it suitable to change the symbolic meaning of colonialism. Willy Brandt’s knee-fall did not stand on its own. It was part of broader cultural movement to restore Germany’s moral position. Some sort of investigation would be required in order to establish what amount of reparation would be owed by what European country to what community. This would be an ideal chance for these countries to listen to affected communities—in public hearings—to hear the harm done to them. The reparation process would occupy public debate and drive home to European (and non-European) audiences the gravity of the crimes of colonialism. Final ceremonies to hand over the amounts would be ideal occasions for humbling gestures. More practically, many former colonies now also have to deal with ageing populations and I am sure their retirement systems could use a boost to provide a dignified old-age for the people many of whom used to live under colonial rule.

    Facing humanity’s worst moments, it is necessary to stand in awe before the depredations. Emotion—also displayed by the two Singaporeans mentioned in the opening—is an essential part of this, is a reason on its own. Colonialism’s symbolic meaning needs to recognise the tremendous hurt that formerly colonised communities still have. Faris Joraimi writes about his despair at the loss to the Malay community that was the sinking of Raffles’ plundered manuscripts, and his unease at the Riau-Linga-Johor regalia now unceremoniously on display in a Singaporean museum. Recognising this despair is recognising the humanity of the people that were harmed by colonisation. If the plunder of Europe’s synagogues were still on display in Berlin’s civilisational museums, we would recognise the hurt. It is time to empty the British Museums of our continent in trepidation of our capacity for evil.

  • Before Europe Can Come Back, Does It Need A ‘Kniefall’?

    For large numbers of peoples in the world, the decline of Europe meant their liberation. On his recent state visit in China, President Macron confidently stated ‘France is back. Europe is back.’ It is good for the European Union to stake out its own place in the world and develop an independent foreign policy. However, when we Europeans build this future, we have to grapple with the fact that, for many in the world, ‘imperial’ Europe does not refer to imagined ‘EUSSR’ horror scenarios the eurosceptics love to conjure up—but to imperial Europe, coloniser of much of the world.

    The process of decolonisation is only a recent one, more recent than the horrors of the Second World War. Many African and Asian colonies only got their independence in the 1960s and 1970s. In East Asia, the Sultanate of Brunei became fully sovereign in 1984. Hong Kong lost its Crown Colony status as short ago as 1997. Liberation from European overlordship was often paid for dearly, with incredibly costly wars, both in terms of people killed and physical destruction. The Indonesian Revolution (1945–9), the Algerian War (1954–62), and the Portuguese Colonial War (1961–74) are only a selection. These bloody struggles were merely the closing episode to centuries of oppression, exploitation, and genocide. Europe—unlike settler colonies such as the United States—benefited from the physical remoteness of the violence in that it can keep it separate from its societies, but that ‘colourblindness’ has also desensitised it to the fact that for the formerly colonised the brutalities are all too salient still.

    Before its neighbours would allow Germany to play a leading role again in Europe after the atrocities of the Second World War, the country had to follow a long path of atonement. Without the movement in the 1950s and 1960s that forced the Federal Republic to deal honestly with its past, Germany today would not only have been an entirely different country, but its eventual reunification would have been in question. The most powerful symbol of this atonement was the 1970 genuflection by Chancellor Willy Brandt (the Warschauer Kniefall) before the monument to the Warsaw Ghetto Uprising. It mattered tremendously that the leader of West-Germany fell to his knees in the face of millions of death, not just because it symbolised accepting collective guilt, but maybe even more so the fact that it demonstrated a common European understanding of these past deeds as monstrous crimes.

    The Holocaust and other nazi aggressions are unequivocally accepted as extreme crimes against humanity, by Germany and by its former victims. This fact reassures those countries, because this shared judgment means that a reformed Germany can be engaged without fearing that it will do the same again. (On a side note, this fact is also why the current Polish meddling with the common narrative is so potentially dangerous.) There does not exist, however, such a common agreement between Europe and its former victims on its past crimes.

    During the campaign for the 2017 French presidential elections that ended with him in the Palais de l’Élysée, Emmanuel Macron was ferociously attacked by the centre-right contender after Macron had admitted France that had committed crimes against humanity in Algeria. Opponent François Fillon claimed that France should not be blamed for ‘partager sa culture’, sharing its culture. UK Foreign Secretary Boris Johnson saw no issue with reciting imperial poet Rudyard Kipling while on an official tour of a Buddhist temple in Myanmar, and has in the past suggested the recolonisation of Africa. There is no universal agreement in Europe about the fact that in scale of destruction and intensity of violence colonialism in a certain view went far beyond what the Holocaust has done to Europe. There is certainly not a shared narrative with its former victims.

    In a speech on the Dutch history in what since 1945 is Indonesia, the Dutch Prime Minister stressed the need for a common history before one can move forward. A similar motive underlies flagging attempts to write an ‘East Asian’ history textbook with Chinese, Japanese, and South Korea involvement. However, passively waiting for such agreement to spontaneously arise will not do. The Warschauer Kniefall is an example of how grand gestures can contribute to a closer understanding. Perhaps former European colonisers should start considering symbolic ways to move towards recognition of the perspective of the colonised. Until then, these countries should not be surprised if the West’s Rest is not jumping for joy at the thought of a European revival.

    Europe can proudly proclaim to be back on the world stage, but currently it would do so unaware that to others this would sooner bring back nightmares than cause jubilation.