Tag: foreign policy

  • Escalatie Chinese dreigementen aan Taiwan

    De spanning in de Straat van Taiwan neemt al een tijdje geleidelijk toe. Chinese staatsmedia en voormalige Chinese militairen benadrukken de recente oefeningen van het Volksbevrijdingsleger in de Oost-Chinese en Zuid-Chinese Zeeën. Hoewel een deel daarvan voorheen ook al plaatsvond met stille trom — en de ruchtbaarheid dus deels omweg de propaganda is — vinden er momenteel wel een ongebruikelijk groot aantal tegelijk plaats. Risico op escalatie tot oorlog is er altijd in de Straat van Taiwan, zeker nu de Chinese Communistische Partij onder Xi Jinping lijkt te denken dat de onstuitbare groei van het land inhoudt dat Peking niet meer zoveel rekening hoeft te houden met de rest van de wereld. De Chinese Droom van de Grootse Herrijzenis van het Chinese Volk moet voor het honderdjarig bestaan van de Volksrepubliek in 2049 bereikt worden — de annexatie van Taiwan is daar onderdeel van.

    Ik wil in dit bericht twee punten uitlichten met betrekking tot escalerende Chinese dreigementen aan Taiwan. Het eerste is een waarschuwing over een commentaar van de nationalistische tabloid Global Times naar aanleiding van (zo goed als zeker) ongefundeerde speculatie van het in Peking gevestigde ‘South China Sea Strategic Situation Probing Initiative’ (SCSPI). Het tweede gaat over het Chinese lawaai over het bezoek van de Tsjechische senaatspresident aan Taiwan en wat daar de consequenties van zijn.

    Commentaar Global Times

    In reactie op de stijgende druk in de Zuid-Chinese Zee zijn er een aantal semi-academische initiatieven ontstaan in de Engelstalige wereld die de bewegingen en landaanwinning in het gebied volgen, vaak aan de hand van satellietfoto’s en bijvoorbeeld vlucht- en vaarinformatie. Deze platformen zijn voornamelijk Westers, Amerikaans. In een poging om de Chinese versie van het verhaal ter berde te brengen is in april 2019 in Peking het ‘South China Sea Strategic Situation Probing Initiative’ (SCSPI) opgericht, met academici die oftewel verbonden zijn aan het Volksbevrijdingsleger of erom bekendstaan de Chinese claims te beargumenteren. Berichten van deze organisatie over de ‘inbreuken’ van de Amerikaanse marine in de regio zijn eerder al gerapporteerd in de Southern China Morning Post (SCMP), de Hongkongse krant die steeds pro-Peking-elementen in de berichtgeving krijgt. Nu speculeert de SCSPI op basis van ‘vreemd’ gedrag van een Amerikaans EP-3 spionagevliegtuig dat opeens op de trackingwebsite verscheen op zo’n manier dat het instituut suggereerde dat het misschien wel stiekem in Taiwan was opgestegen. Eerdere speculatie elders op basis van dezelfde soort trackinginformatie suggereerde dat een Amerikaans spionagevliegtuig was opgestegen van de luchthaven Songshan, midden in Taipei, de voormalige burgerluchtvaarthub omgeven door hoogbouw en heuvels en waar zoiets nooit onopgemerkt was gebleven. Dat weerhield de Global Times er niet van om met een oorlogszuchtig commentaar te komen.

    De Global Times is een nationalistisch tabloid dat buitenlandse observatoren vaak veel te serieus nemen. De Engelstalige versie is bovendien een stuk wilder dan de belangrijkere Chinese versie (环球时报 Huánqiú Shíbào), en bovendien dient de krant vaak als uitlaat voor proefballonetjes en frustraties uit de nationalistische hoek in China. Dat betekent niet dat de krant zomaar genegeerd kan worden, zeker als het gaat om een hoofdredactioneel commenteer, ook omdat het dient om extremere beleidssuggesties uit te proberen op het publiek. Het belang van dit specifieke commentaar werd onderstreept door het feit dat China Taiwan Net (中国台湾网), de nieuwsite van het Bureau voor Taiwanese Zaken van de Chinese regering, een samenvatting van het agressieve stuk deelde. Men moet echter wel in acht nemen dat ‘psychologische oorlogsvoering’ (心理战 xīnlǐ zhàn) één van de tactieken is die China gebruikt om tegenstanders zoals Taiwan te doen geloven dat de dreiging groter is, om zo verzet te ontmoedigen.

    Het artikel (“Commentaar: [we] moeten de Tsai Ing-wen–autoriteiten een fundamentele waarschuwing geven”) claimt dat een rode lijn is overschreden als een Amerikaans militair vliegtuig werkelijk op Taiwan zou zijn geland, en dat “als het Vasteland concreet bewijs vindt, dan kan het het relevante vliegveld en het op het vliegveld gelande Amerikaanse militaire vliegtuig vernietigen, waarmee oorlog in de Straat van Taiwan begint.” (如果大陆掌握了确凿证据,就可以摧毁相关机场和降落在该机场的美国军机,台海战争将就此打响。) Dit is niet een erg grote escalatie van de normale dreigende taal, hoewel het natuurlijk niet helemaal strookt met de claim dat China nooit het eerste schot zal lossen. De oplossing voor die schuldvraag komt later in het stuk: de suggestie dat de Chinese luchtmacht begint met patrouilleren in het Taiwanese luchtruim, zelfs boven het eiland zelf. Hiermee kan Peking haar soevereiniteit over Taiwan demonstreren en controleren of het Amerikaanse leger niet stiekem aanwezig is. En, “als het Taiwanese leger het waagt om het vuur te openen op vliegtuigen van het Volksbevrijdingsleger — het eerste schot lost — dan betekent dat uitlokking van oorlog. Het Volksbevrijdingsleger zal daarop meteen de strijdkrachten van Taiwan compleet vernietigen en ‘militaire hereniging’ bereiken.” (如果台湾军队胆敢向解放军飞机开火,打第一枪,就意味着挑起战争,解放军应立即对台湾军事力量给予全面摧毁,实现武统。) Deze suggestie is gestoord. Hij zal niet worden opgevolgd. Het is een voorbeeld van de manier waarop de Global Times dient als podium voor de fantasieën van extreme nationalisten. Maar zulke stukken helpen wel om het debat verder naar rechts te trekken.

    China zegt normaal ‘vreedzame hereniging’ (和平统一 hépíng tǒngyī) van Taiwan met China na te streven. De term ‘militaire hereniging’ (afgekort als 武统 wǔtǒng) duidt op de oplossing voor als dat niet lukt. Artikel 8 van de ‘Anti-Afscheidingswet’ geeft de drie voorwaarden daarvoor. Een directe invasie van Taiwan door het Chinese Volksbevrijdingsleger is onwaarschijnlijk op dit moment. In plaats daarvan zal Peking over de komende jaren langzaam de druk opvoeren. Russische salamitactieken kunnen daarbij als voorbeeld dienen. Hoewel ik dus niet verwacht dat we snel Chinese jachtvliegtuigen in de lucht boven Taipei kunnen zien, zit er wel een groot risico in het voorstel van het commentaar van de Global Times. Het is namelijk een extreme versie van de steeds regelmatigere verschijning van de Chinese luchtmacht in de Taiwanese ‘air defence identification zone’ (ADIZ). Het is niet onmogelijk dat deze missies steeds brutaler gaan worden en verder zullen gaan dat slechts het binnendringen van een ADIZ. Het doel is om Taiwan in te snoeren en een ‘nieuw normaal’ te creëren dat steeds meer richting de door Peking gewenste situatie gaat. Daarbij wordt echter wel het risico steeds groter dat iemand werkelijk het ‘eerste schot’ lost en we oorlog krijgen.

    Bezoek Taiwan voorzitter Tsjechische Senaat

    De wens om Taiwan voor een voldongen feit te stellen vindt zijn tegenhanger in een andere gebeurtenis die tot veel officiëler lawaai van Chinese kant leidde. Afgelopen zondag kwam een grote Tsjechische delegatie aan in Taipei onder leiding van de voorzitter van de senaat, Miloš Vystrčil. Zijn voorganger, Jaroslav Kubera, had het plan geopperd om Taiwan te bezoeken. Hij overleed echter aan een hartaanval vlak na dreigementen van zowel de Chinese ambassade als ook de pro-Chinese president van Tsjechië, Miloš Zeman, die hem hiervan moesten weerhouden. Dit resulteerde in grote politiek ophef en de belofte van opvolger Vystrčil om Taiwan te bezoeken, wat de regeringen in Praag en Peking er ook van mochten vinden. Deze week is deze delegatie van 89 mensen in Taiwan, waaronder ook de pro-Taiwanese burgemeester van Praag, Zdeněk Hřib, die eerder een aanvaring had met de Chinese ambassade over een zusterband met de stad Taipei.

    De Chinese reactie is niet zo extreem als hij had kunnen zijn, omdat Vystrčil en Hřib tot de oppositie behoren. Toch kwam er veel verbaal geweld. Op maandag verklaarde de Chinese minister van buitenlandse zaken Wang Yi dat de senaatsvoorzitter een ‘zware prijs’ zou betalen voor zijn ‘kortzichtigheid en politiek opportunisme’. Hierop riep de Tsjechische regering — die tegen het bezoek van Vystrčil is — de Chinese ambassadeur op het matje. Tijdens zijn persconferentie met Wang Yi eerder vandaag veroordeelde zelfs de Duitse minister van buitenlandse zaken, Heiko Maas, de dreigementen.

    Interessant op de langere termijn is precies wat voor ‘zware prijs’ de senaatsvoorzitter zal moeten betalen. Als dat meevalt, dan geeft dit als signaal aan andere Europese politici dat het bezoeken van Taiwan helemaal niet zo eng is. We zien in de veroordeling van het dreigement ook dat er een risico is op een terugslag als Peking te hard reageert. Maar China heeft er alle belang bij om de afschrikkende werking van zijn dreigementen op dit vlak in stand te houden Zoals Edward Lucas opmerkte, kan Peking vrij weinig meer doen als niet één maar alle landen mensen naar Taiwan sturen. Dan staat de Partij eens voor een voldongen feit.

    Er zit al verandering in, vooral door initiatieven van de Verenigde Staten. Recent bracht de Amerikaanse minister van gezondheid Alex Azar een bezoek aan Taiwan. Deze week publiceerde de VS enkele voormalig geheime documenten waarin beloftes aan Tapei betreffende defensie en soevereiniteit stonden. Onderminister David R. Stilwell gaf bovendien een toesprak waarin hij de voorheen bewust vaag gehouden beloftes nog maar eens expliciet herhaalde. Washington voelt steeds minder de behoefte om halfslachtig te doen.

    Ook in Nederland zie je dat men minder krampachtig wordt. In oktober 2019 ging een delegatie onder leiding van Henk Krol naar Taiwan. Interessanter dan de aanwezigheid van de inmiddels al oud-leider van 50Plus was de deelname van voormalig buitenlandwoordvoerder voor de VVD, Han ten Broeke. Van de Tweede Kamer-leden houden verder Martijn van Helvert (CDA), Roelof Bisschop (SGP), en Sjoerd Sjoerdsma (D66) zich met Taiwan bezig. De naamswijziging van de Nederlandse vertegenwoordiging in Taiwan van ‘Netherlands Trade and Investment Office’ tot ‘Netherlands Office Taipei’ leidde weliswaar tot een démarche van de Chinese ambassade en wat geklaag in de nationalistische Global Times, maar daar bleef het bij. China kan het zich niet veroorloven om Europe te veel van zich te vervreemden nu de spanning oploopt in vrijwel al zijn bilaterale relaties.

    Ik verwacht niet dat Nederland pionier zal zijn in risicovolle ondernemingen; er staat daarvoor te veel op het economische spel in China. Echter, er zijn ook belangen in Taiwan. Als op termijn de norm eenmaal verschoven is, dan zal Den Haag niet achter willen blijven.

  • Before Europe Can Come Back, Does It Need A ‘Kniefall’?

    For large numbers of peoples in the world, the decline of Europe meant their liberation. On his recent state visit in China, President Macron confidently stated ‘France is back. Europe is back.’ It is good for the European Union to stake out its own place in the world and develop an independent foreign policy. However, when we Europeans build this future, we have to grapple with the fact that, for many in the world, ‘imperial’ Europe does not refer to imagined ‘EUSSR’ horror scenarios the eurosceptics love to conjure up—but to imperial Europe, coloniser of much of the world.

    The process of decolonisation is only a recent one, more recent than the horrors of the Second World War. Many African and Asian colonies only got their independence in the 1960s and 1970s. In East Asia, the Sultanate of Brunei became fully sovereign in 1984. Hong Kong lost its Crown Colony status as short ago as 1997. Liberation from European overlordship was often paid for dearly, with incredibly costly wars, both in terms of people killed and physical destruction. The Indonesian Revolution (1945–9), the Algerian War (1954–62), and the Portuguese Colonial War (1961–74) are only a selection. These bloody struggles were merely the closing episode to centuries of oppression, exploitation, and genocide. Europe—unlike settler colonies such as the United States—benefited from the physical remoteness of the violence in that it can keep it separate from its societies, but that ‘colourblindness’ has also desensitised it to the fact that for the formerly colonised the brutalities are all too salient still.

    Before its neighbours would allow Germany to play a leading role again in Europe after the atrocities of the Second World War, the country had to follow a long path of atonement. Without the movement in the 1950s and 1960s that forced the Federal Republic to deal honestly with its past, Germany today would not only have been an entirely different country, but its eventual reunification would have been in question. The most powerful symbol of this atonement was the 1970 genuflection by Chancellor Willy Brandt (the Warschauer Kniefall) before the monument to the Warsaw Ghetto Uprising. It mattered tremendously that the leader of West-Germany fell to his knees in the face of millions of death, not just because it symbolised accepting collective guilt, but maybe even more so the fact that it demonstrated a common European understanding of these past deeds as monstrous crimes.

    The Holocaust and other nazi aggressions are unequivocally accepted as extreme crimes against humanity, by Germany and by its former victims. This fact reassures those countries, because this shared judgment means that a reformed Germany can be engaged without fearing that it will do the same again. (On a side note, this fact is also why the current Polish meddling with the common narrative is so potentially dangerous.) There does not exist, however, such a common agreement between Europe and its former victims on its past crimes.

    During the campaign for the 2017 French presidential elections that ended with him in the Palais de l’Élysée, Emmanuel Macron was ferociously attacked by the centre-right contender after Macron had admitted France that had committed crimes against humanity in Algeria. Opponent François Fillon claimed that France should not be blamed for ‘partager sa culture’, sharing its culture. UK Foreign Secretary Boris Johnson saw no issue with reciting imperial poet Rudyard Kipling while on an official tour of a Buddhist temple in Myanmar, and has in the past suggested the recolonisation of Africa. There is no universal agreement in Europe about the fact that in scale of destruction and intensity of violence colonialism in a certain view went far beyond what the Holocaust has done to Europe. There is certainly not a shared narrative with its former victims.

    In a speech on the Dutch history in what since 1945 is Indonesia, the Dutch Prime Minister stressed the need for a common history before one can move forward. A similar motive underlies flagging attempts to write an ‘East Asian’ history textbook with Chinese, Japanese, and South Korea involvement. However, passively waiting for such agreement to spontaneously arise will not do. The Warschauer Kniefall is an example of how grand gestures can contribute to a closer understanding. Perhaps former European colonisers should start considering symbolic ways to move towards recognition of the perspective of the colonised. Until then, these countries should not be surprised if the West’s Rest is not jumping for joy at the thought of a European revival.

    Europe can proudly proclaim to be back on the world stage, but currently it would do so unaware that to others this would sooner bring back nightmares than cause jubilation.