Blog

  • China’s minister van buitenlandse zaken is niet zo belangrijk

    Het is niet dat de Chinese minister van buitenlandse zaken Wáng Yì (王毅) er niet toe doet. Maar hij is een stuk minder belangrijk dan je op basis van zijn titel zou vermoeden. Het Chinese ‘MFA’ is slechts een uitvoerend orgaan met relatief weinig status. De ‘hoogste diplomaat’ van China is niet Wang maar een partijkader, Yáng Jiéchí (杨洁篪). Ik leg uit hoe het zit.

    China is een partijstaat. De gecompliceerde structuur van de ambtelijke staat is daar slechts één onderdeel van. Van grotere invloed is dat hierachter altijd de Partij zit. Die regeert. Als je begrijpt hoe weinig invloed minister Wang werkelijk heeft op het Chinese buitenlandbeleid, dan begrijp je ook een stuk beter hoe het Chinese politieke systeem werkt.

    De Staat

    Het hoogste orgaan van de Chinese regering is de Staatsraad (State Council, 国务院 guówùyuàn). Formeel is minister-president Lǐ Kèqiáng (李克强) het hoofd van de centrale volksregering en is staatshoofd Xí Jìnpíng (习近平) slechts een voornamelijk ceremoniële president. Het Chinese ‘kabinet’ is het Staand Comité van de Staatsraad. Dat wordt gevormd door de Premier, Vicepremiers, en Staatsraadsleden (State Councillor). Staatsraadsleden zijn soms ook gelijktijdig minister, maar niet alle ministers zijn ook Staatsraadslid.

    Wang Yi is vanaf de jaarlijkse parlementszitting (Twee Sessies, 两会 liǎnghuì) van maart 2013 de minister van buitenlandse zaken. Pas vanaf maart 2018 zit hij in het kabinet als het Staatsraadslid verantwoordelijk voor buitenlandse zaken. Daarvoor was Yang Jiechi dat nog.

    Het ministerie moet ook veel concurrenten naast zich dulden op haar beleidsterrein, waaronder van het ministerie van nationale verdediging, het ministerie van handel, en het voormalige centrale plancomité NDRC. Het is slechts de bekendste van de uitvoerders van het buitenlandbeleid.

    De Partij

    De staat is echter slechts één van de hulpmiddelen waarmee de echte macht in China het land bestuurt, naast het leger. De Communistische Partij van China (CPC) maakt gebruik van beide om China aan te sturen. Alle Chinese ministeries, instellingen, organisaties, en (staats)bedrijven hebben parallel partijcomités voor elke afdeling met een aan de top een partijsecretaris die in het protocol boven de civiele baas gaat.

    Minister Wang Yi is niet eens de partijsecretaris van zijn eigen ministerie. Dat is Qí Yù (齐玉), voormalige onderbaas van de almachtige organisatieafdeling van de CPC. Maar belangrijker is dat zijn ministerie niet het hoogste orgaan voor buitenlandse zaken in de partijstaat is.

    Boven de Staatsraad staat het Politburo van het Centraal Comité van de CPC. Dát is de echte regering van China. De Algemeen Secretaris, Xi Jinping, is de werkelijke baas van het land, niet op basis van zijn civiele staatstitel, maar op basis van zijn partijfunctie. Onder het Centraal Comité bestaan voor verschillende beleidsterreinen allerlei commissies en ‘leading small groups’ die de ministeries en andere uitvoerende organen aansturen.

    De beleidsrol die in Europa een ministerie van buitenlandse zaken heeft, wordt in China uitgevoerd door de Centrale Commissie voor Buitenlandse-Zakenwerk (CFAC, 中央外事工作委员会 zhōngyāng wàishì gōngzuò wěiyuánhuì). De voorzitter daarvan is natuurlijk Xi Jinping. De Directeur van het Kantoor van de CFAC – de dagelijkse baas – is de echte hoogste diplomaat. Dat is Yang Jiechi.

    Yang was zelf de minister van 2007 tot 2013. In 2013 werd hij gepromoveerd tot Directeur van het Kantoor van de CFAC en tot Staatsraadslid voor buitenlandse zaken. Het is handig om een civiele titel te hebben voor bezoeken aan niet-communistische staten. Wang Yi werd minister. Tijdens het Partijcongres van oktober 2017 werd Yang verheven tot het Politburo en in maart 2018 kon hij zijn resterende staatstitel doorgeven aan Wang zonder aan macht in te boeten.

    Het CFAC is het belangrijkste orgaan voor buitenlandse aangelegenheden. Het ministerie van buitenlandse zaken is slechts één van de civiele uitvoeringsorganisaties, handig voor situaties waarin andere landen ‘diplomaten’ verwachten. Maar zelfs het CFAC heeft nog concurrentie van gelijkrangige organen binnen de Partij: het International Liaison Department (对外联络部 duìwàiliánluòbù), gericht op buitenlandse politieke partijen, en het Centraal Militaircomité, het orgaan dat het Volksbevrijdingsleger controleert en gelijke rang heeft als de Staatsraad.

    Dit is lastig voor niet-communistische landen of landen die geen grootmacht zijn. Leninistische partijstaten zoals Vietnam en Noord-Korea kunnen partijsecretarissen meesturen om hun Chinese tegenhangers – die de werkelijke macht hebben – te spreken. Amerika krijgt Yang Jiechi ook nog te zien. Maar voor het kleine Nederland is de tegenhanger van demissionair minister Stef Blok formeel gewoon Wang Yi, en zelfs die is vanuit Chinees perspectief eigenlijk al te belangrijk.

    Wang Yi en zijn diplomaten zijn vooral boodschapper als het om de belangrijke zaken van het Chinese buitenlandbeleid gaat. Onder Xi Jinping herwaardering van het belang van de Partij boet het ministerie alleen maar meer in op haar prestige. Als je wilt horen wat er werkelijk speelt, richt je dan op de partijkaders.

  • Chinees revisionisme in drie termen die je moet weten: de historische trend als natuurlijke ontwikkeling

    De chaos van 2020 heeft niet alleen in Europa het debat over de toekomst van de internationale gemeenschap meer urgentie gegeven. In Peking klinkt steeds luider dat we ons in een epochale omwenteling bevinden. De discussie of China een ‘vijand’ is of slechts probeert de wereld veilig te maken voor haar eigen systeem is interessant, maar om de Chinese uitdaging te begrijpen moet je eerst kijken naar hoe Peking de wereld ziet.

    In dit stuk leg ik drie termen uit om door de schone schijn heen te prikken en de aard van het revisionisme van de Volksrepubliek China (PRC) te begrijpen.

    De erfenis van het maoïsme werkt nog altijd door in de mechanistische manier waarop partijkaders en ambtenaren naar de wereld leren te kijken, in de laatste iteratie door middel van het Gedachtegoed van Xi Jinping voor het Nieuwe Tijdperk over het Socialisme met Chinese Karakteristieken (习近平新时代中国特色社会主义思想 Xí Jìnpíng xīn shídài zhōngguó tèsè shèhuì zhǔyì sīxiǎng, kort: Gedachtegoed van Xi).

    De Chinese Droom van de Grootse Herrijzenis van het Chinese Volk (中华民族伟大复兴的中国梦 zhōnghuá mínzú wěidà fùxīng de zhōngguó mèng, kort: Chinese Droom) duidt op de wens van het terugkrijgen van de natuurlijk dominante plek in de wereld die het moreel goede China volgens een geïdealiseerde blik op de geschiedenis toebehoort.

    De krachten van de geschiedenis zijn tenslotte nu in beweging om dat moment dichterbij te brengen in de Epochale Omwenteling (百年未有之大变局 bǎinián wèi yǒu zhī dà biànjú). Dit is de periode waarin alles gaat schuiven.

    Wat deze drie termen samenbindt is een mengeling van het historisch determinisme van het marxisme en de erfenis van de dynastieke cyclus: de loop van de geschiedenis (历史潮流 lìshǐ cháoliú, ‘geschiedenistij’).

    Volgens de inzichten van de Communistische Partij van China (CPC) is de Chinese Droom in lijn met de ‘objectieve’ krachten in de wereldgeschiedenis én de erfenis van de superieure Chinese beschaving. Aanpassingen van het internationale systeem zijn dan ook geen ‘revisionisme’, maar slechts onderdeel van de natuurlijke loop van de geschiedenis. Dat de rest van de wereld zich aanpast aan het Chinese model is dus al gepredetermineerd.

    Er is inderdaad geen National Endowment for Socialism with Chinese Characteristics of een Chinese Internationale om de wereld een ideologisch kamp in te lokken. Maar dat de millenarische strijd van de 20e eeuw niet terug komt, betekent niet dat er geen model wordt geëxporteerd.

    De belangrijkste troef van de Chinese kant in de ideologische wedloop is stellen dat er helemaal geen wedloop is. Het Chinese model is geen bedreiging, maar de evolutie van het failliete Amerikaanse model. We moeten slechts de geschiedenis haar Chinese beloop laten. Dammen opwerken, dát is pas revisionisme.

    Maoïsme nog altijd van belang

    Het is een mooi theologisch vraagstuk hoe communistisch of socialistisch China nog is. Maar ondertussen moeten alle Chinese partijkaders en ambtenaren nog altijd verplicht naar scholing en herscholing om de laatste theoretische ontwikkelingen van het marxisme-leninisme-maoïsme en het Gedachtegoed van Xi Jinping voor het Nieuwe Tijdperk over het Socialisme met Chinese Karakteristieken te leren.

    Partijscholen

    Onder Xi Jinping is het belang van de partijideologie alleen maar weer toegenomen. Tegenwoordig kan dat ook buiten de partijscholen om, per smartphoneapp. Om te begrijpen wat Chinese bestuurders zeggen, moet je dat serieus nemen, alleen al om hun vocabulaire te verstaan.

    Rogier Creemers heeft een punt dat Xi ideologie gebruikt voor zijn machtsstrijd. Maar als Chinese partijleiders continu herhalen dat de Volksrepubliek nog steeds socialistisch is, dan kunnen we dat niet blijven afdoen als lege woorden voor de bühne.

    Maoïstische bubbel

    Deze claims komen namelijk uit een politiek systeem waarin partijkranten, toespraken, beleidsnotities, en geschiedschrijving nog steeds deze partijideologie moeten volgen. De top leeft apart met zelfs nog een eigen voedselvoorziening. Deze fysieke isolatie in een maoïstisch milieu wordt versterkt door mentale isolatie.

    Het interne verhaal is een stuk ideologischer dan wat buitenstaanders te horen krijgen. De partijchef in een Chinees equivalent van Moddergat zal misschien minder overtuigd zijn, maar je kunt dat niet zonder meer zeggen van mensen die na jaren van ideologische vorming en selectie zijn komen bovendrijven aan de top.

    Communistisch nationalisme

    Een deel van de elite bestaat uit de zogenaamde ‘Rode Adel’ – afstammelingen van de eerste revolutionairen die geloven dat regeren hun geboorterecht is. Het is dankzij hún heilige Partij dat China als de Volksrepubliek nu weer sterk is. China is daarnaast in de ban van een mythische kijk op de eigen geschiedenis, een simplistisch verhaal van zogenaamd 5000 jaar ononderbroken vreedzame beschaving.

    De huidige leiders wijzen naar deze keizerlijke glorie, de communistische overwinning in de Chinese Burgeroorlog, de economische boom post-1978, en de crises van 2008 en 2020 als bewijs dat de ‘wetenschap’ van het Socialisme met Chinese Karakteristieken werkt. Het ‘falen’ van het Westen helpt de superieuriteit van het Chinese systeem nog eens te benadrukken.

    Assertiviteit gaat verder terug dan Xi. Op de universiteit van het Chinese ministerie van buitenlandse zaken word al lang zwart-witdenken gedoceerd. Maar met het huidige zelfvertrouwen hoor je steeds vaker openlijk de claim dat het Oosten opkomt terwijl het Westen neer gaat (东升西降 dōng shēng, xī jiàng). Volgens Xi Jinping en andere leiders is Amerika de grootste bedreiging bij deze natuurlijke ontwikkeling.

    Natuurlijk recht om te heersen

    Na een onfortuinlijke interruptie van twee eeuwen moet bij het honderdjarig bestaan van de Volksrepubliek in 2049 het eens dominante China weer ‘herrezen’ zijn: dan moet de Chinese Droom van de Grootste Herrijzenis van het Chinese Volk bereikt zijn. Chinese trots op wat er bereikt is mengt zich met het gevoel recht te hebben op respect en deferentie, en ongeduld over de voorlopige onvolledigheid van de Herrijzenis.

    Sinologe en voormalig beleidsadviseur op het Franse ministerie van defensie Nadège Rolland ziet een sterk verlangen naar wat ze een ‘gedeeltelijke hegemonie’ noemt: een Chinese invloedszone waarin Westerse invloed is uitgebannen en er grote mate van onderdanigheid naar China is. In deze visie zijn de Verenigde Staten uit Oost-Azië verdwenen, is Taiwan geannexeerd en houden Japan en de beide Korea’s zich koest.


    Net zoals het rapport van Rolland toont ook het boek van William Callahan over ‘pessoptimistisch’ China de spanning tussen het sterke geloof in het recht op grootmachtstatus voor de eigen superieure beschaving aan de ene kant, en aan de andere kant een enorm gevoel van vernedering en gekrenktheid in een gemene wereld die het op China voorzien heeft. Het Westen en Japan hebben het onschuldige China tijdens de ‘Eeuw van Nationale Vernedering’ (百年国耻 bǎinián guóchǐ) eronder gekregen, maar nu komt het land weer terug dankzij de Partij.

    Loop van de geschiedenis

    Deze legering van nationalisme en maoïsme speelt ook een rol bij de verwerping van de claim dat China een ‘revisionistische’ grootmacht zal zijn. Chinese academici beargumenteren graag dat Peking uit de cyclus van geweld en anarchie kan breken, omdat China moreel is en haar beschaving intrinsiek goed.

    Rolland haalt niet zonder reden de wijlen Belgisch-Australische pekingoloog Pierre Ryckmans aan over het belang om tijd en moeite te steken in het begrijpen van de vaak haast onleesbare ideologische teksten. Woorden als ‘revisionisme’ (修正主义 xiūzhèng zhǔyì) en ‘hegemonie’ (霸权主义 bàquán zhǔyì) hebben in de Chinese traditie een negatieve morele lading; dat zijn dingen voor de Sovjetunie en de Verenigde Staten. De goede confucianistiche heerser volgt het Pad van de Koning (王道 wángdào), niet het Pad van de Tiran (霸道 bàdào).

    China is een natuurlijke grootmacht, niet alleen volgens zijn nationalisme, maar ook volgens het maoïsme. Een belangrijk onderdeel van het orthodoxe marxisme is het historisch materialisme, waarbij de objectieve krachten de geschiedenis bepalen. Ook het marxisme-leninisme-maoïsme claimt wetenschap te zijn. Als je deze ‘objectieve krachten’ – materiële factoren – goed begrijpt, kun je de gedetermineerde loop van de geschiedenis hieruit afleiden. Dit is de ‘historische trend’ of de loop van de geschiedenis.

    China’s Herrijzenis is volgens de laatste wetenschappelijke innovaties van het Socialisme met Chinese Karakteristieken al voorbepaald. In deze context is revisionisme het tegenwerken van de natuurlijk loop van de geschiedenis. Als Chinese persberichten of toespraken het hebben over de ‘onvermijdelijke loop van de geschiedenis’, dan doelen ze hierop. De economische basis van China en Pekings traditionele dominante positie betekenen dat de opkomst van de Volksrepubliek onvermijdelijk is.

    Epochale omwenteling

    Een terugkerend thema is dat China en de wereld zich momenteel op een cruciaal kantelpunt bevinden, een moment waarop de onderliggende objectieve krachten de geopolitieke situatie herschikken. Dit is de Epochale Omwenteling.

    Een belangrijk artikel in het Volksdagblad hierover, ter gelegenheid van het zeventigjarig bestaan van de Volksrepubliek in 2019, schreef dat China niet alleen vrede en stabiliteit biedt in deze woelige periode, maar ook ten voorbeeld dient voor landen die hun ‘eigen’ (lees: niet-Westerse) weg willen volgen.

    Deze verschuiving vereist natuurlijk wel enige ‘verbetering’ van het internationaal systeem. Bij Davos Agenda in januari 2021 riep Xi Jinping dan ook op om bij de tijd (lees: loop van de geschiedenis) te blijven. Officieel commentaar sprak zich uit tegen ‘pseudo-multilateralisme’.

    Het Chinese antwoord is het idee van de ‘gemeenschap van een gedeeld lot voor de mensheid’ (⼈类命运共同体 rénlèi mìngyùn gòngtóngtǐ, officieel Engels: ‘a global community of shared future’). Een ‘witboek’ over China in het Nieuwe Tijdperk (van Xi Jinping) stelt dat multilateralisme de historische trend is (lees: tegen het unilateralisme van de huidige Amerikaanse ‘hegemonie’).

    Langdurig Oorlog

    Om deze gevaarlijke kantelperiode door te komen moet China vaste koers houden. Tijdens de toegenomen druk op China onder Trump kwam er hernieuwd aandacht voor het stuk ‘Over Langdurige Oorlog’ van Mao Zedong (21), opnieuw uitgegeven met commentaar in 2018.

    Tien maanden na het uitbreken van de oorlog met Japan legt Mao uit waarom mensen die denken dat China snel zal winnen én mensen die denken dat China niet kan winnen beide ongelijk hebben. Vanwege de Chinese zwakte, de juistheid van de zaak, de materiële macht van het grote land, en internationale steun, zal de oorlog lang duren, maar zal China uiteindelijk winnen.

    De CPC stelt dat ook in de huidig strijd de ‘loop van de geschiedenis’ aan haar kant staat. Het is dus nodig om ‘Amerikaanse’ pogingen haar in korte tijd op de knieën te krijgen uit te rekken tot een langdurige strijd. Hoe langer China rekt, hoe beter. In de loop van de jaren zal de Chinese macht alleen maar toenemen.

    Onderhoud van het internationale systeem vereist veranderingen

    De uitspraken van het Chinese leiderschap laten zien dat het probleem volgens Peking zelf het onderhoud van het internationale systeem is. Aanpassingen zijn nodig opdat het ‘eerlijk’ wordt voor de Volksrepubliek (en eventueel andere ontwikkelingslanden).

    Dit is hoe het de ogenschijnlijke paradox oplost van het vragen om ingrijpende veranderingen terwijl men claimt geen revisionist te zijn. Het geleidelijk vernieuwen van het internationale systeem is namelijk in lijn met de ‘onvermijdelijke’ loop van de geschiedenis.

    Volgens deze kijk is ‘status quo’ geen snapshot. Status quo is de natuurlijke richting van de wereldgeschiedenis bepaald door het samenspel van de objectieve krachten: de loop van de geschiedenis. Dit tegenwerken, dát is pas revisionisme.

    Onvermijdelijkheid als wapen

    De onvermijdelijkheid hiervan is een hulpmiddel om andere landen te overtuigen dat pogingen om China te stoppen tegen hun ‘objectieve’ belangen in gaat. Dat zit bijvoorbeeld achter claims dat oproepen van europarlementariërs om weg te lopen van de inhoudelijk tegenvallende investeringsovereenkomst Europa loze dreigementen zijn.

    China probeert minder afhankelijk van de VS te worden en tegelijkertijd de rest van de wereld meer afhankelijkheid van China te maken. Het chaotische Belt and Road-initiatief is geen geheim plan voor werelddominantie. Maar het helpt met de Chinese economische aantrekkingskracht de ‘onvermijdelijkheid’ tot realiteit te maken.

    Onvermijdelijkheid kan er ook heel praktisch uitzien. De Zuid-Chinese Zee is niet alleen een voorbeeld van gebroken beloftes, maar ook van de manier waarop Peking hoopt dat andere landen simpelweg opgeven gezien de Chinese overmacht.

    China mag misschien niet zo’n actieve missionaris zijn als de VS, maar het probeert wel degelijk zijn ‘wijsheid’ te delen met de wereld. Steeds luider verkondigen Chinese beleidsmakers zoals Yáng Jiéchí (杨洁篪) de bijdragen van het Chinese systeem aan de wereld.

    Het Chinese charmeoffensief richt zich vooral op landen buiten het Westen. Hiervoor biedt de Partij actief briefings aan, en het probeert buitenlandse leiders te overtuigen van het Chinese systeem. De boodschap is simpel: het Chinese systeem zal zegevieren, je kunt niet meer om China heen.

    Conclusie: ideologische strijd is al aan de gang

    Veel stukken wijzen al terecht op de invloed van het Chinese etno-nationalisme. Wat Peking betreft is het herstel van China’s dominantie slechts het ongedaan maken van een historische onrechtvaardigheid en het herstel van de dominantie positie die het als moreel superieur land toekomt. Maar om te begrijpen hoe de CPC dit ziet, kunnen we de erfenis van het maoïsme niet negeren.

    Weiss Chen heeft gelijk dat we niet het absolute alles-of-niet van de Tweede Wereldoorlog en de Koude Oorlog hoeven te verwachten. Maar het geloof in de eigen superioriteit en de onvermijdelijkheid van de toekomstige eigen dominantie zijn wel slecht nieuws voor het op regels gebaseerde internationale systeem.

    De genocide op de Oeigoeren, de onderdrukking van Hong Kong, de mishandelde Vietnamese en Filipijnse vissers, en de niet-aflatende stroom van gevangen mensenrechtenverdedigers laten zien hoe afschuwelijk de consequenties zijn voor groepen die in de weg staan. De Nederlandse veiligheidsdienst is niet de enige die cyberoffensieven ziet.

    Deze arrogante houding roept weerstand op en maakt het moeilijk voor de Chinese leiders om te begrijpen hoe de rest van de wereld China werkelijk ziet. Peking zal zich dus vaker in de voet schieten. Er valt inderdaad wat te zeggen om de Partij haar eigen gat te laten graven.

    Maar de stemresultaten in de VN-mensenrechtenraad laten zien dat de ideologische strijd niet zonder succes is. Het Westen is een numerieke minderheid. Pogingen om internationaal recht te herinterpreteren gaan door. De groeiende Chinese macht in de Indo-Pacific valt ook niet meer te ontkennen. Als Peking de regio militair en economisch domineert, dan doet het er niet meer toe of de buren het leuk vinden of niet.

    Peking is nu al zo agressief terwijl het nog gelooft dat het tij van de geschiedenis aan haar kant staat. Maar eens zal de relatieve groei stoppen. Dan zal de Partij gebruik willen maken van de voorsprong die het heeft om haar uitstaande strategische doelen zoveel mogelijk te bereiken. Wanneer de partijkaders beginnen te geloven dat het verstrijken van de tijd niet langer met China is, dan moeten we echt ons hart vasthouden.

  • Distinction between security threat and reprehensible politics essential in Chinese influence debate

    The foreign ‘influence’ activities of the Chinese party-state draw increasing attention in the Europe. From controversies about the FBI’s ‘China Initiative’ in the United States to Australian laws against foreign interference, we can see from other countries that this is an emotional debate with far-reaching personal consequences for those affected by or involved in it. But the problem it touches upon is very real. To deal with it in the right way, we have to take extreme care with defining what we talk about.

    Too much of the Chinese influence debate is framed in terms of national security. ‘Influence’ or ‘interference’ are nebulous terms. Much like words such as ‘terrorist’ or ‘freedom fighter’, their definitions often depend on the perspective of the observer. There is an inherent political element. Therefore, I argue that we have to clearly separate between national security threats emanating from China and the political challenge it represents. Given the nature of the Chinese government and its ethno-nationalism that politics may often be reprehensible. But people who support it need to face a political response to their bad politics, not legal threats.

    Neglected threat

    The People’s Republic of China is a threat that many European leaders have neglected for too long. We do indeed have to worry about the activities of the Chinese Communist Party (CCP) in Europe and prepare for more. This ranges from espionage and infiltration to attempts to intimidate European citizens to which Beijing lays claims of loyalty. There is no reason to expect Beijing will comply with international law if it goes against its perceived interests.

    The Party sees confirmation of its own superiority in China’s successes during the 2008 financial crisis and the pandemic of 2020, in the face of what it classifies as ‘Western’ failure. At the same time they are acutely aware of the risks stemming from the internal power struggles and decentralised practice of the supposedly unitary Chinese party-state. The official nationalist myth of the Century of National Humiliaton tells patriotic Chinese that the Western powers and Japan continuously seek to diminish China, whereas the legacy of the Self-Strengthening Movement preaches learning from Western and Japanese techniques. These various contradictions lead to a manic schizophrenia that William Callahan calls ‘pessoptimism’.

    A strong ethno-nationalism in a country that has never reckoned with its own imperialist past does not only feed internal oppression, but also demands of loyalty from certain foreign citizens and expectations of regional dominance as a natural right. The way in which Beijing is currently trying to get Australia to its knees shows China does not fear interfering directly in domestic politics to get its way. Europe needs to strengthen both its legal and its political defences against what will likely be the 21st century’s premier expansionist and aggressive power. This course correction, however, is going to be painful.

    Painful turn-around follows perspective correction

    When discussing ways to counter Chinese interference, we need to realise that this will inflict a personal cost on those who promoted engagement. Europeans who over the years have worked to encourage relations with China show resistance. Chinese who previously were treated as dialogue partners are disillusioned. The rules of engagement are changing. It is a nasty surprise for someone who was once invited to ‘explain’ the Chinese system to now be portrayed as a propagandist for oppression. Scientists who made possible European cooperation with Chinese institutes are shocked to discover some now regard them with suspicion.

    This discomfort is understandable. You cannot expect these people to like the transition. However, that is no reason to banish the unpleasant reality of contemporary China from happy receptions and enthusiastic board rooms.

    Changing our perspective to that of the countless victims of China’s aggressive ethno-nationalism, we actually get an entirely different shock. Then you notice the desperate Hong Kong student beaten senseless by the police; a Taiwanese with thousands of Chinese rockets aimed at his roof; a traumatised Uighur who lost her father as her people face genocide; ruined Vietnamese fishers whose boats are sunk by the Chinese coastguard; the Tibetans and ethnic Mongolians whose culture is being erased; and the Chinese student sentenced to six months for a tweet mocking President Xi Jinping. Then you recoil in disgust that we still toast so merrily with the proponents of this horror.

    Security threats and political acts

    The security threats from China are real. Europe should pay more attention to espionage and state-sponsored intellectual property theft. Beijing spreads disinformation. Critics in Europe are threatened by Chinese agents, sometimes with serious consequences for them or their families still in China. Beijing’s embassies in employ staff to control ethnic Chinese. United Front organisations work with Chinese community organisations and student groups to stifle alternative voices and surveil citizens abroad. These are threats to national and personal security that should be countered by governments with legal remedies.

    Some cooperation projects also actively help make the situation in China worse. The involvement of Chinese tech companies such as Huawei and SenseTime in expunging Uighur identity is well documented. Projects such as the cooperation of the universities in Amsterdam with Huawei to improve its ‘smart city’ technologies will actively harm people. There should be professional consequences for the managers and academics who work on this. Human rights legislation and university guidelines should intervene here.

    However, we must also acknowledge that a large part of the problem is a political issue. What United Front-linked organisations and pro-China individuals do is often merely normal assistance to compatriots abroad, or expressions of political support to their country of origin, or the kind of networking necessary to do business in the party-state. These are matters that fall under the freedoms of expression and assembly.

    Much of what happens in that ecosystem is not ‘dangerous’ for Europe itself. A hypothetical professor who interacts with such United Front organisations is not necessarily a danger to the intellectual property of their university. A businessperson who sponsors a booklet on the advantages of the Chinese system is not a ‘spy’. In Australia, New Zealand, and the United States the labeling of such political activities as ‘Chinese interference’ has led to certain people taking the real dangers less seriously.

    Beijing already has the habit of dismissing any criticism of its foreign interference as discrimination. Apart from furthering the actual racism that does play a role in some accusations, declaring certain individuals are ‘Chinese agents’ because of their political activities gives ammunition to this kind of bad faith defence in cases where it does not apply. It also reduces our understanding of what is really happens and thus handicaps our ability to respond to it.

    Answer moral failure with moral condemnation

    Because, the aforementioned hypothetical academic and businessperson do deserve moral condemnation for their political support to the awful regime in Beijing. We need to understand that China is not just a national security threat but also a political threat. Chinese ethno-nationalism, belief in its own superiority, and expansionism make the PRC one of the biggest threats the world—including the people in China—faces this century. To protect ourselves we need to take measures. But those depend on the right diagnosis. The challenge from China is political, too.

    Not all politics we do not understand is immediately evil. It is understandable that members of the Chinese communities in Europe still have an emotional band with the country from which they or their families come. We see the same with Turkish and Moroccan communities. Space should remain for this. Moreover, some political views more prevalent in such communities than in the European mainstream are perhaps uncomfortable. This does not mean they are worse than, say, the quixotic beliefs of Dutch orthodox calvinists.

    Some views, however, are in fact reprehensible politics. Active support for the current Chinese regime should be condemned. We need to ask whether dialogue and exchange with the current People’s Republic is not just of limited use, but also damaging. Treating support for the horrors in China as just another viewpoint only gives more credence to the inhumanity of its politics. However, the response to reprehensible politics should be political as well.

    As there appears nothing left in China to stop the erasure of Uighur identity in its homeland, Beijing’s victims increasingly depend on outside pressure to make any stand at all. This should be a political movement as opposed to a set of legal measures. Inspiration can be found in the Anti-Apartheid movement or the Boycott, Divestment and Sanctions (BDS) movement.

    Gatherings of groups praising China’s system are perfectly legal. However, they do deserve to be picketted by protestors. Chinese businesspeople who want to praise genocide deserve a citizens’ boycott. Ties to PLA universities such as those of the much-discussed University of Auckland professor Gao Wei have been misinterpreted and are often symbolic. But that does not mean such academics should avoid student protests or banners on campus denouncing their symbolic complicity and the administration’s appeasement.

    Portraying everything as a national security threat is damaging and ineffective. The battle is political. It has to be fought. We cannot legislate it away.

    This piece is based on an earlier Dutch post I wrote on the same topic.

  • Betekenis Amerikaanse afschaffing van beperkingen contact met Taiwan

    Tijdens de chaotische en schokkende laatste dagen van de regering Trump lanceert een van de grootste cheerleaders van het trumpisme een nieuwe uitdaging voor China. Minister van buitenlandse zaken Michael Pompeo kondigde het einde van de zelfopgelegde beperkingen voor de contacten tussen de Verenigde Staten en Taiwan aan. Hoewel het ‘China boos’-frame te vaak gebruikt wordt bij nieuws over Taiwan, is het hier wel degelijk van toepassing. Het zou door Peking als een serieuze uitdaging beschouwd kunnen worden. Ook is het volgens mij bewust bedoelt door Pompeo als stok om China mee te slaan, net als zijn aankondiging na de arrestaties in Hong Kong dat de Amerikaanse vertegenwoordiger bij de Verenigde Naties, Kelly Craft, van 13 t/m 15 januari een bezoek gaat brengen aan Taipei.

    Twitter-draadje met de relevantie nieuwsberichten en analyse’s.

    Toen de Verenigde Staten per 1979 de Volksrepubliek China als het ‘echte’ China erkenden, betekende dit het einde van de formele diplomatieke betrekkingen met Taiwan – formeel de Republiek China. Zowel Peking als Taipei staan beide op ‘Één China’, hoewel dat in het Taiwanese geval al jaren vooral voor de vorm is. Om China gerust te stellen, stelde Washington beperkingen in op de contacten tussen Amerikaanse en Taiwanese overheidsmedewerkers en het gebruik van nationale symbolen van de Republiek China. Deze regels zijn verschillende keren aangepast, voor het laatst in 2015 nadat de Chinese ambassade klaagde over een vlagceremonie bij de residentie van de Taiwanese vertegenwoordiger in Amerika. Dit zijn de regels die nu worden afgeschaft.

    Onderdeel van stapsgewijze verandering

    Of de praktische gevolgen groot zullen zijn, is nog maar te bezien. Er zullen misschien iets meer Taiwanese vlaggen en uniformen in de VS te zien zijn. Diplomaten zouden elkaar nu kunnen treffen in Amerikaanse overheidsgebouwen. Overheidsmedewerkers mogen straks hun diplomatieke paspoorten tonen bij de grenscontrole in Taipei. Amerikaanse ambtenaren zullen misschien wat minder huiverig zijn voor contact met hun Taiwanese tegenhangers. Maar in de praktijk waren de regels al versoepeld. Bovendien blijft het een uiterst gevoelig dossier.

    Contact tussen Amerikaanse en Taiwanese ambtenaren en militairen is al routine. Dat ze nu niet meer een conferentiezaaltje in een hotel af hoeven te huren scheelt vooral geld en huichelarij. Beroepsdiplomaten die geplaatst zijn bij de ‘onofficiële’ Amerikaanse vertegenwoordiging in Taiwan hoeven al een tijdje niet meer formeel ontslag te nemen bij het State Department.

    Bij Taiwan speelt er echter meer mee dan de juridische en reglementaire ruimte. Een eerdere wet die bezoeken van Amerikaanse marineschepen aan Taiwanese havens autoriseert is tot nog toe ook niet serieus gebruikt. Pompeo’s aankondiging is een nuttige stap in verdere normalisering van de relatie met Taiwan. Maar ik verwacht geen schokkende wijzigingen. Het is en blijft een gevoelig onderwerp. Hoewel Taiwan blij is met de wijzingen, heeft de regering daar ook geen belang bij een harde Chinese reactie.

    Chinese reactie

    Want zelfs al had Pompeo het niet zo duidelijk als uitdaging van China gepresenteerd, dan was Peking alsnog boos geworden. Het is nog wachten op de definitieve reactie. Xinhua klaagt al wel over de ‘laatste waanzin’ (最后疯狂 zuìhòu fēngkuáng) van ‘de slechtste Secretary of State in de geschiedenis’ in een artikel dat vooral Amerika waarschuwt. Het stuk op de website van de Taiwan Affairs Office van de Chinese regering citeert een eerdere uitspraak van de woordvoerder van het ministerie van buitenlandse zaken die de vertrekkende Trump-regering ervan beschuldigt nog zoveel mogelijk schade aan de bilaterale relatie te willen doen.

    In zulke gevallen claimt Peking ook altijd dat de desbetreffende Taiwan-vriendelijke maatregel een schending is van internationale normen en het Één-China-Principe. Dit is onjuist. De resolutie no. 2758 van de Algemene Vergadering van de VN stelde in 1971 slechts dat de zetel van China toekomt aan de Volksrepubliek China in plaats van de ‘vertegenwoordigers van Chiang Kai-shek’. Elk land dat formele betrekkingen heeft met de Volksrepubliek heeft een eigen Één-China-Beleid, de uitkomst van onderhandelingen tussen Pekings Één-China-Principe en de belangen van het land.

    In veel gevallen komt Taiwan niet expliciet voor in het Beleid van een land. De erkenning dat er één China is, kan prima zonder het doen van een uitspraak over de status van Taiwan. Natuurlijk is dit gevoelig voor Peking, dus in de praktijk zijn er alsnog beperkingen op wat men met Taipei kan doen. Echter, de Amerikaanse wijziging brengt de status van Taiwan dichter in de buurt van de empirische werkelijkheid: dat Taiwan een niet-erkend maar onafhankelijk land is. Door de poot stijf te houden op dit gebied draagt Washington bij aan het tegengaan van Pekings pogingen om sluipenderwijs ieders Één-China-Beleid nader te brengen tot haar eigen Één-China-Principe.

    Amerikaanse politiek

    Dan is er ook nog de vraag van de timing. Hij zou een invulling zijn van de Taiwan Assurance Act Sec. 7(1), met brede steun van Democraten en Republikeinen aangenomen. Een tweede persoon bevestigt de claim van David Stilwell in FT dat de VS al een jaar bezig was met een herziening. Maar deze wijziging door een compleet in diskrediet geraakte lakei van Trump heeft door de huidige politieke context in de VS toch een nare bijsmaak gekregen. Enkele commentatoren maken zich zorgen of er wel overleg is geweest binnen de Amerikaanse bureaucratie en met Taiwan. Vanwege de precaire situatie is het wel degelijk van belang dat er enige consideratie is van de Chinese gevoeligheden, hoe onsmakelijk dat ook moge zijn. Maar, zoals Chinakenner Bill Bishop opmerkte, het zou ook een gift aan Biden kunnen zijn. De wijziging is nu al gemaakt. Pompeo’s opvolger hoeft hem slechts niet terug te draaien om te kunnen profiteren van de nieuw geschapen beleidsruimte.

    Als dit op een tactvolle manier gaat en er duidelijke nieuwe regels komen om de boel in goede banen te leiden, dan zal deze wijziging goed nieuws blijken. Maar waar Taiwan echt belang aan heeft, is om door de Verenigde Staten (en door Europa!) op zijn eigen merites beoordeeld te worden. Als Amerikaanse steun voor Taiwan slechts dient als tactiek tegen China, dan biedt dat geen solide basis voor de veiligheid van het land. Taiwans verdediging kan niet afhangen van voortdurende vijandigheid jegens Peking in Washington. Ook is het belangrijk om de eigen nationale identiteit van Taiwan te erkennen. Als Pompeo de Koude-Oorlogterm ‘Free China’ van stal haalt, dan laat hij zien daar niks van te begrijpen.

    Voor de Chinese reactie op deze maatregel an sich maak ik me niet zo heel erg zorgen. Peking wil graag een reset met Biden. We zullen dit jaar sowieso meer geweld tegen Taiwan uit Peking zien. Chong Ja Ian merkt terecht op dat China al veel druk uitoefent en niet nog veel meer kan doen zonder escalatie te riskeren. De spanning bouwt zich al een tijdje op. De trend laat zien dat China haar suppressie van Taiwan toch al zou proberen verder te intensiveren. De reactie op het bezoek van Kelly Craft komende woensdag zal meer duidelijkheid bieden.

    Bovendien bestaat de Chinese Communistische Partij in 2021 honderd jaar. Dat vereist ook enkele symbolische winst op de lange weg naar de Chinese Droom van de Grootse Herrijzenis van het Chinese Volk, die per 2049 bereikt moet worden. Tot die Droom behoort ook de annexatie van (“hereniging met”) Taiwan. Temidden van de hybride oorlogsvoering die Taipei de komende jaren te wachten staat, is het dan niet verkeerd als de interactie met de VS ietsje makkelijker kan.

    Bijgewerkt: 2020/01/11

  • Lesje Hongkongs maoïsme: waarom Carrie Lam’s hypocrisie bij nader inzien een waarschuwing was

    Vanochtend kwam China’s staatsveiligheidswet voor Hong Kong zoals lang verwacht in actie. De aanleiding voor de grote politieactie? De oppositie wilde een meerderheid behalen in de wetgevende raad (LegCo). Voorverkiezingen moesten helpen bij de beperkingen van een districtenstelsel. Volgens de telling van Holmes Chan zijn er 53 politici en activisten uit het pro-democratiekamp gearresteerd. Peking gebruikt de luwte na de feestdagen en voor de machtsoverdracht in de Verenigde Staten om een grote stap te maken in het gelijkschakelen van Hong Kong. Samen met de ongeveer dertig mensen die al onder de wet waren gearresteerd zijn er nu al meer dan tachtig mensen die onder de door Peking opgelegde regels tot levenslang kunnen krijgen.

    Sommige mensen beschuldigen Chief Executive Carrie Lam nu van hypocrisie. Die zei in juni immers dat slechts een ‘extreem kleine minderheid’ zou worden vervolgd. Dat is wel zo, maar die kritiek mist het punt. Hong Kong praat inmiddels ook steeds meer de taal van Peking. De frase ‘extreem kleine minderheid’ (极少数 jí shǎoshù) is namelijk een vaste uitdrukking in het theoretische idioom van de Chinese Communistische Partij. Hij duidt op een specifieke doelgroep. De uitspraak was een waarschuwing.

    Het is een mooie theologische vraag hoe communistisch of socialistisch China nog is. Maar ondertussen moeten alle Chinese partijkaders en ambtenaren nog steeds verplicht naar scholing en herscholing om de laatste theoretische ontwikkelingen van het marxisme-leninisme-maoïsme en Xi Jinpings Gedachtegoed over het Socialisme met Chinese Karakteristieken te leren. Wat deze mensen hier zelf ook van mogen vinden, publicaties, rapporten, notities, toespraken, etc. moeten in dit vocabulaire opgesteld worden. Om te begrijpen wat Chinese bestuurders zeggen, moet je deze ideologie serieus nemen.

    We zijn dit nog niet zo gewend in Hong Kong. Maar elders is de uitdrukking ‘extreem kleine minderheid’ al vaste prik wanneer de Partij tegenstand ontmoet. Dit gaat net zo bij de kwestie Taiwan, hoewel de Taiwanezen al lang een eigen nationale identiteit hebben en de overweldigende meerderheid niet bij de Volksrepubliek wil horen. Alsnog geeft China de schuld aan de ‘extreem kleine minderheid’ Taiwanese ‘separatisten’ en de ‘buitenlandse krachten’ die hun zouden steunen. Deze groep gemeneriken draait ‘het merendeel van de Taiwanese medeburgers’ (广大台湾同胞 guǎngdà táiwān tóngbāo) een rad voor de ogen en leidt ze in verzoeking.

    Want de Partij vertegenwoordigt per definitie de wil van ‘het grootste merendeel van het Volk’ (最广大人民 zuì guǎngdà rénmín). Daartoe behoren volgens Peking ook de Taiwanezen. Alleen de Partij berijpt de ware, objectieve belangen van het Volk en streeft die na. Daarom steunt het Volk per definitie de Partij. Alleen Vijanden van het Volk verzetten zich. Dit is altijd een ‘extreem kleine minderheid’, tegen de meerderheid van het Volk.

    Dit heeft te maken met de zogeheten massalijn (群众路线 qúnzhòng lùxiàn), de kern van de Chinese ‘democratie’. Deze bestaat uit drie stappen. Eerst luistert de Partij naar het Volk om hun wensen en noden te horen. Daarna analyseert de Partij de verzamelde input en distilleert daaruit de objectieve belangen van het Volk. Tenslotte gaat de Partij terug naar het Volk om de massa te onderwijzen wat het werkelijk wil. De mensen die tegen de massalijn in gaan zijn Vijanden van het Volk omdat ze tegen de wetenschappelijk gedetermineerde belangen van het Volk handelen.

    Vanuit de ideologie van de CCP gezien zijn Hongkongers natuurlijk ook gewoon onderdeel van het Chinese Volk, hoe zeer ze ook door decennia van Britse onderwerping zijn verward en misleid. Het Chinese Volk steunt de Chinese Communistische Partij, want de Partij heeft volgens de maoïstische wetenschap bepaald dat dit objectief (in de marxistische betekenis van dat woord) in hun fundamenteel belang is. Ook Hongkongers steunen de Partij dus per definitie. Peking kan niet toegeven dat de meerderheid wantrouwig staat tegenover de regering. Dat past niet in haar epistemologie.

    Daarom moet de conclusie dus zijn dat de gemiddelde Hongkonger – net als de gemiddelde Taiwanees – in verzoeking is geleid, verward door kwaadaardige personen en buitenlandse inmenging. Dat zoveel mensen in Hong Kong het pro-democratiekamp steunen komt omdat ze het zicht op hun objectieve belangen kwijt zijn geraakt. De personen, krachten, en economische factoren die dit kwaad veroorzaken moeten aangepakt worden.

    Dit wereldbeeld leidt bestuurders al snel tot complotdenken. Ik denk persoonlijk dat veel Chinese leiders werkelijk geloven dat ‘monsters’ en ‘terroristen’ zoals uitgever Jimmy Lai en activist Joshua Wong samen met geheime CIA-operaties en meer van zulke dingen de onrust in Hong Kong door manipulatie hebben gecreëerd. Peking denkt dat ze het merendeel van de Hongkongse medeburgers door deze leiders uit te schakelen tot ‘rede’ kan brengen. Dit blijkt uit het woordgebruik: de politieactie was slechts gericht tegen de ‘actieve elementen’; de meer dan 600,000 stemmers bij de ‘illegale’ voorverkiezingen waren slechts passief en hoeven voorlopig niet voor vervolging te vrezen.

    Toen Carrie Lam in juni 2020 zei dat de staatsveiligheidswet slechts een ‘extreem kleine minderheid’ zou raken, was dit een waarschuwing. Door deze specifieke maoïstische formulering maakte de Chief Executive duidelijk welke theorie achter de bestrijding van de onrust zit. De strategie is niet tegemoetkomen aan de zorgen van de mensen, maar keihard het ‘vergif’ uit de samenleving verwijderen. De vraag is of dit zo blijft als de Hongkongse bevolking niet magischerwijs in het gareel valt. Dan is verdere ‘heropvoeding’ misschien alsnog noodzakelijk…

  • Het probleem van het Chinese probleem: veiligheid en moraal

    De buitenlandse activiteiten van de Chinese overheid liggen steeds vaker onder een vergrootglas. Recent riepen in de NRC Jan Paternotte en Sjoerd Sjoerdsma van D66 op tot een parlementair onderzoek naar Chinese inmenging in de Nederlands samenleving. Ik sluit mij hierbij aan. Het is noodzakelijk dat beleidsmakers zich bewust worden van de groeiende invloed die China uitoefent in andere landen en internationale organisaties om de wereld veilig te maken voor zijn ambities. Dit kan echter niet zonder publiek debat.

    Ik wil mijn bijdrage hieraan leveren door te wijzen op wat we kunnen leren van de debatten die men al voert in de Engelstalige wereld. De belangrijkste les is dat het niet enkel gaat om staatsveiligheid, maar ook om politiek gedrag. Sommige activiteiten zijn misschien ‘fout’ maar nog niet meteen gevaarlijk.

    Verwaarloosde bedreiging

    De Volksrepubliek is een dreiging die we te lang niet serieus hebben genomen. We moeten ons zorgen maken over de activiteiten van de Communistische Partij van China in het buitenland en ons voorbereiden op meer. De Partij ziet haar superioriteit bevestigd door het eigen succes en het westerse falen tijdens de financiële crisis van 2008 en de pandemie van 2020. Tegelijkertijd zorgen de strubbelingen binnen de leninistische partijstaat dat de leiders zich al te bewust zijn van de zwaktes en leidt hun kijk op een geschiedenis van ‘nationale vernedering’ door buitenlandse mogendheden tot paranoia dat overal bedreigingen zijn.

    Een overtuigd etnisch nationalisme in een land dat nooit heeft geworsteld met zijn eigen imperialistisch verleden voedt niet alleen interne onderdrukking, maar ook claims op de loyaliteit van buitenlanders van etnisch Chinese komaf en het gevoel dat Chinese dominantie in de regio een natuurlijk recht is. De manier waarop Peking momenteel probeert Australië op de knieën te krijgen laat zien dat het assertieve buitenlandbeleid nu al actief is. Een koerscorrectie kan ook in Nederland niet uitblijven. Maar dit is niet makkelijk.

    Pijnlijke ommekeer

    Onder de Europeanen wier taak het jarenlang is geweest om de betrekkingen met China aan te moedigen voel je weerstand. Onder de Chinezen die voorheen als dialoogpartners werden gezien is er ontgoocheling. De regels veranderen. Het is schrikken voor iemand die eerst werd uitgenodigd om het Chinese systeem ‘uit te leggen’ als hij nu wordt weggezet als propagandist voor onderdrukking. Wetenschappers die de samenwerking met Chinese bedrijven en universiteiten mogelijk maakten, gelden nu in sommige ogen als verdacht. Ongemak daarbij is begrijpelijk. Maar we kunnen de nare werkelijkheid van Pekings onderdrukking niet meer uit de gezellige recepties en enthousiaste boardrooms weren.

    Als we ons perspectief verleggen naar dat van de slachtoffers van China’s agressief etnisch nationalisme, dan schrik je juist dat we nog altijd zo beleefd zijn. Dan zie je de wanhopige Hongkongse student die kapot is geslagen door de politie, een Taiwanees met duizenden Chinese raketten op zijn dak gericht, een getraumatiseerde Oeigoer die haar vader is verloren in een concentratiekamp, een geruïneerde Vietnamese visser wiens boot is gezonken door de Chinese kustwacht, Tibetanen en ethnische Mongolen die hun eigen cultuur verliezen, of een Chinese jongere die een half jaar gevangenisstraf krijgt voor een tweet over President Xi. Het is weerzinwekkend dat we nog zo enthousiast proosten met de voorstanders hiervan.

    Reële bedreiging en politieke activiteiten

    De problemen zijn reëel. Diefstal van intellectueel eigendom en spionage behoeven meer aandacht. Critici in Nederland worden, soms via hun familie, bedreigd met serieuze consequenties. Chinese ambassade’s hebben personeel om de Chinese gemeenschap in hun gastland rustig te houden en via het Eenheidsfront bijvoorbeeld samen met gemeenschapsorganisaties en Chinese studentenverenigingen een oogje te houden op wat hun burgers zoal zeggen. Dit soort acties kunnen nare gevolgen hebben. Het is kwalijk dat de Universiteit van Amsterdam en de Vrije Universiteit helpen Huawei beter te maken in onderdrukking.

    We moeten echter ook erkennen dat een deel van het probleem een politiek probleem is. Wat pro-Chinese groepen en individuen doen is vaak deels slechts normale hulp aan landgenoten in den vreemde, of politieke steun aan het land van herkomst, of het voor zakendoen noodzakelijke netwerken met de partijstaat. Dit zijn zaken die onder de vrijheid van meningsuiting en vergadering vallen.

    Veel van wat er in deze wereld gebeurt is niet ‘gevaarlijk’ voor Nederland zelf. Een hypothetische professor die zich met dit soort Eenheidsfront-verenigingen inlaat is niet per se een gevaar voor het intellectuele eigendom van de universiteit. Een zakenman die een boekje sponsort over de voordelen van het Chinese systeem is niet meteen een ‘spion’. In Australië leidt het bestempelen van zulke politieke activiteiten tot ‘Chinese inmenging’ er toe dat de echte problemen minder serieus worden genomen. Peking heeft al de gewoonte kritiek op haar inmenging af te doen als discriminatie en hysterie. Individuen vanwege hun politieke steun tot Chinese agent verklaren speelt dit in de kaart en vermindert ons begrip van wat er werkelijk speelt.

    Beantwoord moreel falen met morele veroordeling

    Maar deze hypothetische academicus en zakenman verdienen wel degelijk morele verontwaardiging over hun politieke steun aan zo’n regime. Het is begrijpelijk dat leden van de Chinese gemeenschap in Nederland een emotionele band hebben met het land waar de familie vandaan komt, net zoals we dat ook zien bij de Turkse en Marokkaanse gemeenschappen. Hier moet ruimte voor blijven. Maar op politieke activiteiten is het zeker gerechtvaardigd om met politieke activiteiten – veroordeling, afstand houden, demonstraties – te reageren.

    Wat de huidige Chinese regering doet is verwerpelijk. Het is de vraag of dialoog en uitwisseling überhaupt nog zin hebben met dit arrogante en agressieve regime. Mensen die dit actief steunen verdienen het om gevolgen daarvoor te ondervinden. Verenigingen die Pekings horrors goedpraten verdienen een protesthaag voor de deur. Maar arrestaties en vervolging zijn hierop het verkeerde antwoord. Een publiek debat over het probleem kan ons hier ook scherper op maken. Alleen is het belangrijk duidelijk te maken dat een politiek probleem niet gelijk een gevaar is voor de nationale veiligheid.

  • Chinese staatstelevisie zendt opnieuw gedwongen bekentenissen uit, in campagne tegen Taiwan

    De spanning tussen China en Taiwan loopt al een tijdje op. Deze week is Peking een nieuwe campagne begonnen om de psychologische druk op te voeren, genaamd ‘Donderslag 2020’ (迅雷2020, xùnléi 2020). Er zijn al drie gedwongen ‘bekentenissen’ uitgezonden op de staatstelevisie CCTV. In deze video’s zeggen eerder vastgenomen Taiwanezen dat ze spionnen waren voor Taipei en dat ze heel veel spijt hebben van hun verraad aan het ‘vaderland’. Dit is niet de eerste keer dat China op deze manier de mensenrechten schendt van burgers uit landen waar Peking ruzie mee heeft.

    Gedwongen bekentenissen uitgezonden op televisie zijn niet nieuw in China. Het komt bijvoorbeeld ook voor bij partijkaders die zijn aangehouden voor corruptie. Problemen komen er wanneer Chinese media dit ook in het westen doet, waar men dit soort vernedering van verdachten als schending van de mensenrechten ziet. De internationale propaganda-arm van CCTV, CGTN, heeft zijn hoofdkantoor in Londen. Nadat ze een gedwongen bekentenis van de privéonderzoeker Peter Humphrey hadden uitgezonden, kregen ze een boete van Britse mediawaakhond Ofcom. Er loopt ook nog een klacht over een gedwongen bekentenis van Zweedse mensenrechtenactivist Peter Dahlin. CGTN overweegt inmiddels om naar Brussel te verhuizen. De Hongkongse krant SCMP, eigendom van Jack Ma’s Alibaba, kwam ook in opspraak nadat ze meehielpen bij het uitzenden van een gedwongen bekentenis van de boekenverkoper Gui Minhai, ook een Zweedse staatsburger.

    Maar China gaat soms nog veel verder. Zo probeerde Peking een voortvluchtig partijlid te pakken te krijgen door zijn Amerikaanse kinderen het uitreizen te verhinderen. In een ander geval werden twee ouders die nog een 16-jarig kind hadden in de VS vastgezet in een hotel om de van corruptie beschuldigde vader van één van hen te overtuigen zich over te geven. Inmiddels is het al vergeten, maar begin deze eeuw waren er een paar geruchtmakende zaken in China waarbij buitenlandse zakenmensen van Chinese komaf tot lange gevangenisstraffen werden veroordeeld in wat waarschijnlijk hoofdzakelijk zakelijke conflicten waren.

    Gijzelneming en arbitraire detentie is voor China niet alleen een manier om binnenlandse problemen op te lossen, maar ook een hulpmiddel om diplomatieke druk uit te oefenen. Nadat de Canadese justitie, in reactie op een Amerikaans uitleveringsverzoek, de CFO van Huawei Mèng Wǎnzhōu (孟晚舟) arresteerde, verdwenen twee Canadezen in het Chinese systeem. Voormalig diplomaat en Crisis Group-medewerker Michael Kovrig en organisator van dialogen met Noord-Korea Michael Spavor werden later formeel gearresteerd op verdenking van het schaden van de Chinese staatsveiligheid. Ze zitten nog steeds vast. Hoewel Peking elke aantijging boos afwijst, is het wel duidelijk aan de manier waarop staatsmedia en woordvoerders beide zaken tegelijk noemen dat hun situatie afhankelijk is van de uitkomst van de uitleveringszaak tegen Meng. Het is ook nog altijd niet duidelijk waarom de Chinees-Australische nieuwslezeres Cheng Lei vast zit, hoewel de verslechterende relatie tussen China en Australië misschien wel een rol speelt.

    De Taiwanese gevallen deze week moet je ook zo zien. Het eerste slachtoffer, Morrison Lee Meng-chu (李孟居 Lǐ Mèngjū) verdween in Shenzhen tijdens de demonstraties in Hong Kong. Zijn ‘spionage’ bestond uit deelname aan en steun voor de protesten, en het nemen van foto’s van de opbouw van troepen van de Gewapende Volkspolitie (PAP) net over de grens. Het tweede slachtoffer, Cheng Yu-chin (鄭宇欽 Zhèng Yǔqīn), was een gesjeesde promovendus die in Praag het Belt and Road Initiative (BRI) van Xi Jinping aanprees. Volgens CCTV was hij echter een academicus, een voormalig parlementair assistant van iemand van de Taiwanese regeringspartij, en had hij contact met de Taiwanese vertegenwoordiger in Tsjechië Lee Yun-peng (李雲鵬 Lǐ Yúnpéng). Op zich is dat niet vreemd voor een Taiwanees, maar volgens Taipei bestaat Lee Yun-peng helemaal niet, was hij geen academicus, en ook geen parlementaire assistent. De meeste recente gedwongen bekentenis betrof verrassend genoeg twee pro-Peking academici, namelijk Tony Shih Cheng-ping (施正屏 Shī Zhèngpíng), and Tsai Chin-shu (蔡金樹 Cài Jīnshù). Deze twee zijn voor ‘hereniging’ met China, maar dat heeft ze niet gered. De nationalistische tabloid Global Times gebruikte de gelegenheid juist als waarschuwing dat Taipei zulke overtuiging als dekmantel gebruikt.

    Natuurlijk vindt er spionage plaats tussen Taiwan en China. Alleen is het nogal ongebruikelijk om zo openbaar zulke daders aan te wijzen. De foto’s die Lee Meng-chu in Shenzhen zou hebben gemaakt kunnen nooit veel meer hebben getoond dan wat er in die periode al in de westerse pers verscheen. De andere drie – Cheng Yu-chin, Shih Cheng-ping, en Tsai Chin-shu – hielden zich tot hun arrestatie ogenschijnlijk met pro-China activiteiten bezig. Je kunt natuurlijk nooit zeker weten of er niet nog meer achter zit dat Peking liever niet openbaar maakt. Echter, in mijn optiek is deze exercitie vooral weer een poging om politieke signalen af te geven. In de eerste plaats helpt het Peking om de Taiwanese regering als gevaar en tegenstander af te schilderen tegenover de eigen bevolking. Daarnaast is het een methode om Taiwan bang te maken en Pekings boosheid over de recente ontwikkelingen te signaleren. Als Taipei zich weer ‘goed’ gedraagt, dan stopt dit. De manier waarop China dat signaleert, is echter contraproductief. De meeste Taiwanezen, die al kritisch waren op China, zien hun negatieve gevoelens slechts bevestigd. De groep die nog op en neer ging over de Straat van Taiwan zal daarentegen een stuk banger zijn geworden voor het gevaar van willekeurige detentie.

    Het is belangrijk dat buitenlanders in China zich bewust zijn van het risico dat ze altijd lopen. Mocht er een ruzie uitbreken tussen jouw land en China, dan ziet Peking je al snel als vertegenwoordiger van je land en loop je het risico om gegijzeld te worden als onderdeel van de diplomatieke strijd.

  • Samenwerken tegen China? Australië, India, Japan, en Verenigde Staten en hun Quad

    President Obama erkende het afnemende geopolitieke belang van Europa al met zijn zogenaamde ‘pivot to Asia’. Het zwaartepunt van de internationale politiek is al lang verschoven van de Atlantische naar de Stille Oceaan en de term ‘Asia-Pacific’ gaat al weer een tijdje mee. Sinds kort horen we steeds vaker iets nieuws: de zogeheten ‘Indo-Pacific’. Zelfs Duitsland heeft nu een ‘Indo-Pacific strategy’. De oorzaak is China. De herdefinitie is een poging om de regio uit te breiden tot de volledige omgeving van de Volksrepubliek – inclusief Zuidoost-Azië en het Indiase subcontinent.

    Op deze manier is het niet alleen mogelijk om de reactie op de opkomst van China in Azië binnen één strategie te vatten, maar ook om meer mogendheden bijeen te brengen om weerstand te bieden. Publiekelijk spreekt momenteel alleen de Trump-regering (op onconstructieve en conspirationele wijze) over het gevaar van China’s plannen. Maar los van de vraag of er überhaupt een concreet plan bestaat – ik denk van niet – is het heel veel landen inmiddels achter de schermen wel duidelijk dat het Chinese model negatieve consequenties zal hebben voor de internationale gemeenschap. Ook zonder masterplan delen de Chinese beleidsmakers genoeg etno-nationalistische noties over de China’s natuurlijke superioriteit en centrale rol in Azië dat de hoofdsteden in de regio de noodzaak zien om zich te organiseren.

    Één manier waarop dat gebeurd, is door de Quadrilateral Security Dialogue (Quad), een informeel forum voor samenwerking op het gebied van internationale veiligheid tussen Australië, India, Japan, en de Verenigde Staten. De eerste incarnatie van de Quad had maar een kort bestaan, van 2007 tot 2008, maar na toegenomen scepsis over de Chinese intenties is het sinds 2017 weer langzaam op gang gekomen. Voorheen troffen de ministers van de vier landen elkaar slechts tijdens bijvoorbeeld de Algemene Vergadering van de VN of een top van de Zuidoost-Aziatische regionale organisatie ASEAN. Dinsdag 6 oktober was echter de eerste losstaande bijeenkomst van ministers van buitenlandse zaken, in Tokio. Hoewel niet iedereen zich aansloot bij Mike Pompeo’s anti-China-retoriek, was het wel duidelijk dat China op de agenda stond.

    Nadat een hoge Amerikaanse ambtenaar zei dat de Quad geen NAVO zou worden, berichtten enkele China-sympathieke media over die uitspraak alsof de VS er juist wel een soort NAVO van wilde maken. Dat is niet het geval. Na het treffen van de vier ministers in Tokio was er niet eens één gezamenlijke verklaring. Maar de toegenomen coördinatie kan wel degelijk gevolgen hebben voor het geopolitieke landschap in de regio. Een expert uit Singapore vroeg zich al af of de afzonderlijke bijeenkomst van de Quad geen gevolgen zal hebben voor de ‘Centrality’ van ASEAN – tot nu toe vinden de meeste toppen in de Indo-Pacific plaats rondom bijeenkomsten van deze groep. Op deze manier proberen de landen in Zuidoost-Azië de regie te houden over de inmenging van de grootmachten. Maar China maakt de regio tot Chefsache. De Indo-Pacifische kijk verandert ook andere dingen. Sinds de dodelijke botsing tussen de Chinese en Indiase legers in Ladakh krijgt Taiwan ook steeds meer publieke aandacht in Delhi. Vanwege de strategische ligging van Taiwan is de toekomst van dat eiland van groot belang voor de toekomst van de ‘Free and Open Indo-Pacific’ die een aantal landen zeggen na te streven.

    Het is nog niet te zeggen in welke richting de Quad zich zal ontwikkelen, zeker gezien de steeds grotere uitdagingen waarmee de democratie in zowel India als de Verenigde Staten te kampen heeft. Maar het is duidelijk dat zich nieuwe allianties en coalities aan het vormen zijn in de jonge ‘Indo-Pacific’. Europa kan niet achterblijven. De Duitse strategie is een begin, maar kan niet zonder navolging door de rest van de EU. Een enkele, eenmalige marinereis naar de regio is niet goed genoeg. Als we niet opletten, dan vallen we buiten de nieuwe machtsblokken die nu aan het ontstaan zijn.

  • Waarom Taiwanese oppositie oproept tot herstel diplomatieke banden met Amerika

    Afgelopen dinsdag nam het Taiwanese parlement unaniem twee moties aan van de oppositiepartij KMT, de Chinese Nationalistische Partij (中國國民黨 zhōngguó guómín dǎng). De eerste riep de regering op om de Verenigde Staten ervan te overtuigen Taiwan meer te helpen zich te verdedigen tegen de Chinese dreiging. De tweede riep, verrassend genoeg, op tot het herstel van de formele diplomatieke betrekkingen tussen de VS en de Republiek China, die in 1979 verbroken werden. Sommige commentatoren zien hier een grote breuk in de Taiwanese politiek in. Ik niet. Hoewel de KMT zeker enige risico loopt de relatie van de partij met Peking te beschadigen, is deze politieke manoeuvre in werkelijkheid geen grote verandering van de status quo.

    De voortdurende neergang in de peilingen van de KMT baart de rap verouderende partij al langer zorgen. De meeste jonge Taiwanezen hebben geen trek in de partij, die niet alleen een erfenis van onpopulair ROC-Chinees nationalisme heeft, maar ook nog altijd de smet van de moorddadige dictatuur op Taiwan met zich meedraagt. De pro-Chinese neigingen van de partij schrikken de kiezer af. Tegelijkertijd heeft de partij minder nut voor Peking nu het al zo lang niet aan de macht is. Na het zware verlies van de populistische presidentskandidaat Han Kuo-yu (韓國瑜 Hán Guóyú) in januari werd Johnny Chiang Chi-chen (江啟臣 Jiāng Qǐchén) verkozen tot interimvoorzitter. Hij heeft enkele pogingen ondernomen om de KMT te hervormen en meer jongeren aan te trekken. Zijn poging om de partij’s impopulaire Consensus van 1992 (Één China) te vervangen is echter mislukt. Ondertussen zijn conservatieve Groot-China-nationalisten zoals oud-president Ma Ying-jeou (馬英九 Mǎ Yīngjiǔ) steeds luider aanwezig. De voorzitter moet iets.

    Naast een poging om nog iets van hervormingsgezindheid uit te stralen, kun je de twee moties dan ook zien als een tactiek van Chiang om de regering een hak te zetten en het regeringskamp te splijten. Minister van buitenlandse zaken Jaushieh Joseph Wu (吳釗燮 Wú Zhāoxiè) zei eerder in een interview met het Amerikaanse NPR dat Taiwan momenteel geen herstel van formele betrekkingen met de VS nastreeft. Hoewel dit begrijpelijk is gezien de precaire situatie in de Straat van Taiwan en de onwaarschijnlijkheid dat Washington de ambassade in Peking wil sluiten, is het ook een doorn in het oog van de radicalere Taiwanese nationalisten (‘diep-Groen’) in het kamp van regeringspartij DPP (Democratische Vooruitgangspartij, 民進黨 mínjìndǎng) dat Taipei het niet eens probeert. De KMT zelf viel deze opmerking van Wu eerder ook al aan. Alleen steekt deze ‘pro-Amerikaanse’ campagne een beetje raar af bij de recente KMT-campagne tegen de beslissing van President Tsai om ‘gevaarlijk’ Amerikaans varkensvlees toe te laten in een poging blokkades voor een vrijhandelsverdrag uit te de weg te ruimen.

    Daarnaast kun je het zelfs ook zien als cadeautje voor een deel van het conservatieve KMT-kamp (‘diep-Blauw’). De motie gaat namelijk niet in tegen het Één-China-Beleid dat de Republiek China formeel ook nog heeft. Hoewel de gewone Taiwanezen zelf ‘Republiek China’ (ROC) vooral als formele naam van de Taiwanese staat zien, moet Taipei nog vasthouden aan de formele claim in de grondwet dat de ROC het enige ‘echte’ China is. Niet alleen heeft Peking geen betrekkingen met landen die Taipei erkennen, maar wanneer een land de Volksrepubliek erkent, dan verbreekt Taiwan ook zelf actief de relatie op basis van dit Beleid. Als Taiwan die claim opgeeft, dan zou Peking dat namelijk interpreteren als formele onafhankelijkheidsverklaring, een casus belli volgens de Anti-Afscheidingswet. Tegelijkertijd bestaat er nog een kleine (meestal bejaarde) groep KMT-prominenten die nog werkelijk het idee van de ROC als het echte China aanhangen. De moties doen ook hun een plezier.

    De reden dat het parlement beide moties unaniem heeft aangenomen, heeft te maken met het feit dat beide kampen uiteindelijk voor het versterken van de ‘Republiek China’ zijn (of, zeker in het geval van het pro-Peking deel van de KMT, moeten doen alsof), ondanks het feit dat ze verschillende definities van de ‘ROC’ hanteren. Daarnaast is de motie die oproept tot Amerikaanse steun voor de verdediging van Taiwan zeker nu erg relevant. Eerder schreef ik al dat Europa nu na moet gaan denken over het risico van een Chinese invasie van Taiwan. Tot nu toe is Taiwans verdediging vooral afhankelijk van de VS. Verdere versterking van deze band is hard nodig.

    De Chinese dreiging neemt onverminderd toe. Een voorbeeld van het soort taalgebruik is de reactie op de moties van het Kantoor voor Taiwan Zaken (TAO) van de Chinese Staatsraad. Na eerst vooral de regeringspartij DPP aan te vallen, stelt de woordvoerder dat: ‘Elk woord en elke daad die in strijd zijn met het Één-China-Principe of de fundamentele belangen van het Chinese Volk beschadigen, zullen op de resolute tegenstand van het geheel van de zonen en dochters van het Chinese ras stuiten.’ (任何违背一个中国原则、损害中华民族根本利益的言行,都将遭到全体中华儿女的坚决反对。) Bloomberg had vandaag een goed stuk over de steeds toenemende invasiedreiging. Taiwan heeft dit jaar al €755 miljoen uitgegeven aan het tegengaan van de scherp toegenomen plaagstoten van de Chinese luchtmacht. De druk neemt toe.

  • Mensenrechten met Chinese karakteristieken

    Na de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties is het nu tijd voor kleinere discussies tussen de landen in New York. Tijdens de bijeenkomst van de zogeheten Derde Comité botste China met enkele andere landen over mensenrechten. Eerder schreef ik al over het belang aandacht te besteden aan de Chinese opmars in de VN, waar het Westen een minderheid is. Nu biedt de bijeenkomst van Derde Comité een goed excuus om het te hebben over Pekings eigen kijk op de mensenrechten. China probeert een alternatieve, apolitieke definitie te promoten.

    Draadje van de dag.

    Met behulp van Pekings vrienden in de zogeheten ‘Like-Minded Group’ was er op 5 oktober een verklaring van China dat ‘de Verenigde Staten en westerse landen’ mensenrechten schonden door rassendiscriminatie van de (Amerikaanse) politie en door het instellen van unilaterale sancties. De lijst van 26 ondertekenaars bevatte dan ook een aantal landen die doelwit zijn van westerse sancties, naast andere: Angola, Antigua en Barbuda, Belarus, Burundi, Cambodja, China, Cuba, Equatoriaal-Guinea, Eritrea, Iran, Kameroen, Noord-Korea, Laos, Myanmar, Namibië, Nicaragua, Pakistan, Palestina, Rusland, Saint Vincent en de Grenadines, Soedan, Zuid-Soedan, Suriname, Syrië, Venezuela, en Zimbabwe. Sancties raken de economische ontwikkeling van deze landen en dat is dan een schending van mensenrechten.

    Duitsland kreeg kritiek van China nadat het op 6 oktober een verklaring voorlas namens 39 landen, namelijk Albanië, Australië, België, Bosnië en Herzegovina, Bulgarije, Canada, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Haïti, Honduras, IJsland, Ierland, Italië, Japan, Kroatië, Letland, Liechtenstein, Litouwen, Luxemburg, Marshalleilanden, Monaco, Nauru, Nederland, Nieuw-Zeeland, Noord-Macedonië, Noorwegen, Oostenrijk, Palau, Polen, Slowakije, Slovenië, Spanje, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Zweden, en Zwitserland. Hierin bekritiseerde deze landen de mensenrechtensituatie in Xinjiang en de recente ontwikkelingen in Hong Kong. Belangrijk was de oproep tot een internationale observatiemissie naar Xinjiang en stelde dat onder het principe van ‘non-refoulement’ landen vluchtelingen uit Xinjiang niet terug naar China moesten sturen.

    De Chinese verdediging had twee delen. Het eerste bestond uit tegenverklaringen. Cuba las een verklaring voor die namens 45 landen de Chinese maatregelen in Xinjiang steunde en het ‘politiseren’ van mensenrechten veroordeelde. Namens 55 landen las Pakistan een verklaring voor die steun uitsprak voor wat Peking in Hong Kong doet. Bij beide verklaringen waren in totaal bijna 70 landen betrokken volgens de staatsmedia. Dit heeft als doel het beeld te wekken dat alleen een kleine groep ‘westerse’ landen onder leiding van de VS rotzooi probeert te schoppen terwijl de meeste landen in de wereld China natuurlijk steunen.

    Het tweede deel bestaat uit het herdefiniëren van mensenrechten als een in de eerste plaats op welvaart gericht concept. De Chinese ambassadeur gebruikte zijn spreekbeurt om uit te wijden over de grote bijdragen die China heeft geleverd aan de ontwikkeling van mensenrechten in de wereld. Peking sprak op zulke momenten altijd al over de economische groei, die niet alleen honderden miljoenen van de eigen bevolking uit de armoede heeft gehaald, maar waarmee het ook heel barmhartig de rest van de wereld rijker heeft gemaakt. Nu komt daar nog bij dat de Chinese regering zegt dat Pekings geweldige reactie op de coronaviruspandemie laat zien hoeveel waarde China hecht aan mensenlevens.

    De Volksrepubliek China heeft nooit veel op gehad met politieke rechten. De Partij vertegenwoordigt het ware belang van het Volk en het zou verkeerd zijn dat te belemmeren. Chaotische ‘Westerse’ democratie wordt afgeschilderd als juist een belemmering voor welvaart en vrede. Pogingen om deze democratie te verspreiden over de wereld schaadt de mensheid. Peking heeft dan ook het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (ICCPR) wel ondertekend, maar niet geratificeerd. Veel meer nadruk legt het op de rechten in het wel geratificeerde Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (ICESCR). Het argument is dat eten en een veilige leefomgeving belangrijker zijn dan de ‘abstracte’ rechten in het ICCPR. De Communistische Partij van China (CPC) vindt bovendien de focus op burgerrechten en democratie als fundament van en voorwaarde voor welvaart maar eurocentrisch.

    Dat is een vertekening van de geschiedenis en de wereldopinie. De voorganger van de Volksrepubliek (1949–heden), de Republiek China (1912–49), was betrokken bij de oprichting van de Verenigde Naties na de Tweede Wereldoorlog. De vice-voorzitter van de commissie die in 1947-8 de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UDHR) op moest stellen was de Chinese diplomaat P.C. Chang (張彭春 Zhāng Péngchūn). Die zorgde dat niet-westerse perspectieven ook mee werden genomen voor zover dat mogelijk was in die tijd. China negeert ook delen van het ICESCR over vakbonden. Bovendien vinden politieke rechten ook veel steun buiten het westen, hoe zeer China en dictators elders er ook het label ‘westers’ op proberen te plakken.

    De Chinese regering heeft tussen de mist van de eigen propaganda wel degelijk door hoe zeer het land heeft geprofiteerd van het internationale systeem. Peking wil het dan ook niet kapot maken. In plaats daarvan wil China de boel zelf bijsturen. Volgens de Chinese-marxistische kijk op de wereldgeschiedenis is Peking niet revisionistisch als het probeert bijvoorbeeld mensenrechten of het internationale zeerecht te herdefiniëren: het internationale systeem aanpassen aan de natuurlijke opkomst van China is slechts zoals het hoort. Het is pas revisionistisch als westerse landen dat proberen te stoppen.