Terwijl een paranoïde China steeds meer zelfverzekerdheid in het eigen systeem uitstraalt, komen er geluiden uit Peking dat het ‘Taiwanese vraagstuk’ niet oneindig lang onopgelost kan blijven. We hoeven niet gelijk morgen een invasie van Taiwan te verwachten. Maar het risico op ongewilde escalatie stijgt. Bovendien moet voor het honderdjarig bestaan van de Volksrepubliek in 2049 de ‘Chinese Droom van de Grootse Herrijzenis van het Chinese Volk’ bereikt worden. Daartoe behoort ook de annexatie van Taiwan. Peking moet er een keer me beginnen.
De spanning neemt toe, onder andere door gestegen Chinese zelfvertrouwen in het eigen kunnen. Het Volksbevrijdingsleger moderniseert snel. Peking is nu een speler om rekening mee te houden in de wereld. Vanuit het Chinese perspectief lijkt het Westen in neergang. Ook wordt het steeds duidelijker dat ‘vreedzame hereniging’ (和平统一hépíng tǒngyī, lees: annexatie à la Hong Kong) onmogelijk is. Taiwan, al sinds 1895 van China gescheiden, heeft een eigen identiteit en wil helemaal niet bij China horen. Dus stijgt de roep uit nationalistische en militaristische hoek om wǔtǒng (武统), ‘hereniging door [militair] geweld’. Volgens de Chinese ‘anti-afscheidingswet’ is gedwongen ‘hereniging’ gerechtvaardigd als er geen hoop meer is op vreedzaam samengaan.
Er is recent een opleving in China van agressieve propaganda tegen Taiwan. Op internet zie je af en toe zelfs nationalisten met de genocidale uitdrukking ‘bewaar het eiland, bewaar de mensen niet’ (留岛,不留人liú dǎo, bù liú rén) – m.a.w. blaas de boel op en neem daarna het dode eiland in. Belangrijker zijn de militairen in de nationalistische bubbel van het Volksbevrijdingsleger, dat al decennia oefent op invasie. De afgelopen dagen test de Chinese luchtmacht met hoge frequentie de Taiwanese ‘Air defence identification zone’ (ADIZ). Het risico op escalatie neemt hierdoor toe. Een onverhoopte botsing of gebruik van geweld tijdens een ontmoeting tussen jachtvliegtuigen zou onder huidige omstandigheden explosiever zijn dan bijvoorbeeld het ‘Hainan Island incident’ tussen de VS en China in 2001.
Maar ook belangrijk is dat het Chinese geduld met Taiwan op is. Ik verwacht dat de hardliners in defensie graag concrete acties willen zien in de komende jaren. Dat hoeft niet gelijk een volwaardige invasie te zijn. De risico’s zijn daarvoor nog te groot. De Indiase problemen in de Himalayas zijn één voorbeeld van een alternatief. We kunnen ook ter inspiratie kijken naar de manier waarop Rusland bezig was in Georgië en een stuk van Oekraïne heeft geannexeerd. Een recente video van Deutsche Welle bespreekt drie mogelijke scenarios: hybride oorlogsvoering om Taiwan te verzwakken, inname van afgelegen eilanden van Taiwan volgens de Krim-methode, of plotselinge invasie van Taiwan zelf.
De hybride oorlogsvoering tegen Taiwan is al deels aan de gang. Chinese cyberaanvallen zijn aan de orde van de dag. Propaganda in omgekochte Taiwanese media of daarbuiten heeft als doel de Taiwanezen defaitistisch te maken. Ik verwacht dat deze druk langzaam opgevoerd zal worden. Er zijn veel mogelijkheden, los van conventionele invasie. Intimidatie van de kwetsbare verbindingen van eilandstaat Taiwan met de rest van de wereld zou de economie schade kunnen berokkenen zonder dat daarvoor een sluitende blokkade nodig is. China zou kunnen eisen dat we ons Één-China-Beleid meer in lijn brengen met hun beperktere Één-China-Principe en alle handel stilleggen. De kleine eilanden Kinmen (Quemoy) en Matsu liggen vlak voor de Chinese kust en zijn praktisch onverdedigbaar. In de Zuid-Chinese Zee controleert Taipei de lastig te verdedigen Pratas-eilanden (Dongsha). De Chinese maritieme militie valt de Taiwanese kustwacht al lastig, en er is genoeg mogelijkheid voor meer rotzooi. Ook het uiteindelijk grootste gevaar – invasie – is in crisissituaties niet ondenkbaar en het is niet duidelijk of het Taiwanese leger in goede staat is.
Europa en Nederland moeten nu na gaan denken over dit vraagstuk. Een Chinese overname van Taiwan zou niet alleen een humanitaire tragedie zijn met het risico dat Taiwans stedelijke gebied Syrische karakteristieken krijgt, het zou ook een geopolitieke aardverschuiving betekenen. Regionale dominantie door China is dan gegarandeerd met Japan en de beide Korea’s opgesloten in Noordoost Azië. Als we dat niet willen, dan is het belangrijk nu al signalen af te geven aan China. Een verder stilgehouden oproep van een woordvoerder voor de Europese dienst voor extern optreden (EDEO, ook: EEAS) om de situatie niet te escaleren is niet goed genoeg. Daarnaast is het de zaak te plannen voor het ondenkbare. Hoe reageert Brussel of Den Haag als China een Krim-scenario op Kinmen los laat? Bij een invasie van Taiwan is het te verwachten dat een wereldoorlog uitbreekt waarin de Verenigde Staten en Japan te hulp schieten. Wat doen wij? Als we wegens gebrek aan expeditionaire krijgsmachten niks in Oost-Azië kunnen (of willen) doen, zijn we dan in staat om in ieder geval de Amerikaanse afschrikking van Rusland in Europa over te nemen terwijl Washington elders druk bezig is? Het jaar 2049 komt steeds dichter bij, Peking wordt steeds agressiever. Zijn we er klaar voor?
Het is makkelijk om je vermaken over de bombast van het taalgebruik wanneer de Chinese partijstaat zich weer eens boos maakt over iets of iemand. Er zijn veel gevoeligheden om rekening te houden in de betrekkingen met Peking. De juiste woordkeuze is daarbij belangrijk. In diplomatiek verkeer is dat natuurlijk altijd zo, alleen is het bij China nog gevoeliger. Dat is niet alleen een effect van de (overschatte) ‘confucianistische’ erfenis, maar ook van het feit dat de Volksrepubliek nog altijd officieel een marxistische-leninistische-maoïstische staat is. Elke ambtenaar en partijkader moet op ideologische les en leert dus ook lezen en schrijven volgens het wereldbeeld van het Socialisme met Chinese Karakteristieken.
Denigrerende aanhalingstekens
Een van die karakteristieken uit zich in het veelvuldig weglaten of juist toevoegen van aanhalingstekens, al dan niet met een extra ‘zogenaamde’ (所谓suǒwèi, ‘so-called’). Er zit een groot verschil tussen de betekenis van aanhalingstekens in de Westerse wereld en in China. Dit komt deels door een andere academische geschiedenis: in de klassieke Chinese traditie hield men al veelvuldig eerdere werken aan zonder te citeren of aanhalingstekens te gebruiken — niet alleen waren er in die tijd nauwelijks leestekens, men werd ook geacht om verwijzingen simpelweg direct te herkennen, aangezien de literati tijdens hun studie alle belangrijke werken uit hun hoofd leerden. Nog altijd tref je in Chinees academisch werk veel minder voetnoten aan.
Maar het komt ook door een versimpeld marxistisch onderscheid tussen ‘subjective’ en ‘objectieve’ waarheid. Jouw belangen bepalen hoe je de wereld ziet en bijvoorbeeld ‘kapitalistische’ media spreken dus, namens hun eigenaar, de subjectieve waarheid. De Partij spreekt namens het Volk en verkondigt dus de ‘objectieve’ waarheid. In officiële publicaties geven aanhalingstekens aan dat iets subjectief — verkeerd — is. China heeft simpelweg soevereiniteit over de Diaoyu/Senkaku-eilanden, Japan claimt ten onrechte zogenaamde “soevereiniteit”.
Dit vind je ook terug in de berichten van staatspersbureau Xinhua. Het verslag van de ontmoeting tussen de Chinese ministers van buitenlandse zaken Wáng Yì (王毅) en premier Mark Rutte gebruikt geen enkele aanhalingsteken. De paragrafen tekst van beider uitspraken wordt simpelweg geplakt achter een ‘Wang said …’ en ‘Rutte said …’.
Dit gebruik kan ook tot culturele misverstanden leiden. Florian Schneider haalt in zijn boek over digitaal Chinees nationalisme de aanslag van 2014 in Kunming aan: toen westerse media in hun koppen de gebruikelijke vorm gaven, in de trant van ‘Chinese overheid zegt dat mesaanval “terreuraanslag” was’, leidde dit tot woedde onder enkele internetgebruikers, die hierin een ontkenning van deze claim zagen. Want de overheid en staatsmedia gebruiken aanhalingstekens om de illegitimiteit van het geciteerde te benadrukken.
In de boze reactie van Xinhua op de felicitaties met haar herverkiezing aan President Tsai Ing-wen van de Amerikaanse minister van buitenlandse zaken Mike Pompeo staan de woorden “partnership”, “Taiwan independence”, en “president” tussen aanhalingstekens, al dan niet vergezeld door een ‘so-called’. Maar dat het woord ‘president’ valt is slechts omdat Pompeo het gebruikte; in andere gevallen moet dat woord vermijdt worden.
Wijs Taiwan op zijn plaats
Want naast gevaarlijke woorden te isoleren met zogenaamde ‘aanhalingstekens’ is het voor Peking bij gevoelige zaken zoals Taiwan ook belangrijk om de juiste woordkeus in acht te nemen. Die moet de objectieve — dat wil zeggen: ‘correcte’ — werkelijkheid weergeven. Een los ‘Taiwan’ is gevaarlijk. Ook al kunnen verwijzingen naar een provincie als Shandong zonder, dan nog zul je China vaak horen spreken over ‘China’s Taiwan’ of zelfs ‘China’s Taiwan region’.
In een academisch artikel vertaalt Anne-Marie Brady een document van het Kantoor voor Taiwanzaken van de Chinese Staatsraad uit 2002 dat de correctie terminologie voor het bespreken van Taiwan uitlegt.
De regering van wat formeel nog de Republiek China heet mag nooit zo genoemd worden, dat moet ‘de Taiwanese autoriteiten’ zijn. Alles met ‘Centraal’ of ‘Nationaal’ of ‘Ministerie’ in de naam kan niet, want dat suggereert dat Taiwan een staat is. Dus: niet ‘Ministerie van Onderwijs’ maar ‘onderwijsautoriteit’; niet ‘Nationale Universiteit van Taiwan’, maar simpelweg ‘Universiteit van Taiwan’; niet ‘President’, maar ‘leider van de Taiwanese regio’; niet ‘grondwet’, maar ‘regeling van grondwettelijke aard’. Als deze termen echt genoemd moeten worden, dan alleen tussen aanhalingstekens.
Dit gaat ook tot beleid: een ‘white paper’ van de Taiwanese regering mag niet zo worden genoemd, want in de Chinese bureaucratie zou dat een autoriteit signaleren die Taiwanese autoriteiten natuurlijk niet hebben. Om dezelfde reden werd ook het recente bezoek van de Tsjechische senaatspresident aan Taipei een ‘so-called “visit”’ — in China is de naam die aan een reis van een hoogwaardigheidsbekleder wordt gegeven een teken van autoriteit. Concepten zoals Taiwans formele onafhankelijkheid zijn zo verfoeilijk dat die ook door aanhalingstekens in quarantaine moeten worden gezet. Taiwanezen hebben geen ‘paspoort’, maar een ‘reisdocument’.
Ook met verwijzingen naar de Volksrepubliek moet je oppassen. Het is verkeerd om ‘Mainland China’ te zeggen, want dat impliceert dat er nog een ander China is naast het Vastelandchina. Dus: ‘Chinese Mainland’. Als de context niet om Taiwan, Hong Kong, of Macao gaat, dan moet je het ‘Vasteland’ helemaal niet noemen, want de Volksrepubliek is simpelweg China. De oorspronkelijke bewoners van Taiwan — aborigines, yuánzhùmín (原住民) — mogen ook niet zo genoemd worden. Volgens Peking zijn ze op het eiland waar ze voor de Chinese kolonisatie de baas waren slechts ‘minderheid’ (少数民族shǎoshù mínzú).
Op Google Maps kun je een continu heen-en-weer zien tussen Chinese nationalisten en Taiwanezen die steeds de namen van universiteiten en andere gebouwen aanpassen. In Taiwan kun je de pro-Peking academici eruit pikken door te kijken hoe ze op hun cv’s hun academische achtergrond beschrijven. In sommige gevallen worden Taiwanese academic gedwongen hun affiliatie aan te passen op last van Chinese redactionele regels. De Chinese staat leest uit je woordkeus welk politiek standpunt je inneemt. Het is dus niet alleen de zaak voor buitenlandse overheden om te zorgen dat ze Peking niet onnodig boos maken, maar ook dat ze niet onnodig concessies doen aan China’s Één-China-Principe die niet in hun eigen Één-China-Beleid staan.
Toen de Taiwanese president Tsai Ing-wen (蔡英文Cài Yīngwén) op de nationale dag stelde dat de Republiek China (Taiwan) en de Volksrepubliek China niet ondergeschikt zijn aan elkaar en opriep tot dialoog,3Tsai Ing-wen, ‘President Tsai delivers 2021 National Day Address’, Office of the President, Republic of China (Taiwan), 10 oktober 2021. zei China dat enkel een terugkeer naar het één-Chinaprincipe en de ‘Consensus van 1992’ van haar voorganger Ma Ying-jeou (馬英九Mǎ Yīngjiǔ) contact mogelijk kon maken.
Beide gebeurtenissen betreffen termen die erg precies komen, maar buiten Taiwanexperts om vaak niet goed begrepen worden. Hierdoor gaan commentatoren soms onverhoeds mee met Chinese pogingen om verbale terreinwinst te boeken.
In dit stuk leg ik daarom de verschillen uit tussen China’s eigen ‘principe’ en het per bilaterale betrekking verschillende ‘beleid’, en waarom de ‘Consensus van 1992’ niet uit 1992 komt en geen consensus is.
Één China
Volgens de huidige regering in Peking hield de Republiek China (ROC, 中華民國zhōnghuá mínguó) op te bestaan toen Máo Zédōng (毛泽东) op 1 oktober 1949 de Volksrepubliek China (PRC, 中华人民共和国zhōnghuá rénmín gònghéguó) uitriep: China wordt sinds die datum vertegenwoordigd door de PRC, die alle rechten van de oude ROC erfde.
Taiwan was van 1895 tot 1945 een Japanse kolonie, nadat het Qing-keizerrijk de voormalige VOC-kolonie permanent afstond met het Verdrag van Shimonoseki. In 1945 nam de ROC het in bezit.4Voor de geschiedenis van wat toentertijd nog geen oncontroversieel feit was, zie: Lin Hsiao-ting, Accidental State: Chiang Kai-Shek, the United States, and the Making of Taiwan Cambridge, MA: Harvard University Press, 2016. Na verlies in de Chinese Burgeroorlog vluchtten KMT-leider Chiang Kai-shek en zijn volgelingen naar het eiland – één miljoen Vastelanders (外省人wàishěngrén)5Dominic Meng-Hsuan Yang, The Great Exodus from China: Trauma, Memory, and Identity in Modern Taiwan, Cambridge: Cambridge University Press, 2021, blz. 63. die bij de zes miljoen Taiwanezen (本省人běnshěngrén) kwamen.
Vanuit de ‘tijdelijke hoofdstad’ Taipei claimde het restant van de Chinese Nationalisten dat de nieuwe staat6Ik leg elders uit hoe de ROC-op-Taiwan eigenlijk een hele nieuwe staat was: Sense Hofstede, ‘Taiwan’s democratic journey and stabilising national identity’, 9DASHLINE, 9 december 2020. die ze op de Japanese koloniale fundamenten met Amerikaanse hulp opbouwden nog steeds de ROC was, en bovendien de enige rechtmatige regering van héél China. De Chinese Communisten claimden echter dat het rechtmatig onderdeel was van de Volksrepubliek en nog op bevrijding wachtte.
Het is nu nog officieel beleid aan beide kanten van de Straat van Taiwan dat er slechts Één China is en dat de eigen staat die vertegenwoordigt. Hierbij verwijst men naar de verklaringen van Caïro en Potsdam uit 1943 en 19457‘World War II Conference Declarations’, Taiwan Documents Project. – hoewel dat slechts verklaringen waren waarin de geallieerde leiders ‘Formosa’ toewezen aan China – en Taipei naar het vredesverdrag van San Francisco uit 19518‘San Francisco Peace Treaty’, Taiwan Documents Project. – waarmee Japan slechts de soevereiniteit over Taiwan op gaf zonder een nieuwe eigenaar aan te wijzen. Wanneer een land formele diplomatieke betrekkingen aangaat met het ene ‘China’, dan breekt het andere ‘China’ de relatie af.
Sinds het begin van de democratisering is deze claim voor Taipei steeds meer slechts een formaliteit. Voor de gemiddelde Taiwanese burger betekent ‘status quo’ onafhankelijkheid van de PRC en duidt ‘onafhankelijkheid’ op het afschaffen van de ROC.9zie: Sense Hofstede, ‘Wat bedoelen Taiwanezen met “onafhankelijkheid” en “status quo”?’. De jurisdictie van de ROC is met de grondwetswijzing van 199110Pasha L. Hsieh, ‘The Taiwan Question and the One-China Policy: Legal Challenges with Renewed Momentum’, Die Friendens-Warte, vol. 84, nr. 3, 2009, blz. 59–81. praktisch beperkt tot wat we nu afgekort ‘Taiwan’ noemen.11Sommige rechtsgeleerden, zoals de Nederlandse EU-jurist Werner Somers, concluderen dan ook dat de Taiwan als ROC al een onafhankelijke staat is. Zie: ‘Promotie: Taiwan: onafhankelijke staat of afvallige Chinese provincie?’, Open Universiteit, 4 november 2020. Maar het opgeven van de claim op ‘China’ zou voor Peking een casus belli zijn.
Principe
Peking houdt namelijk nog wel vol overtuiging vast aan het standpunt dat Taiwan onherroepelijk onderdeel is van China.12Taiwan Affairs Office and the Information Office of the State Council, ‘The One-China Principle and the Taiwan issue’, People’s Daily. Dit is het zogeheten ‘één-Chinaprincipe’ (一个中国原则yī ge zhōngguó yuánzé, afgekort: 一中原则yī zhōng yuánzé; One China Principle). Volgens dit principe is er één China, dat China is de Volksrepubliek China, en Taiwan behoort daar ook toe.13中国政府门户网站, ‘一个中国原则’, The Central People’s Government of the Republic of China. In China mag je dan ook niet spreken over ‘China en Taiwan’, maar praat je over het ‘Chinese Vasteland’ (中国大陆zhōngguó dàlù) en ‘China’s Taiwan’ (中国台湾zhōngguó táiwān).14Anne-Marie Brady, ‘Unifying the Ancestral Land: The CCP’s “Taiwan” Frames’, The China Quarterly, vol. 223, September 2015, blz. 787–806.
Volgens deze formulering kan Taiwan bijvoorbeeld niet lid worden van de Verenigde Naties (VN), ook niet als Republiek China. Dit vormt een contrast met Korea. Seoel en Pyongyang claimen beide het ‘echte’ Korea te vertegenwoordigen, met soevereiniteit over het hele schiereiland. Toch is Zuid-Korea gewoon lid van de VN als de Republiek Korea (ROK) en Noord-Korea als de Democratische Volksrepubliek Korea (DPRK).
Peking probeert daarentegen het internationale bestaan van Taiwan als onafhankelijke entiteit compleet onmogelijk te maken. Het stelt ook onterecht dat Resolutie 2758 van de Algemene Vergadering het één-Chinaprincipe ondersteunt,15Jessica Drun en Bonnie S. Glaser, ‘The Distortion of UN Resolution 2758 and Limits on Taiwan’s Access to the United Nations’, The German Marshall Fund of the United States, 24 maart 2022. terwijl deze motie uit 1971 slechts bepaalde dat de VN-zetel van China aan de Volksrepubliek toehoort en niet aan ‘de vertegenwoordigers van Chiang Kai-shek’.16Dit was een bewuste keuze. Voorstellen om de status van Taiwan expliciet te benoemen werden afgewezen om een compromis te bereiken tussen voorstanders van een aparte zetel voor ROC-Taiwan en voorstanders van erkenning dat Taiwan onderdeel van China zou zijn.
China eist ook dat zijn diplomatieke partners één China erkennen als voorwaarde om betrekkingen aan te gaan. Op basis van al het bovenstaande claimt Peking in zijn communicatie stelselmatig dat er een ‘internationale consensus’ bestaat over het één-Chinaprincipe. Dit is onjuist.
Beleid
Andere landen nemen niet blindelings het één-Chinaprincipe van Peking over. In plaats daarvan hebben alle landen die formele betrekkingen hebben met China – of met Taiwan als ROC!17Zie ‘Full diplomatic relations’ op: ‘Foreign relations of Taiwan’, Wikipedia. – een ‘één-Chinabeleid’ (一个中国政策yī ge zhōngguó zhèngcè, afgekort 一中政策yī zhōng zhèngcè; One China Policy). Elk land heeft zijn eigen beleid.18Chong Ja Ian,‘The Many “One Chinas”: Multiple Approaches to Taiwan and China’, Carnegie, 9 februari 2023. De inhoud daarvan is het gevolg van de onderhandelingen tijdens het aangaan van formele betrekkingen en het gedrag in de loop van de tijd.
Hoewel sommige landen inderdaad expliciet erkennen dat Taiwan onderdeel is van de Volksrepubliek, gaat het in veel gevallen slechts om een erkenning dat de Volksrepubliek China het enige China is. Daarbinnen is best veel mogelijk. Niet iedereen levert Taiwanezen uit aan China alsof het Chinezen zijn, zoals Spanje doet.19Safeguard Defenders, ‘China’s Hunt for Taiwanese Overseas: The PRC’s use of extradition and deportation to undermine Taiwanese sovereignty’, 30 november 2021. Nederland en Frankrijk hebben eind 20ste eeuw nog wapens verkocht aan Taipei. Singapore erkent Peking, maar heeft nog altijd jaarlijkse militaire oefeningen in Taiwan genaamd ‘Starlight’ (星光).
De Verenigde Staten stellen uitdrukkelijk dat ze geen uitspraak doen over de status van Taiwan en hebben nauwe ‘onofficiële’ banden onder Three Joint Communiqués met China,20 ‘Joint Communiqués’, Taiwan Documents Project. de Six Assurances aan Taiwan21‘Declassified Cables: Taiwan Arms Sales & Six Assurances (1982)’, American Institute in Taiwan. en de eigen Taiwan Relations Act. In het tweede communiqué „nemen ze waar” (认识到rènshí dào) dat „de Chinezen aan beide kanten van de Straat” Taiwan als onderdeel van China zouden zien. Dit wordt door Peking vaak onterecht vertekent tot Amerikaanse erkenning (承认chéngrèn) van het eigen één-Chinaprincipe, soms via dezelfde creatieve vertaalslag waarbij tussen Chinees en Engels ‘beleid’ ineens in ‘principe’ verandert. Washington stelt ook dat het Taiwanese onafhankelijkheid „niet steunt” (不支持bù zhīchí), wat door Peking vaak vertekent wordt tot de claim dat Amerika „tegen” (反对fǎnduì) onafhankelijkheid zou zijn.
Nederlands Beleid
Nederland stelt in de beleidsnotitie over haar relatie met China uit 201922Ministerie van Buitenlandse Zaken, Nederland-China: Een Nieuwe Balans, blz. 16. slechts:
„Nederland heeft, net als alle andere landen die diplomatieke betrekkingen onderhouden met China, een ‘één-Chinabeleid’, waarbij het de regering van de Volksrepubliek China (in Peking) als enige wettige regering van China erkent. Dit betekent dat Nederland geen diplomatieke betrekkingen met Taiwan onderhoudt. Wel heeft Nederland goede economische, culturele en wetenschappelijke betrekkingen met Taiwan die via het Netherlands Trade and Investment Office [tegenwoordig: Netherlands Office Taipei] worden behartigd.”
De basis is het communiqué waarmee op 16 mei 1972 betrekkingen op ambassadeursniveau tussen beide landen werden geregeld. Maar de Chinese neiging om bewust het één-Chinaprincipe te verwarren met het -beleid kwam weer naar boven toen de ambassade in Den Haag in een boze reactie op een Tweede-Kamermotie over Taiwan valselijk claimde dat Nederland zich ook heeft gecommitteerd aan het principe.23Embassy of the People’s Republic of China in the Kingdom of the Netherlands, ‘Remarks of the Spokesperson of the Chinese Embassy in the Netherlands on Taiwan-related motions proposed by the Dutch Parliamentarians’, 25 november 2021.
Volgens de Gezamenlijke Verklaring bij het aangaan van diplomatieke betrekkingen op ambassadoriaal niveau in 1972, ‘respecteert’ (尊重zūnzhòng) Nederland de positie van de Chinese regering aangaande Taiwan en ‘erkent’ (承认chéngrèn) het dat de Volksrepubliek de enige legale regering is van China.24中华人民共和国政府 en 荷兰王国政府, ‘中华人民共和国政府和荷兰王国政府建立外交关系的联合公报’, 中华人民共和国外交部, 16 mei 1972. Nederland neemt dus zelf geen eigen positie in over de vraag of Taiwan onderdeel is van China. Maar het onderhoudt wel discrete ‘onofficiële’ betrekkingen.25Joan Veldkamp, ‘Chinees machtsvertoon: “Jonge Taiwanezen voelen zich niet eens Chinees”’, De Groene Amsterdammer, 25 januari 2022.
Daarnaast is er ook nog de Nederlandse belofte om geen wapens meer te verkopen aan Taiwan, gedaan bij het herstel van betrekkingen in 1984, na een periode van drie jaar waarin China ons strafte voor de verkoop van onderzeeboten aan Taipei.26Mari Saito, Yimou Lee, Ju-Min Park, Tim Kelly, Andrew MacAskill, Sarah Wu, en David Lague, ‘Taiwan’s friends aid stealthy submarine project as China threat rises’, Reuters, 29 november 2021.
„De Nederlandse zijde herbevestigde dat het vasthoudt aan het één-China beleid, volgens hetwelk de regering van het Koninkrijk der Nederlanden de regering van de Volksrepubliek China als de enig wettige regering van China erkent. China waardeerde deze Nederlandse houding ten aanzien van het één-China beleid en herhaalde zijn eigen positie ten aanzien van de Taiwan-kwestie.”
In het vierde stuk in een serie over Taiwan op de website van de Chinese permanente vertegenwoordiging bij de Europese uit augustus 2022, stellen Pekings diplomaten:
Sir Christopher Soames, then vice-president of the European Economic Community (EEC) visited China in 1975. It was during this visit that China and the EEC agreed to establish official relations. After consultation between the two sides, Xinhua News Agency reported Soames’s unilateral speech on the Taiwan question at a press conference in Beijing. Sir Soames stated that “all the Member States of the Community recognized the government of China and had taken positions with regard to the Taiwan question acceptable to the People’s Republic”. He also confirmed that “according to these positions, the Community does not entertain any official relations with Taiwan or have any agreements with it”. Such are binding legal obligations [sic] of the EU and its member states.
De volledige tekst van zijn opmerking is terug te vinden in het AFP-persbericht van 8 mei 1975. Op 18 juni vertelde Soames het Europees Parlement hetzelfde: „I explained that matters such as the recognition of states did not come within the responsibility of the Community. But I was able to satisfy my Chinese hosts that, in keeping with positions adopted at various times by all the Member States, the Community does not entertain any official relations with Taiwan or have any agreements with it.”28Christopher Soames, ‘Speech by Sir Christopher Soames, Vice-President of the Commission, during a European Parliament debate on China. Strasbourg, 18 June 1975’, Pittsburgh: Archive of European Integration, 30 augustus 2008.
Rondom de Chinese ontevredenheid over de opening van een Taiwanese vertegenwoordiging in Litouwen onder de naam ‘Taiwan’ stelde eerder ook al toenmalig ambassadeur Zhāng Míng 张明 dat de belofte van Sir Soames tijdens de persconferentie juridisch bindend zou zijn op de Europese Unie en zijn lidstaten (“这一承诺对欧盟及成员国构成法定义务和约束,欧方应该言而有信。”).29 张明, ‘关于“驻立陶宛台湾代表处”,张明大使原话引述了欧方在与中国建交之初的承诺’, 中华人民共和国驻欧盟使团, 18 november 2021. Dit is de basis waarop, in een interview met de South China Morning Post, de binnenkomend ambassadeur Fù Cōng 傅聪. het voorstel van bezoekende Europarlementariërs om een investeringsovereenkomst aan te gaan tussen EU en Taiwan afwees. Op basis van het stukje „acceptable to the People’s Republic” claimde hij ook dat China gehoord moet worden bij het bepalen van wat binnen het één-Chinabeleid van Europa zou passen.30‘Transcript of Ambassador Fu Cong’s Interview with the South China Morning Post’, Mission of the People’s Republic of China to the European Union, 23 december 2022.
In de Elements for a new EU strategy on China uit 2016 stellen de Europese Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid:
The EU confirms its “One China” policy. […] The EU confirms its commitment to continuing to develop its relations with Taiwan and to supporting the shared values underpinning its system of governance. The EU should continue to support the constructive development of cross-Strait relations as part of keeping the Asia- Pacific region at peace. Accordingly, the EU will use every available channel to encourage initiatives aimed at promoting dialogue, co-operation and confidence-building between the two sides of the Taiwan Strait. The EU should promote practical solutions regarding Taiwan’s participation in international frameworks, wherever this is consistent with the EU’s “One China” policy and the EU’s policy objectives.
In de update van 2019 herhaalt men dit in een voetnoot: „The EU continues to adhere to its “One China Policy”. The EU confirms its commitment to continuing to develop its relations with Taiwan and to supporting the shared values underpinning its system of governance, as set out in the 2016 EU Strategy on China.”31European Commission en High Representative of the Union for Foreign Affairs and Security Policy, ‘EU-China — A strategic outlook: European Commission and HR/VP contribution to the European Council’, Straatsburg: Europese Commissie, 12 maart 2019.
Consensus van 1992
Waar wij een één-Chinabeleid hebben, werd in het geval van Taiwan samenwerking mogelijk gemaakt door de wederzijdse erkenning van de zogenaamde ‘Consensus van 1992’ (九二共識jiǔ èr gòngshì) ten tijde van de regering van KMT-president Ma Ying-jeou (2008–16). Hierover is ook veel verwarring.
De KMT, tegenwoordig in de oppositie, claimt samen met de CCP dat de neergang van de betrekkingen tussen China en Taiwan sinds Tsai Ing-wen in 2016 aan de macht kwam, begon met haar weigering om de ‘Consensus van 1992’ te erkennen. Dat Tsai dat niet volmondig doet, is echter niet zo verrassend. De Consensus zoals de KMT die ziet, was een unilateraal product van de Ma-regering, niet van beleid van haar DPP of volmondige erkenning door Peking.
KMT-uitvinding
In het begin van de jaren negentig – voor de democratisering – vonden er gesprekken plaats in Hong Kong (1992) en Singapore (1993) tussen vertegenwoordigers van Taipei en Peking. Hierbij werd geen overeenstemming bereikt over een manier om naar Één China te verwijzen, hoewel er wel enkele verbale overeenkomsten zouden zijn geweest over het principe van één China.
Toen de KMT de macht verloor aan DPP-president Chen Shui-bian in 2000, bedacht KMT-functionaris Su Chi (蘇起Sū Qǐ) – verwijzend naar die gesprekken – echter de ‘Consensus van 1992’,32Shih Hsiu-chuan, ‘Su Chi admits the “1992 consensus” was made up’, Taipei Times, 22 februari 2006, blz. 3. op basis van in 1992 door de Taiwanese kant in Hong Kong voorgestelde formulering.33Jean-Pierre Cabestan. ‘Su Chi, Taiwan’s Relations with Mainland China: A Tail Wagging Two Dogs’, China Perspectives, jrg. 2009, nr. 4, 2009, blz. 2. Die was dat er één China is, waartoe Taiwan en het Vasteland behoren, maar met de erkenning dat er verschillende interpretaties zijn wat dat China is (一中各表yī zhōng, gè biǎo).
Met de DPP aan de macht zochten de KMT en CCP naar een manier om het vooruitzicht van politieke stabiliteit en economische groei door samenwerking van beiden kanten te gebruiken om het ‘groene kamp’ van de troon te stoten en het eigen Chinese nationalisme te verenigen met de impopulariteit daarvan bij het Taiwanese electoraat.
Positieve geluiden uit Peking en het werk van Su Chi leidden tot acceptatie van de label ‘Consensus van 1992’ en de leugen dat deze al uit Hong Kong zou stammen. Onder de KMT-regering van 2008 tot 2016 werd dit regeringsbeleid. Dat maakte onderhandelingen tussen beide kanten mogelijk voor Ma’s ambitieuze economische integratieplannen.
Chinees dubbelspel
Maar, hoewel China de label ‘Consensus van 1992’ steeds op rituele wijze herhaalt als voorwaarde voor interactie met Taipei, heeft Peking nooit erkend dat er verschillende interpretaties mogelijk zijn. Daar ligt de nadruk vooral (en steeds meer) op het ‘één China’ (yī zhōng). Vaste prik is de oproep aan ‘de DPP-autoriteiten’ om ‘het één-Chinaprincipe en de “Consensus van 1992”’ (一个中国原则和“九二共识”yī gè zhōngguó yuánzé hé “jiǔ’èr gòngshì”) te erkennen.
De KMT noemt de ‘verschillende interpretaties’ (gè biǎo) ook niet in gesprekken met Chinese tegenhangers. Onder de Taiwanese bevolking is er geen consensus over de betekenis van de Consensus.34Austin Horng- En Wang, Yao-Yuan Yeh, Charles K. S. Wu, en Fang-Yu Chen, ‘The Non-Consensus 1992 Consensus’, Asian Politics & Policy, jrg. 13, nr. 2, 2021, blz 212–227. De KMT kan hem echter niet schrappen uit haar programma.
De partijelite is te gecommitteerd aan Chinees nationalisme, hoe impopulair dat ook moge zijn bij het electoraat.35Lin Ai-te, ‘外省人如何建構?何以今日疏離如此?’, Voicettank, 8 september 2021. Bijna de helft van het bestuur van de KMT heeft daarnaast financiële belangen in China, waar lippendienst aan Één China vereist is om zaken te doen.36Amber Lin, ‘Taiwan’s Kuomintang at a Crossroads: Should the Nationalist Rethink Its China-leaning Posture?’, The Reporter, vertaald door Chen Guo, 24 juni 2020. Bovendien voert de KMT juist campagne op haar communicatiekanalen met Peking.
Toekomst
De ‘Consensus van 1992’ hangt nog altijd als een molensteen om de nek van de KMT.37Derek Grossman en Brandon Alexander Millan, ‘Taiwan’s KMT May Have a Serious ‘1992 Consensus’ Problem’, The Diplomat, 25 september 2020. De DPP zal hem nooit omarmen, maar ook potentiële concurrenten voor de positie van KMT in het electorale landschap38Die positie is al structureel zwak vanwege de Chinese identiteit van de KMT: Nathan F. Batto, ‘Cleavage Structure and the Demise of a Dominant Party: The Role of National Identity in the Fall of the KMT in Taiwan’, Asian Journal of Comparative Politics, jrg. 4, no. 1, 2019, blz. 81–101. zoals de jonge Taiwanese Volkspartij (TPP) hebben geen reden om de gifpil in te nemen, zeker nu Peking steeds minder ruimte laat voor verschillende interpretaties.39Inmiddels zien we al steeds vaker de formulering ‘de Consensus van 1992 die het één-Chinaprincipe belichaamt’ (体现⼀个中国原则的“九⼆共识”tǐxiàn yī gè zhōngguó yuánzé de “jiǔ èr gòngshì”) opduiken in de niet-geautoriseerde stukken. Dat is een herformulering naar expliciet ‘één China, één interpretatie’.
China richt zich op één-Chinaprincipe
De Consensus is voor Peking sowieso minder belangrijk geworden. Uiteindelijk is de prioriteit van de Chinese Communistische Partij (CCP) om ‘onafhankelijkheid’ te voorkomen.40A.A. Bastian, ‘Threatening Taiwan Gets China More Than Invading It Would’, Foreign Policy, 30 november 2021. Zie ook het werk van Bonnie Glaser. Het één-Chinaprincipe leent zich daar beter voor afschrikking en dreiging dan de op samenwerking gerichte ‘Consensus van 1992’.
Als President Tsai zegt dat Taiwan al onafhankelijk is onder de formele naam Republiek China,41John Sudworth, ‘China needs to show Taiwan respect, says president’, BBC News, 14 januari 2020. dan gaat dat natuurlijk in tegen Pekings idee van Één China. Dat ‘gevaar’, de strijd over Taiwanese deelname aan de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en de aanvallen op multinationals met ‘verkeerde’ kaartjes laten al zien dat het bewaken van deze lijn voor China een actieve strijd is.
Nog altijd probeert Peking het één-Chinabeleid van afzonderlijke landen geleidelijk gelijk te stellen aan zijn eigen één-Chinaprincipe. Een andere tactiek is te stellen dat Tsai Ing-wen degene was die zogenaamd brak met de ‘Consensus van 1992’. Het is daarom goed om duidelijk te maken dat het principe van China en een beleid van een land niet hetzelfde zijn, en dat er nooit een consensus is geweest over de Consensus.
Voor de geschiedenis van wat toentertijd nog geen oncontroversieel feit was, zie: Lin Hsiao-ting, Accidental State: Chiang Kai-Shek, the United States, and the Making of Taiwan Cambridge, MA: Harvard University Press, 2016.
Dit was een bewuste keuze. Voorstellen om de status van Taiwan expliciet te benoemen werden afgewezen om een compromis te bereiken tussen voorstanders van een aparte zetel voor ROC-Taiwan en voorstanders van erkenning dat Taiwan onderdeel van China zou zijn.
Austin Horng- En Wang, Yao-Yuan Yeh, Charles K. S. Wu, en Fang-Yu Chen, ‘The Non-Consensus 1992 Consensus’, Asian Politics & Policy, jrg. 13, nr. 2, 2021, blz 212–227.
Inmiddels zien we al steeds vaker de formulering ‘de Consensus van 1992 die het één-Chinaprincipe belichaamt’ (体现⼀个中国原则的“九⼆共识”tǐxiàn yī gè zhōngguó yuánzé de “jiǔ èr gòngshì”) opduiken in de niet-geautoriseerde stukken. Dat is een herformulering naar expliciet ‘één China, één interpretatie’.
De spanning in de Straat van Taiwan neemt al een tijdje geleidelijk toe. Chinese staatsmedia en voormalige Chinese militairen benadrukken de recente oefeningen van het Volksbevrijdingsleger in de Oost-Chinese en Zuid-Chinese Zeeën. Hoewel een deel daarvan voorheen ook al plaatsvond met stille trom — en de ruchtbaarheid dus deels omweg de propaganda is — vinden er momenteel wel een ongebruikelijk groot aantal tegelijk plaats. Risico op escalatie tot oorlog is er altijd in de Straat van Taiwan, zeker nu de Chinese Communistische Partij onder Xi Jinping lijkt te denken dat de onstuitbare groei van het land inhoudt dat Peking niet meer zoveel rekening hoeft te houden met de rest van de wereld. De Chinese Droom van de Grootse Herrijzenis van het Chinese Volk moet voor het honderdjarig bestaan van de Volksrepubliek in 2049 bereikt worden — de annexatie van Taiwan is daar onderdeel van.
Ik wil in dit bericht twee punten uitlichten met betrekking tot escalerende Chinese dreigementen aan Taiwan. Het eerste is een waarschuwing over een commentaar van de nationalistische tabloid Global Times naar aanleiding van (zo goed als zeker) ongefundeerde speculatie van het in Peking gevestigde ‘South China Sea Strategic Situation Probing Initiative’ (SCSPI). Het tweede gaat over het Chinese lawaai over het bezoek van de Tsjechische senaatspresident aan Taiwan en wat daar de consequenties van zijn.
Commentaar Global Times
In reactie op de stijgende druk in de Zuid-Chinese Zee zijn er een aantal semi-academische initiatieven ontstaan in de Engelstalige wereld die de bewegingen en landaanwinning in het gebied volgen, vaak aan de hand van satellietfoto’s en bijvoorbeeld vlucht- en vaarinformatie. Deze platformen zijn voornamelijk Westers, Amerikaans. In een poging om de Chinese versie van het verhaal ter berde te brengen is in april 2019 in Peking het ‘South China Sea Strategic Situation Probing Initiative’ (SCSPI) opgericht, met academici die oftewel verbonden zijn aan het Volksbevrijdingsleger of erom bekendstaan de Chinese claims te beargumenteren. Berichten van deze organisatie over de ‘inbreuken’ van de Amerikaanse marine in de regio zijn eerder al gerapporteerd in de Southern China Morning Post (SCMP), de Hongkongse krant die steeds pro-Peking-elementen in de berichtgeving krijgt. Nu speculeert de SCSPI op basis van ‘vreemd’ gedrag van een Amerikaans EP-3 spionagevliegtuig dat opeens op de trackingwebsite verscheen op zo’n manier dat het instituut suggereerde dat het misschien wel stiekem in Taiwan was opgestegen. Eerdere speculatie elders op basis van dezelfde soort trackinginformatie suggereerde dat een Amerikaans spionagevliegtuig was opgestegen van de luchthaven Songshan, midden in Taipei, de voormalige burgerluchtvaarthub omgeven door hoogbouw en heuvels en waar zoiets nooit onopgemerkt was gebleven. Dat weerhield de Global Times er niet van om met een oorlogszuchtig commentaar te komen.
De Global Times is een nationalistisch tabloid dat buitenlandse observatoren vaak veel te serieus nemen. De Engelstalige versie is bovendien een stuk wilder dan de belangrijkere Chinese versie (环球时报Huánqiú Shíbào), en bovendien dient de krant vaak als uitlaat voor proefballonetjes en frustraties uit de nationalistische hoek in China. Dat betekent niet dat de krant zomaar genegeerd kan worden, zeker als het gaat om een hoofdredactioneel commenteer, ook omdat het dient om extremere beleidssuggesties uit te proberen op het publiek. Het belang van dit specifieke commentaar werd onderstreept door het feit dat China Taiwan Net (中国台湾网), de nieuwsite van het Bureau voor Taiwanese Zaken van de Chinese regering, een samenvatting van het agressieve stuk deelde. Men moet echter wel in acht nemen dat ‘psychologische oorlogsvoering’ (心理战xīnlǐ zhàn) één van de tactieken is die China gebruikt om tegenstanders zoals Taiwan te doen geloven dat de dreiging groter is, om zo verzet te ontmoedigen.
Het artikel (“Commentaar: [we] moeten de Tsai Ing-wen–autoriteiten een fundamentele waarschuwing geven”) claimt dat een rode lijn is overschreden als een Amerikaans militair vliegtuig werkelijk op Taiwan zou zijn geland, en dat “als het Vasteland concreet bewijs vindt, dan kan het het relevante vliegveld en het op het vliegveld gelande Amerikaanse militaire vliegtuig vernietigen, waarmee oorlog in de Straat van Taiwan begint.” (如果大陆掌握了确凿证据,就可以摧毁相关机场和降落在该机场的美国军机,台海战争将就此打响。) Dit is niet een erg grote escalatie van de normale dreigende taal, hoewel het natuurlijk niet helemaal strookt met de claim dat China nooit het eerste schot zal lossen. De oplossing voor die schuldvraag komt later in het stuk: de suggestie dat de Chinese luchtmacht begint met patrouilleren in het Taiwanese luchtruim, zelfs boven het eiland zelf. Hiermee kan Peking haar soevereiniteit over Taiwan demonstreren en controleren of het Amerikaanse leger niet stiekem aanwezig is. En, “als het Taiwanese leger het waagt om het vuur te openen op vliegtuigen van het Volksbevrijdingsleger — het eerste schot lost — dan betekent dat uitlokking van oorlog. Het Volksbevrijdingsleger zal daarop meteen de strijdkrachten van Taiwan compleet vernietigen en ‘militaire hereniging’ bereiken.” (如果台湾军队胆敢向解放军飞机开火,打第一枪,就意味着挑起战争,解放军应立即对台湾军事力量给予全面摧毁,实现武统。) Deze suggestie is gestoord. Hij zal niet worden opgevolgd. Het is een voorbeeld van de manier waarop de Global Times dient als podium voor de fantasieën van extreme nationalisten. Maar zulke stukken helpen wel om het debat verder naar rechts te trekken.
China zegt normaal ‘vreedzame hereniging’ (和平统一hépíng tǒngyī) van Taiwan met China na te streven. De term ‘militaire hereniging’ (afgekort als 武统wǔtǒng) duidt op de oplossing voor als dat niet lukt. Artikel 8 van de ‘Anti-Afscheidingswet’ geeft de drie voorwaarden daarvoor. Een directe invasie van Taiwan door het Chinese Volksbevrijdingsleger is onwaarschijnlijk op dit moment. In plaats daarvan zal Peking over de komende jaren langzaam de druk opvoeren. Russische salamitactieken kunnen daarbij als voorbeeld dienen. Hoewel ik dus niet verwacht dat we snel Chinese jachtvliegtuigen in de lucht boven Taipei kunnen zien, zit er wel een groot risico in het voorstel van het commentaar van de Global Times. Het is namelijk een extreme versie van de steeds regelmatigere verschijning van de Chinese luchtmacht in de Taiwanese ‘air defence identification zone’ (ADIZ). Het is niet onmogelijk dat deze missies steeds brutaler gaan worden en verder zullen gaan dat slechts het binnendringen van een ADIZ. Het doel is om Taiwan in te snoeren en een ‘nieuw normaal’ te creëren dat steeds meer richting de door Peking gewenste situatie gaat. Daarbij wordt echter wel het risico steeds groter dat iemand werkelijk het ‘eerste schot’ lost en we oorlog krijgen.
Bezoek Taiwan voorzitter Tsjechische Senaat
De wens om Taiwan voor een voldongen feit te stellen vindt zijn tegenhanger in een andere gebeurtenis die tot veel officiëler lawaai van Chinese kant leidde. Afgelopen zondag kwam een grote Tsjechische delegatie aan in Taipei onder leiding van de voorzitter van de senaat, Miloš Vystrčil. Zijn voorganger, Jaroslav Kubera, had het plan geopperd om Taiwan te bezoeken. Hij overleed echter aan een hartaanval vlak na dreigementen van zowel de Chinese ambassade als ook de pro-Chinese president van Tsjechië, Miloš Zeman, die hem hiervan moesten weerhouden. Dit resulteerde in grote politiek ophef en de belofte van opvolger Vystrčil om Taiwan te bezoeken, wat de regeringen in Praag en Peking er ook van mochten vinden. Deze week is deze delegatie van 89 mensen in Taiwan, waaronder ook de pro-Taiwanese burgemeester van Praag, Zdeněk Hřib, die eerder een aanvaring had met de Chinese ambassade over een zusterband met de stad Taipei.
De Chinese reactie is niet zo extreem als hij had kunnen zijn, omdat Vystrčil en Hřib tot de oppositie behoren. Toch kwam er veel verbaal geweld. Op maandag verklaarde de Chinese minister van buitenlandse zaken Wang Yi dat de senaatsvoorzitter een ‘zware prijs’ zou betalen voor zijn ‘kortzichtigheid en politiek opportunisme’. Hierop riep de Tsjechische regering — die tegen het bezoek van Vystrčil is — de Chinese ambassadeur op het matje. Tijdens zijn persconferentie met Wang Yi eerder vandaag veroordeelde zelfs de Duitse minister van buitenlandse zaken, Heiko Maas, de dreigementen.
Interessant op de langere termijn is precies wat voor ‘zware prijs’ de senaatsvoorzitter zal moeten betalen. Als dat meevalt, dan geeft dit als signaal aan andere Europese politici dat het bezoeken van Taiwan helemaal niet zo eng is. We zien in de veroordeling van het dreigement ook dat er een risico is op een terugslag als Peking te hard reageert. Maar China heeft er alle belang bij om de afschrikkende werking van zijn dreigementen op dit vlak in stand te houden Zoals Edward Lucas opmerkte, kan Peking vrij weinig meer doen als niet één maar alle landen mensen naar Taiwan sturen. Dan staat de Partij eens voor een voldongen feit.
Er zit al verandering in, vooral door initiatieven van de Verenigde Staten. Recent bracht de Amerikaanse minister van gezondheid Alex Azar een bezoek aan Taiwan. Deze week publiceerde de VS enkele voormalig geheime documenten waarin beloftes aan Tapei betreffende defensie en soevereiniteit stonden. Onderminister David R. Stilwell gaf bovendien een toesprak waarin hij de voorheen bewust vaag gehouden beloftes nog maar eens expliciet herhaalde. Washington voelt steeds minder de behoefte om halfslachtig te doen.
Ook in Nederland zie je dat men minder krampachtig wordt. In oktober 2019 ging een delegatie onder leiding van Henk Krol naar Taiwan. Interessanter dan de aanwezigheid van de inmiddels al oud-leider van 50Plus was de deelname van voormalig buitenlandwoordvoerder voor de VVD, Han ten Broeke. Van de Tweede Kamer-leden houden verder Martijn van Helvert (CDA), Roelof Bisschop (SGP), en Sjoerd Sjoerdsma (D66) zich met Taiwan bezig. De naamswijziging van de Nederlandse vertegenwoordiging in Taiwan van ‘Netherlands Trade and Investment Office’ tot ‘Netherlands Office Taipei’ leidde weliswaar tot een démarche van de Chinese ambassade en wat geklaag in de nationalistische Global Times, maar daar bleef het bij. China kan het zich niet veroorloven om Europe te veel van zich te vervreemden nu de spanning oploopt in vrijwel al zijn bilaterale relaties.
Ik verwacht niet dat Nederland pionier zal zijn in risicovolle ondernemingen; er staat daarvoor te veel op het economische spel in China. Echter, er zijn ook belangen in Taiwan. Als op termijn de norm eenmaal verschoven is, dan zal Den Haag niet achter willen blijven.
Now that the DPP’s Tsai Ing-wen (蔡英文) has begun her second term as President of Taiwan and her defeated KMT opponent Han Kuo-yu (韓國瑜) has successfully been recalled as Mayor of Kaohsiung, it is useful to look at the changes in the Taiwanese political landscape in recent times. Six years after the Sunflower Movement protests against then President Ma Ying-jeou (馬英九) over his rapprochement to China and four years after the Democracy Progressive Party (DPP, 民主進步黨) captured the majority in the Legislative Yuan for the first time in history, it seems that the Chinese Nationalist Party (KMT, 中國國民黨) is no longer the risk-free default choice during elections. In its early years, the DPP had to fight against a negative reputation of its members as provincial rabble-rousers seeking to overthrow the state, more skilled at throwing chairs in the legislature than steering Taiwan’s development. But things have changed. The dynamics of the January 2020 presidential elections and the unrest in Hong Kong only confirm that a sovereign Republic of China Taiwan (中華民國台灣 zhōnghuá mínguó táiwān) is now the status quo in Taiwanese politics. Moreover, the Tsai government‘s globally praised response to the Covid-19 pandemic is the last step in the KMT losing its monopoly on the claim to providing reliable governance, even facing the first successful recall of a mayor. I argue that, in terms of political narrative, it is no longer the case that the DPP’s goals that ask Taiwanese voters to support radical change, but rather that the KMT’s views of Taiwan now require the reporters to risk an uncertain future.
Apart from the incorrect ‘breakaway province’ cliché, another favourite of the press when writing on Taiwan is to mention that the island was separated from China in 1949, at the end of the Chinese Civil War. In this piece I argue that this is wrong. Taiwan was separated from China in 1895, when the Treaty of Shimonoseki ceded Taiwan to the Japanese Empire. There has been a distinct Taiwanese society ever since. The chaotic 1945–9 period during which it was part of a Nanjing-based Republic of China (ROC) was too short and tenuous to undo this. The post-1949 period was indeed initially dominated by refugees from the Mainland, but they were migrants making a new home in an existing society. The fact that they brought their Chinese cultural background with them and sought to remould Taiwanese society in that light does not change the fact that the end-product was something new and different. The real point of divergence for Taiwan was 1895.
This is my timeline of the outbreak of a novel coronavirus known as SARS-CoV-2 that first appeared in Wuhan, China and led to a global Covid-19 pandemic. Besides the events in China, it may be also somewhat slanted to places I take a professional and personal interest in, mostly Singapore, Taiwan, and the Netherlands. Among the many articles previously shared on my Twitter account I rely on, I want to single out the China Change translation of the censored article ‘The Regret of Wuhan’ of China Newsweek, as well as the translated The Initium article ‘Fighting COVID-19 in Singapore, Taiwan, Hong Kong’. Reporting from AP, Caixin, Reuters and SCMP, and a newsletter by Natasha Loder have been very helpful in understanding the early days. One caveat is that you have to ask yourself what was the content of the ‘report’ when certain persons or institutions warned others, not just note that a report was made.
I will continue to update this post as more becomes known and as people point out errors and gaps. Updated: 2021/09/14
Op 11 januari zijn er in Taiwan verkiezingen voor de president en voor het parlement, de Wetgevende Yuan. In de korte geschiedenis van deze jonge democratie zijn dit de meest cruciale verkiezingen tot nu toe. Kiest de bevolking voor weerstand bieden aan Peking of voor langzame integratie? Het eiland komt meestal in het nieuws in verband met de Volksrepubliek China, en hoezeer ook vele Taiwanezen het liefst een normale democratie zouden zijn, is ook nu de houding tegenover Peking het belangrijkste punt in het politiek debat.
China claimt Taiwan en heeft in de afgelopen jaren de druk langzaam opgevoerd. De keuze de de Taiwanese kiezer in januari maakt zal voor een groot deel bepalen in welke mate Taipei hier weerstand tegen zal kunnen bieden. De DPP van de huidige president Tsai Ing-wen is voor uiteindelijke onafhankelijkheid en werkt aan het versterken van defensie en de economie. De KMT doet altijd vaag rondom verkiezingen, maar een bevriende journalist sprak met een hoge adviseur van Tsai’s uitdager Han Kuo-yu, die defaitistisch zei dat China uiteindelijk toch wel wint, dus dat Taiwan maar beter kan gaan onderhandelen nu het nog enige invloed heeft. Als China de controle over Taiwan verwerft, zal dat niet alleen het einde betekenen van een bloeiende democratie in een vrije samenleving, maar ook een geopolitieke aardverschuiving in de regio veroorzaken die ook voor Europa gevolgen zal hebben.
De komende dagen zullen er veel nieuwsberichten over de aanstaande verkiezingen in de pers verschijnen die de nadruk zullen leggen op de Chinese factor. Helaas is daarbij de neiging groot om China-experts te gebruiken. Maar om de politieke situatie in Taiwan echt te begrijpen, moeten we eerst de sinocentrische bril afzetten. In dit stuk wil ik vier misverstanden weerleggen, misverstanden die vaak het gevolg zijn van het feit dat men verslaggeving over Taiwan te vaak als onderdeel van verslaggeving over China beschouwt. Echter, bij het beoordelen van nieuws uit Taiwan is het belangrijk om in het hoofd te houden hoe de Taiwanezen zelf denken.
Het eerste punt betreft Taiwans ‘onafhankelijkheid’. Wanneer de pers het heeft over de strijd voor ‘onafhankelijkheid’ van ‘zelfbesturend’ Taiwan, dan lijkt men er van uit te gaan dat het gaat om het verklaren van de onafhankelijkheid van de Volksrepubliek China. Het klopt dat juridisch gezien de status van Taiwan gecompliceerd is. Officieel houdt Taipei de naam ‘Republiek China’ aan, terwijl het standpunt van Peking is dat die staat ophield te bestaan toen Mao Zedong op 1 October 1949 de Volksrepubliek uitriep. Maar Taiwan is geen ‘afvallige provincie’ van dit Nieuwe China. De eilanden die onder het gezag van Taipei staan zijn nooit door de Chinese Communistische Partij geregeerd. Voor Taiwanezen betekent onafhankelijkheid in de meeste gevallen dan ook het verklaren van een Republiek Taiwan ter vervanging van de Republiek China, de regering die pas in 1945 naar het eiland kwam en door sommige Taiwanezen ook als buitenlandse macht werd gezien. Peilingen laten een overweldigende meerderheid zien voor óf te zijner tijd een formeel onafhankelijk Taiwan, óf het handhaven van de status quo. Die status quo is vanuit het Taiwanees perspectief de huidige situatie van de facto onafhankelijkheid onder de naam Republiek China. Peking speelt hierbij geen formele rol.
Dit brengt mij bij het tweede punt, dat van ‘hereniging’. Het is een mooie aanleiding voor een nieuwsbericht als Peking weer eens maatregelen uitrolt om Taiwanezen naar het Chinese Vasteland te lokken, of als een ondoordacht harde uitspraak van President Xi Jinping een boze reactie van Taipei uitlokt: wat zal dit wel niet betekenen voor de steun in Taiwan voor hereniging?! Los van het feit dat een deel van de Taiwanezen de term ‘hereniging’ verwerpt — als Taiwan nooit onderdeel is geweest van de Volksrepubliek, dan is er eerder sprake van ‘annexatie’ — is ook zo’n vraag nogal sinocentrisch. In Taiwan is samengaan met China geen serieuze optie. Volgens de cijfers van de NCCU Election Survey Centre (ESC) uit juni 2019 is slechts 10,4% van de bevolking voor ‘hereniging’ nu of op een later moment. 57,5% is voor het behouden van de status quo. 25,7% is voor formele onafhankelijkheid nu of later. Werk uit eind 2016 van Emerson Niou en anderen van de Taiwan National Security Survey laat zien dat steun voor formele onafhankelijkheid een duidelijke meerderheid krijgt als je voorwaarde toevoegt dat Peking niet aanvalt. Wat men bedoelt met ‘status quo’ in de ESC-peiling is dus niet per se de betekenis die Peking er aan geeft en steun voor de status quo is soms ook pragmatisch.
De voorstellen die China doet zijn niet populair. Een peiling die Taiwans Mainland Affairs Council in oktober liet uitvoeren liet zien dat 89,3% tegen ‘Een Land, Twee Systemen’ is, de oplossing die Xi Jinping steeds voorstelt. Zelfs de kandidaat van de China-vriendelijke KMT spreekt zich er actief tegen uit. Het politieke debat in Taiwan gaat er over hoe nauw de economische banden tussen China en Taiwan moeten zijn. Maar — afgezien van een kleine groep oudere politici en academici die vanwege historische redenen een buitenproportioneel groot podium hebben — is politieke samenvoeging met de Volksrepubliek voor de gewone Taiwanees geen optie, of deze nou voor ‘Taiwan’ is of voor de ‘Republiek China’.
Dat is ook hoe we het derde punt moeten zien, dat van de nationale identiteit. Het is inderdaad waar dat nog niet iedereen op Taiwan zich identificeert als ‘Taiwanees’ alleen. Uit hetzelfde onderzoek van het Election Study Centre blijkt dat 56,9% zich identificeert als ‘Taiwanees’ bij een keuze tussen ‘Taiwanees’, ‘Chinees’, of ‘beide’. Er zijn er ook veel die zich identificeren als ‘Taiwanees én Chinees’, 36,5%. Maar slechts 3,6% ziet zichzelf als enkel ‘Chinees’. Alleen moeten we dat ‘Chinees’ niet gelijk zien als Pekings definitie van ‘Chinees’. Een deel van de klompendansende conservatieve Republikeinen uit Holland, Michigan noemt zich ook ’Nederlander’, maar geven daar een andere inhoud aan dan wij in Europees Nederland. Hoe Chinees of niet Taiwanezen zich voelen, de meerderheid heeft weinig affiniteit met de Volksrepubliek van Xi Jinping.
Het vierde en in mijn optiek belangrijkste misverstand over Taiwan gaat er dan ook over hoe de huidige staat is ontstaan. Het vaakst vertelde verhaal gaat over de Nationalisten. De KMT kwam onder leiding van Chiang Kai-shek in 1949 naar Taiwan, nadat ze de Chinese Burgeroorlog hadden verloren van de communisten en vanaf toen ging Taiwan als ‘Vrij China’ zijn eigen weg. Dit beeld is versterkt doordat tijdens de periode van dictatuur deze zogeheten Vastelanders alle goede banen in handen kregen en ook vaak degenen waren die in het Engels over Taiwan schreven en die met buitenlanders in contact kwamen. Het past ook het beste bij het beeld dat Peking heeft van Taiwan: tijdelijk ontnomen aan het Vaderland door een vluchtende kliek verliezers. Op die manier hoeft men niet onder ogen te zien hoe lang Taiwan al erg anders is.
Taiwan namelijk niet pas in 1949 van China afgescheiden, maar al in 1895. In dat jaar moest het keizerlijk hof in Peking het toen nog achtergebleven eiland Taiwan afstaan aan het Japanse Keizerrijk nadat het een oorlog over de controle over Korea had verloren van Tokyo. Het is Japan dat Taiwan over de daaropvolgende 50 jaar moderniseerde. Juist in die periode ervoer China de bepalende hervormingen, protestbewegingen en revoluties die de moderne Chinese identiteit vorm hebben gegeven. Dit alles ging voorbij aan de Taiwanezen, die naar Japanese scholen gingen en binnen het Japanese Keizerrijk aan het strijden waren voor zelfbeschikkingsrecht. De Vastelanders die in 1949 aankwamen op Taiwan waren een groep van ongeveer één miljoen vluchtelingen op een bestaande bevolking van zes miljoen. Hun invloed was groot, maar ze kwamen aan als ontheemde minderheid in een bestaande samenleving met een eigen identiteit. Het was deze lokale identiteit die de decennia-lange strijd voor democratie en ‘Taiwanisering’ voedde. Afgezien van de roerige burgeroorlogjaren 1945–49, toen de problematische voormalige kolonie werd bestuurd als een bijzondere regio, is het eiland nooit onderdeel geweest van een moderne Chinese staat. De politieke strijd op Taiwan ging altijd over zelfbestuur, tegen de Nederlandse kolonisator in de 17e eeuw, later tegen de Japanse koloniale overheid, en ten slotte tegen de Nationalisten die de bestuurlijke en sociale rol van de Japanners over hadden genomen.
De campagne voor de verkiezingen in januari gaat nu voor een deel over de rol die ‘China’ speelt in de Taiwanese identiteit. Nog nooit is het zo duidelijk geweest waar welke partij voor staat. In 2007 benadrukte de toekomstige President Ma Ying-jeou nog zijn Taiwanese identiteit, voorheen ondenkbaar voor een kandidaat van de voormalige dictatoriale KMT. Maar in de huidige campagne heeft de verdedigende President Tsai Ing-wen van de DPP het altijd over ‘Taiwan’, terwijl haar uitdager Han Kuo-yu van de KMT het heeft over de ‘Republiek China’, een populistisch appèl op nostalgie voor het autoritaire tijdperk. Han beschuldigt Tsai ervan niet van de Republiek China te houden. Tsai beschuldigt Han ervan Taiwan in gevaar te brengen door teveel toe te willen geven aan Peking.
Taiwan is al de facto onafhankelijk vanaf 1949. ‘Hereniging’ met China is geen serieuze optie voor de gemiddelde Taiwanees, zelfs voor diegenen die nauwere economische betrekkingen voorstaan. De meerderheid van de Taiwanezen identificeert zich namelijk nauwelijks met ‘China’ als land, laat staan met de communistische Volksrepubliek. Dat is logisch, want Taiwan is al op zichzelf vanaf 1895. De vraag die verslaggevers zich moeten stellen bij de politieke ontwikkelingen in Taipei is dus niet of het Taiwan lukt onafhankelijk te worden, maar om onafhankelijk te blijven.
As Hong Kong is gripped in chaos and violence, there is something interesting about the ‘strongly condemn’ statements that Hong Kong SAR Chief Executive Carrie Lam Cheng Yuet-ngor (林鄭月娥) puts out at her rare press conferences. Completely in line with the rules prevalent on the Mainland, the first thing she condemns is always the harm done to national symbols of the People’s Republic. A stained national crest or flags thrown into the harbour get precedence over the violence and disorder that has parents dragging their tear-gassed children into lifts to escape the mayhem around their own homes. Much has been written in the recent weeks about the causes of Hongkongers’ disaffection with Beijing and their local government. However, besides the economic and political fundamentals that are not going away, one more problem prevents the people from getting closer to a resolution: total alienation from their leaders.
Every time they turn on their television, the average Hong Kong citizen is faced with the surreal alternative world inhabited by the local elite. There is a strong disconnect between what people see on their streets and the statements coming from officials, pro-Beijing politicians, mainstream celebrities, and the pro-Beijing press. The Chinese Communist Party’s attempts to bring the elite in line with its ideological orthodoxy is creating radical alienation. This is something that happens everywhere the Party aims to expand its control, but the extreme situation makes Hong Kong a good example of the difficulty of totalitarian soft power without totalitarian hard power.
As Václav Havel has pointed out, when a classically totalitarian country changes into a post-totalitarian system, the all-powerful dictator is replaced with that of a self-contained structure of lies: the ‘ideology’. No longer do the commands and wishes of the Dear Leader run the state and fight off challengers. Instead, the self-replicating system of lies maintains power for the Party. Statements such as ‘serving the proletariat’—which formerly had at least some substance—have by now become signalling devices that indicate submission to the Party. The Leninist vocabulary that people have to internalise serves only to prolong its hold over power.
In the uttering of Hong Kong’s elite, the words ‘One Country Two Systems’ and ‘rule of law’ have become unrelated to their original substance; now they make the leaders complicit in the lie. They are shibboleths that signal the person who utters them submits to the system. In return for surrendering their credibility to a logic that only works within the system, they get to partake in its benefits.
But since in Leninism the power of the Party trumps everything else, you cannot burst the bubble of its self-contained logic of lies. A post-totalitarian state has to ‘falsify’ everything: all actors have to live within its lies that reproduce its power at all levels of society. People who, as Havel put it, ‘live within their truth’ are dangerous, because they bring in a logic that the Party cannot control. The plot of reality has its own, uncontrollable direction that has no sympathy for the Party’s supposed infallible and sacrosanct power. It has to be kept at bay.
Under direct rule, the Party can impose a truth under the threat of violence and using its monopoly on media and education. However, outside its direct rule, it cannot use hard power to deal with people living their own truths. This is a problem, because its system depends on forcing compliance with the CCP’s own reality. As a good Leninist party, it uses the United Front to co-opt groups outside the Party. What the United Front does is take over or found groups and force them into the party reality. That is how you get groups for Chinese overseas in New Zealand waxing lyrically about Xi Jinping (习近平)’s great diplomatic acumen and the wonderful benefits of the Belt and Road Initiative. It does not matter how far divorced from the daily life of the average Chinese-Newzealander such party-speak is. This is how the organisation reproduces the Party’s power, which then allows the Party to use similar newspeak to instruct them to undertake certain actions.
However, this takes the Party’s agents out of the target population’s truth. In the case of such overseas Chinese business groups they can ameliorate that by having all businesspeople repeat the lies, but they still only capture the elite. Merchants have hard financial interests in playing along. Normal people can only be reached with soft power. But it is hard to build soft power on lies. If you are dealing with large populations, that leads to problems. More recent migrants might still be plugged into the alternative universe on WeChat or Weibo, but in the other cases, it leads to alienation. You have effectively walled off the co-opted elite from the people and their daily reality.
Karl Marx coined the term alienation to point out how far factory work controlled by capitalists removed the worker from what had meaning to themselves. They became tools whose inner consciousness was no longer required. Under the planned economies of the Soviet Union and Maoist China, this alienation was taken to an extreme when the state—now in total control of all productive factors—determined the everyday lives of its workers with absurd detail. Party secretaries even had to sign off on marriage partners. Your entire life had become a tool for the glory of the socialist economy. A similar situation is the case with the post-totalitarian system: you do not live according to your own convictions, but according to the lies the system tells you to make your own.
Since the PRC began preparing for the return of Hong Kong to a Chinese government, the Party has moved to get the city’s elite in line. It becomes clearer every day how many heavy-handed CCP attempts there are to force in line community leaders, unofficial organisations, media, publishing, mainstream celebrities, and local politicians. The result is double blindness. When Beijing turns on official television, it will only hear the reality it has itself created. Real Hongkongers love China, One Country Two Systems is the best, rule of law depends on following the government, the people of Hong Kong are upset by the damaging of national symbols, the police is only fighting rioters, there was no gang attack. Local elite starts spreading non-sense about foreign agents instigating protests, because they seemingly cannot conceive a reality where these protests come from genuine popular sentiment.
Meanwhile, the common people of Hong Kong—no matter to what degree they support protest and democratisation—see a surreal spectacle when they look at their own leaders. Rather than a serious appraisal of the teargassed reality outside their own window, they hear their Chief Executive and celebrities echo inane CCP-approved speaking points. There is no official actor left in Hong Kong that has not been reduced to spreading the official lies.
How can Hong Kong reconcile the conflict in its society when the people are worse off than lacking representation? The daily observations of an average city-dweller are so out of the CCP-approved reality that they cannot even be mentioned by those in charge. The Party’s ontology is such that every ‘fact’ has to comply with the Party’s unquestioned correctness or it cannot be observed. The result is that the PRC’s only solution will be suppression. Admitting the equal standing of the truth in which Hongkongers live will damage the lie that upholds the system.
We saw a different iteration of this problem on Taiwan under then-President Ma Ying-jeou (馬英九). The KMT’s platform now consists of the promise that only its appeasement of the PRC can give Taiwan safety and dignity. With this agenda, President Ma sought to increase economic integration with China, most notable under the Economic Cooperation Framework Agreement (ECFA). However, this led to great alienation among the Taiwanese public. As part of its appeasement of Beijing, the government in Taipei had to make statements about Taiwan’s international situation that were obviously at odds with its de facto independence. Moreover, both the KMT and CCP were ontologically unable to admit the reality of continued Chinese aggression against Taiwan. All of this came to head during the violence of police and unidentified gangsters against peaceful demonstrators during the Taipei visit of the mainland’s Taiwan Affairs Office head Chen Yunlin (陈云林), which also saw the government remove ROC symbols along Chen’s route. This made a mockery of the KMT’s claim that only accepting the 1992 Consensus would give Taiwan respect, driven home once more by the public humiliation of Taiwanese K-Pop star Chou Tzu-yu (周子瑜) for daring to wave an ROC/Taiwan flag on a live broadcast in South Korea.
In 2016 the people of Taiwan resoundingly rejected the KMT and its presidential candidate Hung Hsiu-chu (洪秀柱), who had gone so far into accepting the CCP’s system of lies that she seemed to be speaking about a different Taiwan altogether. However, the CCP’s United Front tactics have since continued to gain ground in Taiwan, even giving it some hard power. Most notably, it shapes public discourse in Taiwan through Tsai Eng-meng (蔡衍明)’s Want Want China Times Media Group. Both Reuters and the Financial Times have argued that the Taiwan Affairs Office (partially) controls the coverage of part of the popular press. Because of this, the lies of KMT presidential candidate Han Kuo-yu (韓國瑜) might not be as alienating to some members of the public, since so many have already been drawn into the falsity.
However, polling data shows that Han Kuo-yu is not universally popular on the island. Although many Taiwanese are eager for the economic benefits of cooperation with China, they are not ready to suspend belief in reality. Similarly, survey data from Hong Kong shows that over the past years—when Beijing’s control of the SAR’s elite only increased—the number of Hongkongers identifying as Chinese only has decreased. Its heavy-handed attempts at exporting its version of reality has only fed alienation. Without complete hard power, elite capture in Hong Kong and elsewhere only works to estrange the public from its rulers. That is dangerous, because it leaves few people to control the resulting popular dynamic. It is the cause of what Western press agencies call China’s ‘restive regions’. Xinjiang and Tibet show that once a separate identity has taken root, even inhumane usage of extreme hard power is often not enough to make the people follow their subjugated elites.
If you are not used to it, to understand what it is like to live under a system so radically different as the PRC’s, you have to read widely, preferably authors who do have that direct experience. Some suggestions:
Armstrong, J.D. 1977. Revolutionary Diplomacy: Chinese Foreign Policy and the United Front Doctrine. Berkeley: University of California Press.
Havel, Václav. 2010. ‘The Power of the Powerless’. In The Power of the Powerless: Citizens Against the State in Central-Eastern Europe, edited by Steven Lukes and John Keane, translated by Paul Wilson, 10–59. London: Routledge. doi:10.4324/9780203857229.
Salecl, Renata. 1996. ‘National Identity and Socialist Moral Majority’. In Becoming National: A Reader, edited by Geoff Eley and Ronald Grigor Suny, 418–24. New York: Oxford University Press.
Scott, James C. 1998. ‘Chapter 5: The Revolutionary Party: A Plan and a Diagnosis’ in Seeing Like a State: How Certain Schemes to Improve the Human Condition Have Failed. New Haven: Yale University Press.
Selznick, Philip. 1952. The Organizational Weapon: A Study of Bolshevik Strategy and Tactics. New York: McGraw-Hill.
Walder, Andrew G. 2015. China Under Mao: A Revolution Derailed. Cambridge, MA: Harvard University Press.
Tension had been building for a long time. The former colonial power had returned the island to China a while ago already, but rather than act as happy patriots, the local inhabitants were increasingly chafing under what they saw as a breakdown in orderly government, encroachment on their economic opportunities, and discrimination against locals in favour of recent arrivals from the Mainland. Finally, one incident of aggressive policing set the people aflame and they turned on the symbols of China with great violence. Retribution, however, would be shift.
This was Taiwan in the year 1947. On the evening of 27 February, one and a half year after the Republic of China had taken over control of the island from the defeated Japanese Empire, agents of the Tobacco Monopoly Bureau seized the goods of a widow peddling illegal cigarettes and beat her. Bystanders gathered. As things got heated, one of the officers fired a gun into the crowd, killing one person. The next day, tension that had been building up burst and turned into rabid violence. Riots filled the streets. Soldiers fired into groups of people protesting outside government buildings, killing several. Taiwanese lynched a number of Mainlanders, especially outside Taipei. Over the following weeks, citizens’ committees took over in many locales, while the embattled Governor Chen Yi (陳儀) sought to negotiate with the public after cabling the central government in Nanjing for help. His attempts at defusing the situation were ineffective. The police was unable to maintain order. Eventually, National Army troops arrived from the Mainland to take back control, shooting from the ships as they were still sailing into port. The Nationalist Party (KMT) began a murderous crackdown on what it perceived to be traitors, often blaming the Japanese legacy for insufficient patriotism. Thousands of Taiwanese were killed in the ensuing terror, which often targeted local notables.
This was the February 28 Incident, known in Mandarin simply as 2.28 (二二八事件). Scholars pinpoint it as the starting point of modern Taiwanese nationalism. In the eyes of many Taiwanese the event and the ensuing period of White Terror cemented the view that the arrival of the shambolic KMT regime was not a return to the ‘Motherland’, but a corrupt and violent colonial regime replacing another harsh but effective colonial regime. Its present symbolic importance to the young nation can be gleaned from the fact that the large park next to the Presidential Office Building on Taipei’s main ceremonial boulevard has been turned into the 228 Peace Memorial Park (二二八和平紀念公園), the site of the annual Peace Memorial Day commemoration on 28 February and home to the Taipei 228 Memorial Hall. Taiwan’s civic nationalism contrasts the island state’s present freedom and democracy with the KMT’s terror and indoctrination of the 1947–87 martial law era. However, in the first period after the February 28 Incident, what dominated was a Taiwanese ethnic nationalism that cast the local Taiwanese (本省人běnshěng rén) as victims of the ‘invading’ Mainlander (外省人wàishěng rén) colonisers, who needed to be expelled back to China.
During the height of the Hong Kong protests in the summer of 2019, many Anglophone observers fretted over potential military or paramilitary intervention by the Chinese Communist Party (CCP). The statements and videos Beijing released show it was eager to reinforce the fears of this threat at the time, even though it is already exercising plenty of violence through the Hong Kong Police Force (HKPF). This intimidation leads people to invoke the memory of the violent and bloody suppression by the People’s Liberation Army (PLA) of the nation-wide protests that rocked China in 1989. However, the ‘Hard Hat Revolution’ is no Tiananmen Square protest. Rather than almost the whole of Chinese society finding itself in opposition to the Party leadership and its rural army, we have a much more confident and powerful government in Beijing backed by a solidly nationalist Chinese public facing a small, recently-recovered former colony. The comparison with post-war Taiwan is much more apt, not in the last place because the protests are leading shaping what Hong Kong is and who Hongkongers are. Just as in Taiwan’s case, the violence is solidifying a separate identity.
The reaction to events during the occupation of Hong Kong International Airport in the night of Tuesday 13 August 2019 are instructive. Two Mainland men were captured by protestors and roughly tied up, supposedly on the mob’s suspicion that they were police spies or working for the Party. This event sent shockwaves through the public. People inside and outside Hong Kong felt something nasty had emerged from this unguided mass movement. However, responses differed based on where observers were from. For foreign observers, the two attacks were mostly regrettable excesses against likely pro-CCP people, one of whom in fact was a propaganda worker for the nationalist tabloid Global Times. On the contrary, many Mainlanders—also those critical of the CCP—saw it much more as an anti-Mainlander attack. Their lives in Hong Kong often take place amid a background of powerful nativist sentiments.
This is complicated by diverging perspectives on what Hong Kong is. For many of the people in Hong Kong protesting on the streets, Hong Kong is special city in a Greater China; since 1949 it has become a distinct community that has unfortunately been governed by outsiders for the outsiders’ benefit throughout its history, first from London and now from Beijing. If you see the PRC as a hostile, outside power, growing numbers of Mainlanders moving into the cramped city—often bringing a Chinese nationalist view—might create some unease. Add to this a dose of condescension to and fear of the Mainland’s system of government (which might be justifiable, but obviously feels insulting to Chinese primed for humiliation by their patriotic education), and Hongkong’s post-1997 fears compare to the Taiwanese worry in 1945 about losing the ‘harsh but effective’ Japanese colonial overlords in return for the questionable governance of a regime that had for decades been wrecked by domestic strife and accusations of incompetence and corruption.
However, if your perception of Hong Kong is that it is just a special Chinese city, things change. In that case, it makes sense that you should be free to move within your own country; a visceral reaction to this by the obviously also Chinese people in Hong Kong is arrogant discrimination. After a century and a half of unjust separation of part of China by Western imperialists, now that Hong Kong has finally returned to the motherland, the former colonial subjects seem to feel superior to other Chinese almost precisely because they were once colonised. Many Mainlanders who have spent time in the SAR can tell you stories of smaller and bigger slights they have experienced. Mainland Chinese sometimes could show a bit more awareness of the balance of power in China and within Hong Kong. Moreover, Chinese nationalists living outside Hong Kong demanding subservience of its 7.3 million inhabitants on behalf of 1.2 billion Chinese can hardly portray themselves as victims of a stronger party. Nevertheless, the rejection and exclusion of Mainlanders in Hong Kong is often appalling and alienates many people, including those who would otherwise have been more sympathetic or Mainlanders who also see Hong Kong as its own place.
Ideally, Hong Kong would have ‘returned’ in 1997 to an increasingly peaceful and democratic China and the 50 years of Two Systems guaranteed by the 1984 Joint Declaration would grant time for the SAR and the Mainland to grow together as One Country. However, the chance for such an ending was crushed with the crackdown of 1989 and the patriotic education that the Party initiated afterwards. The Chinese Communist Party presides over an authoritarian state fuelled by increasingly aggressive and entitled nationalism. Meanwhile, the socio-economic situation in Hong Kong seems to put Mainlander arrivals in competition with the squeezed locals, while pro-Beijing factions prefer Mandarin-speaking Party-loyalists. This already was a recipe for disaster. The abhorrent violence coming from the anti-riot police and the waves of hatred Chinese officials and Mainland nationalists direct at Hongkongers have amped up the alienation. The resulting antagonism does not help Hong Kong develop an identity as a democratic Chinese space that can include ‘non-natives’. The way events are currently going only increases the perception of Mainlanders as outsiders to Hong Kong. In May 2020, the bubble burst. The Central People’s Government is now forcing through state security legislation for Hong Kong while the National Anthem Law pushed by pro-Beijing politicians in the city’s Legislative Council (LegCo) is only the start. The HKPF has lost all self-control and seems intent on violently crushing the protests forever. The end of Hong Kong’s freedoms now appears to be only a matter of time. In response, growing numbers of young Hong Kong protestors have begun chanting for Hong Kong independence, once an unthinkable fringe idea.
In Taiwan, the February 28 Incident dampened the enthusiasm that may have been there for ‘China’. Taiwanese national identity developed in opposition to Chinese ‘colonialism’ and the KMT-ROC regime oppressing it. The rift between Taiwan and China has only expanded since then and now cannot be healed, as the trends in various identity surveys make clear. Taiwan, of course, has been separate from China since 1895, has been its own country since 1949, and is geographically separated from China by 160 km of sea. Hong Kong is different. Throughout its history, it has always remained connected to China. However, the risk for those who care about One Country is that the Chinese party-state’s response to the Hong Kong protests will do the same for that special city’s identity as 28 February did for Taiwanese identity. Hong Kong is developing its own self-understanding. A June 2019 survey showed a collapse of Hongkongers identifying as Chinese. Already, the verbal and physical violence is hammering away in the forge of an even more distinct identity. Pro-Beijing elite figures alienate much of the public. In addition to the escalating violence and suppression from increasingly brazenly pro-Beijing nationalist Hong Kong officials and police, the new national security law would allow Mainland state security to deploy to Hong Kong. The biggest expression of care about China in Hong Kong, the annual 4 June vigil, may be banned in the future. The battle lines are getting clearer every day. Hongkongers see clearly that they are suppressed by those calling themselves Chinese. As the KMT experienced during the period of martial law in Taiwan, after such an assault in the name of Chinese nationalism, you can try to force people to see themselves as ‘Chinese’, but once they have learned through sacrifice of blood to see ‘China’ as their oppressor it is hard to change that.