Tag: politics

  • Singapore schaft strafbaarstelling seks tussen mannen af

    Tijdens de jaarlijkse toespraak waarin de Singaporese premier het beleid voor het komende jaar uiteenzet kwam, waar de indirect door de staat gecontroleerde media al tijden op aan het voorbereiden waren: Artikel 377A, die acts of gross indecency tussen mannen strafbaar stelt, wordt afgeschaft. Om de kleine maar invloedrijke groep religieuze conservatieven gerust te stellen, wordt het recht van het Parlement om het ‘traditionele’ huwelijk te definiëren in de grondwet verankerd.

    Nadat in februari dit jaar het Hof van Beroep de laatste zaak over de grondwettelijkheid van het Artikel besloot dat het niet op de inhoud hoefde te oordelen, omdat de attorney-general al tijden het beleid had, om niet meer te vervolgen, kwam de minister van justitie en binnenlandse zaken Shanmugam al snel met de eerste uitspraken die langzaam de politiek en bevolking van de niet-zo-democratische stadstaat voorbereidden op het opruimen van wat in de loop der jaren steeds meer een rommeltje was geworden.

    Singapore is een voormalige Britse kolonie. Als erfenis had Londen twee anti-homowetten achtergelaten. De mondiaal meest bekende is de anti-sodomiewet Artikel 377. Deze is ook nog elders in het Britse Gemenebest te vinden en het was deze wet die laatst in India door de rechter ongrondwettelijk werd verklaard. In Singapore is deze wet afgeschaft in 2007. In de parlementaire discussies toentertijd besloot men dat de conservatieve samenleving nog het ‘morele’ signaal van Artikel 377A wilde behouden.

    Artikel 377A is uniek voor Singapore en werd ingevoerd in 1938 na de grootschalige uitbreiding van de Britse marinebasis. Artikel 377 verbiedt penetratie, maar dat is lastig te bewijzen als je de ‘daders’ niet op heterdaad betrapt. Het nieuwe Artikel 377A was bewust ontworpen om een breder instrument te hebben om de grote aantallen nieuwe pure blanke Britse matrozen te beschermen tegen oriëntaalse ondeugden. Het is daarom ironisch dat de regering na onafhankelijkheid lang beargumenteerde dat een afwijzende houding tegenover homoseksualiteit in Singapore gerechtvaardigd was op basis van de ‘Aziatische waarden’, die niet zo liberaal zouden zijn als het progressieve ‘Westen’.

    Dat het wetsartikel nu toch afgeschaft wordt, komt dankzij activisten die nooit op hebben gegeven. In de jaren 90 hadden ze nog te maken met politie die barren binnenviel, mannen op cruising spots in de val lokte en politieondervragingen op het bureau voor mensen die bijeenkomsten organiseerden. Pas in de laatste 15 jaar hebben groepen als Pink Dot zich kunnen organiseren en mobiliseren. Rechtszaken en rap veranderende mores onder jongere Singaporezen hebben bijgedragen aan een gevoel van onvermijdelijkheid. Het is lastig om goed te beschrijven hoe erg het eens in alle opzichten zo conformistische land veranderd is in de afgelopen twee-drie decennia.

    Tegelijkertijd zijn er nog twee obstakels. Het eerste is het al genoemde gebrek aan democratie en persvrijheid. Het tweede is de macht van steeds conservatievere christenen. In Singapore is slechts 19% van de bevolking christelijk. Alleen bevinden ze zich, dankzij de koloniale erfenis en de klasse-associatie van de Engelse taal, disproportioneel aan de bovenkant van de samenleving. Een overweldigende meerderheid van secretarissen-generaal en de helft van het kabinet is christelijk. De minister van buitenlandse zaken Balakrishnan was de guest of honour op een fundraiser voor de Singaporese tak van de Amerikaanse anti-homogroep Focus on the Family. De katholieke kerk in Singapore hoeft zich in Singapore minder tolerant voor te doen dan in Nederland en de evangelische kerken hebben nauwe banden met steeds extremere Amerikaanse en Australische groepen.

    Hoewel men graag verwijst naar de islam van de inheemse Maleise bevolking – 14% van de Singaporezen – is het vooral om deze groep conservatieve christenen tevreden te stellen dat het ‘traditionele huwelijk’ in de grondwet verankerd wordt. Eerder al werd de adoptiewet aangescherpt in wat nu duidelijk een voorbereiding was op de aankondiging van gisteren. Maar de grondwet is in Singapore niet zo heilig, aangezien de regerende People’s Action Party (PAP) standaard zo’n overweldigende meerderheid heeft, dat ze de grondwet net zo makkelijk aan kunnen passen als een gewone wet.

    Ministeries kwamen vandaag al met berichten om de conservatieven gerust te stellen. Het verbod op positieve weergave van homoseksuelen in de media en de age-rating van 21 jaar blijven van kracht, bericht de toezichthouder. Het ministerie van onderwijs zegt ook dat ze niks veranderen en dat de seksuele voorlichting ‘seculier’ zou blijven, wat voor mij een verrassing is, gezien de dominantie van christelijke conservatieven over de inhoud van deze lessen sinds de poging van christelijke fundamentalisten in 2009 om de vrouwenrechtenorganisatie AWARE over te nemen.

    Al met al is de afschaffing wel een duidelijke vooruitgang. De woorden van premier Lee Hsien Loong tijdens de National Day Rally waren belangrijk voor het algemeen publiek om te horen. De symboolfunctie van de strafbaarheidsstelling, zeker in een bureaucratische samenleving als Singapore, moet niet onderschat worden. De rappe veranderingen onder jonge Singaporezen stemmen hoopvol. Ik wil iedereen aanraden de gezamenlijke verklaring van lhbtq-organisaties in Singapore te lezen. Gisteren was een goede dag.

    Draadje met krantenartikelen en persberichten.
  • Structurele redenen waarom China aan Dynamisch Nul-Covid vasthoudt

    Onder buitenlanders in China die al maanden getergd worden door onzekerheid over het Chinese covidbeleid ontstond enige onrust vandaag. De spreekbuis van het partijcomité van de gemeente Peking, de Beijing Daily, versloeg een toespraak van partijsecretaris Cài Qí (蔡奇) voor het gemeentelijk partijcongres over de normalisering van het pandemiebeleid. In de opening stond, dat de stad dit over de komende vijf jaar zal doen. Inmiddels is die frase al weer uit het stuk verwijderd. Het zou slechts een verwijzing kunnen zijn geweest naar de komende termijnduur. Bovendien zijn de lokale partijcongressen ter voorbereiding van het vijfjaarlijkse Nationale Partijcongres in oktober of november dit jaar ook dé plekken voor partijkaders om hun loyaliteit aan het Centrum (lees: Xi) te bewijzen, door met de juiste frasen het staande beleid te prijzen (表态 biǎotài). Het Centrum kan prima een radicale beleidswijziging aankondigen binnen de komende vijf jaar, en dan zal Cai of zijn opvolger net zo overdreven zijn loyaliteit daaraan uiten.

    Maar dat het restrictieve Chinese beleid van ‘Dynamisch Nul-Covid (动态清零 dòngtài qīng líng) nog wel eventjes blijft, dat moge duidelijk zijn. In dit stuk zet ik de structurele redenen hiervoor uiteen en de erfenis die deze zullen achterlaten.

    De eerste set bestaat uit volksgezondheidsredenen. Met het oog op de enorme menselijke prijs die landen elders in de wereld hebben betaald, zijn vele Chinese functionarissen en burgers oprecht bezorgd over de dodelijke gevolgen van het loslaten van de maatregelen. De beelden van massagraven in de Verenigde Staten en elders staan extra diep gegroefd op het Chinese netvlies dankzij bewuste propagandacampagne’s. Maar de zorgen om mensenlevens kunnen niet afgedaan worden als nep. Hoewel Chinese ambtenaren misschien wat minder geven om de levens van Oeigoeren, betekent dat niet dat ze niks geven om andere levens, of die van henzelf.

    Daarnaast hebben ze ook te maken met de serieuze beperkingen van het Chinese gezondheidssysteem. In de Nederlandse kranten konden we tijdens de uitbraak lezen over de uitdagingen in onze eigen moderne ziekenhuizen. Ook rijke, ontwikkelde steden in China als Wuhan en Shanghai hadden duidelijk moeite met de massa patiënten. Hier wonen de 200-600 miljoen Chinezen die volgens de ene of de andere definitie tot de middenklasse gerekend kunnen worden. Het is belangrijk om je te realiseren dat de gezondheidszorg waarover de resterende ~1 miljard Chinezen beschikken, veel en veel slechter is. Er is een gebrek aan alles: getraind personeel, apparatuur, medicijnen, bedden en het geld wat nodig is om dat alles te betalen. Een landelijke coviduitbraak zou het Chinese gezondheidssysteem doen instorten.

    De tweede set zijn de politieke redenen. Los van de risico’s in de praktijk hebben Chinese diplomaten en propagandisten de afgelopen twee jaar luidkeels de superioriteit van het Chinese systeem bezongen. De unieke Chinese aanpak zou de kracht van het Chinese systeem, de Chinese Communistische Partij (CCP) en het socialisme met Chinese karakteristieken op wetenschappelijke wijze – namelijk, proefondervindelijk – hebben bewezen. De opkomst van het Oosten en de neergang van het Westen (东升西降 dōng shēng, xī jiàng) is nu een feit, denkt men. Maar het wordt moeilijker om de incompetentie van het Westen te benadrukken of Taiwanezen te overtuigen van de aantrekkelijkheid van een Chinese overheid, wanneer je een beleid gaat volgen, dat hetzelfde is als in die landen.

    Daarnaast heeft Xi Jinping al verschillende keren duidelijk een signaal afgegeven dat hij persoonlijk dit beleid van Dynamisch Nul-Covid steunt. We zijn nu hard op weg richting het Nationaal Partijcongres in het einde van dit jaar. Daar zal Xi waarschijnlijk zijn ongebruikelijke derde termijn krijgen en zijn almacht over het systeem vergroten. In maart 2023 volgt de eerste zitting van de nieuwe termijn van het Nationaal Volkscongres waarop de nieuwe realiteit binnen de Partij wordt doorgevoerd aan de staatskant van de partijstaat. Tot die tijd is elke beleidswisseling en politieke uiting een schaakzet in de hevige interne strijd over de machtsverhoudingen die nu aan de gang is.

    De derde set zijn de praktische redenen. Niet alleen is het politieke moment in China precair, de economische situatie is ook niet ideaal. Tijdens deze periode van onrust kan de vaak paranoïde en autistische bureaucratie van een leninistische partijstaat niet veel verandering hebben. Het anti-covidbeleid is gepaard gegaan met een gigantische uitbreiding van de surveillancestaat en het revitaliseren van de lokale partijorganisaties, zoals de buurtcomités. Dit opgebouwde mechanisme biedt onzekere partijkaders een krachtig gereedschap om controle over de woelende samenleving te houden. De excessen in de provincie Henan staan niet alleen. Journalisten en activisten ondervinden nu al tegenwerking onder het mom van covidpreventie.

    Daarnaast heeft het beleid ook geleid tot een gigantische bureaucratie en industrie. Uit de politicologie weten we dat eenmaal gebouwd een instituut zijn eigen voortbestaan wil garanderen. Eerder zagen we dit al bij het Chinese één-kindbeleid, dat veel langer door ging dan nodig. Dit kwam deels door hevig verzet uit de familieplanningbureaucratie tegen de dreigende afschaffing. Veel kaders in China zijn tegenwoordig afhankelijk van het Dynamische Nul-Covidbeleid voor hun verdere carriere. Er zijn daarnaast ook grote zakelijke belangen gecreëerd. Bedrijven krijgen inmiddels miljarden voor het leveren van covidtests, beschermende kledij, testkiosken, tijdelijke ziekenhuizen, en zo voort.

    Deze bedrijven bieden ook werkgelegenheid aan enorme aantallen mensen. De Chinese economie doet het niet bijster goed en stedelijke werkeloosheid neemt rap toe (rurale werkloosheid, dus ook die van de arbeidsmigranten in de fabrieken, is lastiger te meten, omdat mensen met een registratie daar per definitie altijd een baan op hun boerderij zouden hebben en dus niet meetellen). Lokale overheden waren tot de crisis gemiddeld voor de helft afhankelijk van landverkoop voor hun inkomsten, terwijl de vastgoedmarkt buiten de rijke kuststeden zich waarschijnlijk nooit meer zal herstellen tot het niveau dat dit mogelijk maakte. Tegelijkertijd stimuleert de Chinese regering niet aan de vraagkant (demand-side, 需求侧 xūqiú cè) – consumenten – maar aan de aanbodkant (supply-side, 供给侧 gōngjǐ cè) – door bijv. regels voor bedrijven te versoepelen. Alleen het covidbeleid lijkt een uitzondering te zijn op het wantrouwen voor ‘gratis geld’. Het wegvallen van de de facto fiscale stimulans van de overheid, wanneer er geen tests en mensen in witte pakken (de geroemde 大白 dàbái) meer nodig zijn, zou op zichzelf al een economisch risico met zich meebrengen.

    De weg uit dit beleid is afhankelijk van het wegnemen van de bovenstaande redenen. De volksgezondheidsredenen worden aangepakt door het opvoeren van de vaccinatiecampagne en het ontwikkelen van betere vaccins. Daarnaast bouwt China naarstig teststations en isolatiefaciliteiten om de volumes aan te kunnen. Het probleem is, dat het niet helemaal duidelijk is wie dit allemaal moet betalen. Nu al schrappen sommige lokale overheden om onduidelijke redenen strenge testverplichtingen terwijl andere op de kop krijgen voor het aanspreken van armoedebestrijdingsfondsen. Bovendien schaden de lockdowns het economisch vertrouwen. De onbetaalbaarheid van het Nul-Covidbeleid zou op zichzelf al een reden kunnen worden om er op termijn van af te stappen.

    De politieke redenen zijn ook niet allemaal permanent. Begin volgend jaar zit Xi, als het goed is, weer stevig in zijn zadel. De uitdaging is dan om een goede politieke formule te vinden, waarmee hij victorie kan kraaien, de claim op Chinese superioriteit over het Westen overeind kan houden en toch een weg vinden richting het leven met covid. De stal aan partijtheoretici en propagandisten zal daar wel een mouw aan kunnen passen.

    De praktische redenen zijn lastiger. De bureaucratische inertie is op te lossen door het doel van het surveillanceapparaat bij te stellen. Ik verwacht niet dat Xi en zijn regering dit weer helemaal af zullen breken. In plaats daarvan biedt het een uitstekend fundament voor de wens om de samenleving nog sterker te onderwerpen aan partijcontrole. The New York Times heeft momenteel een interessante serie artikelen over de technologie hierachter. De economische uitdaging en de schade die het beleid tot nu heeft aangericht, zijn lastiger op te lossen. Dan is juist zo’n controlebureaucratie een geruststelling voor de paranoïde partijkader.

    China zal nooit helemaal meer teruggaan naar hoe het was voor de pandemie.

  • Xi Jinpings escalerende politisering van China’s covidbeleid stemt ongerust over de richting van het land

    De partijstaat maakt het lastig om te peilen hoe de Chinese bevolking denkt over het covidbeleid. Daarnaast is het een groot land. Zelfs 13-14 miljoen ontevredenen zouden nog maar 1% van de bevolking vormen. Maar dat niet iedereen het nog accepteert, is duidelijk. Bovendien zitten er buiten boze Shanghainezen nog miljoenen in lockdown. De economie krijgt klappen. De logistiek zit in de knoop. Experts roepen op tot een andere aanpak.

    Het bovengenoemde wordt gecensureerd. Dat is niet de enige reden dat het duidelijk is dat Peking zich vastbijt in ‘Dynamisch Zero-Covid’ (动态清零 dòngtài qīng líng). Een nationalist overtuigd van de superioriteit van de Chinese beschaving als professor Zhāng Wéiwèi (张维为) voelt de stemming aan de top goed aan, wanneer hij stelt dat China’s ‘succes’ in de strijd tegen de pandemie bewijst dat het Chinese model beter is dan het Amerikaanse.

    Hoe zeer het beleid losgezongen is van overwegingen op basis van de volksgezondheid, blijkt uit de Shanghainese politie-agent die bij het binnendringen van een woning de protesterende bewoner te horen gaf dat China geen Amerika is: „Stop met vragen waarom.” De top van de Chinese Communistische Partij (CCP) kwam recent bijeen en gaf een verklaring af die op riep te strijden tegen eenieder die het Chinese covidbeleid in twijfel trekt. De kosten groeien. Pekings reactie: geen tegenspraak meer dulden.

    De Partij geeft eens signaal af

    Om de Chinese partijstaat beter te begrijpen, kan een analogie met de Europese Unie helpen. De Staatsraad (en: State Council; 国务院 guówùyuàn), het ‘kabinet’, is te vergelijken met de Europese Commissie. Maar terwijl de Commissie groeit in invloed, slinkt de rol van het hoogste uitvoerend orgaan van de Chinese staat. De tegenhanger van de Europese Raad is het Politburo van het Centraal Comité (中央政治局 zhōngyāng zhèngzhì jú) van de CCP. Onder leiding van algemeen secretaris Xí Jìnpíng (习近平) zetten de partijsecretarissen van de belangrijkste provincies en voorzitters van belangrijke partijorganen in het Politburo het beleid uiteen.

    Voor de belangrijke beslissingen worden alle 25 leden bijeen geroepen. Het is bijvoorbeeld de Commissie voor Buitenlandse Zakenwerk van het Centraal Comité onder politburolid Yáng Jiéchí (杨洁篪) die het buitenlandbeleid bepaalt – niet het ministerie van buitenlandse zaken onder staatsraad en minister Wáng Yì (王毅). Het dagelijks bestuur van het land valt toe aan het zevenkoppige Staand Comité van het Politburo (PSC; 中央政治局常务委员会 zhōngyāng zhèngzhì jú chángwù wěiyuánhuì).

    Een vergadering daarvan vond donderdag 5 mei plaats, met als onderwerp de zich uitbreidende pandemie. De zorgen over de onvrede bleken uit ferme taal over twijfelaars.

    “要深刻、完整、全面认识党中央确定的疫情防控方针政策,坚决克服认识不足、准备不足、工作不足等问题,坚决克服轻视、无所谓、自以为是等思想,始终保持清醒头脑,毫不动摇坚持‘动态清零’总方针,坚决同一切歪曲、怀疑、否定我国防疫方针政策的言行作斗争。

    „We moeten diepgaand, compleet en algeheel de door het Centraal Comité vastgelde plannen en beleid voor het voorkomen en controleren van de pandemie begrijpen; resoluut problemen van onvoldoende begrip, onvoldoende voorbereiding, en onvoldoende werk overwinnen; resoluut gedachten van veronachtzaming, achteloosheid en eigengerechtigheid overwinnen; van begin tot eind een helder hoofd houden; onwrikbaar vasthouden aan het algemene beleid van ‘Dynamisch Zero-Covid’ vasthouden; en resoluut met alles strijden tegen elke daad en woord die de plannen en beleid van ons land voor het voorkomen en controleren van de pandemie verdraaien, in twijfel trekken of ontkennen.

    5 mei 2022, 新华网中共中央政治局常务委员会召开会议 分析当前新冠肺炎疫情防控形势 研究部署抓紧抓实疫情防控重点工作 中共中央总书记习近平主持会议

    Zulke ferme taal uit de hoogste gezaghebbende bron is een duidelijk schot voor de boeg voor iedereen die wat wil veranderen aan de steeds kafkaëskere situatie. Het extreme Chinese pandemiebeleid is nu een politiek besluit. Op weg naar het vijfjaarlijkse Nationaal Partijcongres in november zullen economische en medische argumenten moeten wijken.

    De partijkranten volgen

    Eerder legde ik al uit welke rol partijkranten spelen als spreekbuis van het orgaan dat ze vertegenwoordigen. Zoals te verwachten valt in het Chinese systeem van regeren per slogan, echoën de lagere niveau’s de laatste oekaze van Xi gelijk terug. Op 6 mei domineerde het alle voorpagina’s.

    Het Volksdagblad van 6 mei 2022.

    Het Volksdagblad, de stem van het Centraal Comité; PLA Daily, de stem van het Centraal Militair Comité en het Volksbevrijdingsleger; Guangming Daily, de krant voor de ‘intellectuelen’; en andere centrale partijkranten plaatsten de volledige tekst van het Xinhua-persbericht waaruit ik hierboven citeer op de voorpagina’s. De Beijing Daily, stem van het partijcomité van de gemeente Peking; Liberation Daily, stem van het partijcomité van de gemeente Shanghai; en andere lokale partijkranten plaatsten het Xinhua-persbericht met iets andere bullet-points in de opening.

    De Liberation Daily van 6 mei 2022.

    Vanaf dit publicitair offensief verspreidt het taalgebruik zich door de gelederen van de staatspers. Ondersteunend commentaar uit het Volksdagblad wordt geherpost op andere platformen. Een commentaar op de website van de partijwaakhond, de Centrale Commissie voor Discipline-inspectie (CCDI; 中央纪律检查委员会 zhōngyāng jìlǜ jiǎnchá wěiyuánhuì, 纪委 jìwěi), legt de nadruk op het bestrijden van twijfelaars in de openingsparagraaf. Zoals gebruikelijk herhaalt men de exacte bewoordingen uit het origineel. Hiermee worden deze formuleringen de gezaghebbende uitleg. De continue herhaling dient om naar beneden toe de partijlijn duidelijk in te prenten en naar boven toe gehoorzaamheid te signaleren.

    Politiek in top maakt mensen bang

    De absurde taferelen in China – van huisdieren die worden doodgeknuppeld tot gezonde mensen die naar kampen vol besmette patiënten worden, afgevoerd terwijl mensen in witte pakken liters ontsmettingsmiddel uitspuiten over hun interieur – stemmen ook mensen in China zelf ongerust. The New York Times schreef hoe surveillancetechnieken die ontwikkeld waren voor Xinjiang zich nu uitbreiden naar Shanghai. Hoewel men eerder vooral boos was over lokale incompetentie, geeft de recente verklaring van Politburo een signaal af dat voor het Centrum het politieke doel van Dynamisch Zero-Covid belangrijker is dan wat praktisch haalbaar is in de realiteit.

    Onder zulke omstandigheden valt op dat een oude revolutionaire slogan – „vasthoudendheid is de overwinning” (坚持就是胜利 jiānchí jiùshì shènglì) – weer terug is. Vergelijkingen met de koppige weigering om de werkelijkheid te erkennen tijdens de Grote Sprong Voorwaarts (1958–62) zijn misschien wat overtrokken. Voordat de Partij weer tientallen miljoenen doden veroorzaakt met een zelf-gecreëerde hongersnood, moet er nog wel wat gebeuren. Maar politiek-boven-alles is wel in opkomst.

    Voor mensen die dachten dat er te leven viel binnen het autoritaire systeem zolang je maar binnen de lijntjes bleef, is dit een nare verrassing. Emigratie uit Shanghai neemt toe nu de stilzwijgende overeenkomst tussen middenklasse en Partij haverij oploopt. Voor mij versterkt de verklaring van het Politburo vooral het ongemak dat ik voel, wanneer ik zie hoe losgezongen het Chinese Europa-beleid is van begrip van hoe wij werkelijk denken over de Russische invasie van Oekraïne.

    Xi Jinpings politieke eisen kleuren steeds duidelijker welke discussie, zelfs wat voor een werkelijkheid, is toegestaan in het Chinese publieke debat. Van covid tot Oekraïne tot Taiwan, dat maakt het moeilijker voor Chinezen om onder ogen te zien wat er nu echt aan de hand is. Dit zullen wij mee moeten nemen, wanneer we proberen te doorgronden op basis van welke feiten de beleidsmakers in Peking hun afwegingen maken.

  • Waarom vastgoed zo essentieel is voor de stabiliteit van het Chinese systeem

    De in zwaar weer geraakte Chinese vastgoedontwikkelaar Evergrande (恒大 héngdà) is ook in Europa veelvuldig in het nieuws geweest. Hoewel de avonturen van voorzitter en luxebeest Hui Ka Yan (许家印 Xǔ Jiāyìn) en illegale tropische projecten tot de verbeelding spreken, is Evergrande niet de enige. Minder flashy ontwikkelaars zoals Kaisa (佳兆 jiāzhào) en Shimao (世茂) komen nu ook in de problemen.

    De situatie leidt tot discussie over de houdbaarheid van het Chinese groeimodel en de vraag of er een vastgoedbubbel is in China. Ik wil het hier echter hebben over lokale overheden en hoe afhankelijk die zijn van vastgoed. Problemen daarmee raken aan het fundament van het dagelijks functioneren van dat deel van de staat waar de doorsnee Chinees het meest mee te maken heeft.

    Economische ontwikkeling en en vastgoedprijzen zullen niet zo snel instorten in de rijke steden aan de oostkust met relatief capabele overheden als Peking, Shanghai, Hangzhou en Guangzhou. In het zéér ongelijke maar erg grote China zou zelfs een inefficiënt systeem nog genoeg mensen voortbrengen om deze steden te vullen. Maar of je nu claimt dat die middenklasse bestaat uit 200 miljoen, 400 miljoen of 600 miljoen mensen, op een bevolking van 1,2-1,4 miljard hou je dan nog altijd 600–1,200 miljoen mensen over die in de slechtere gemeentes wonen.

    China heeft nog steeds interne paspoorten – de zogeheten hùkǒu (户口) – die tegenwoordig niet meer je volledige leven bepalen, maar wel van welke overheid je sociale diensten krijgt. Voor o.a. zorg, scholing, en uitkeringen moet je naar de stad waar je geregistreerd staat. Dit is bijvoorbeeld de reden dat fabrieksarbeiders hun kinderen bij opa en oma op het platteland laten, ook al zijn de voorzieningen daar vaak slecht.

    Een hùkǒu krijgen in een rijke stad is moeilijk. Net als dat men in Nederland paranoïde verhalen vertelt over Poolse of Turkse ‘uitkeringstrekkers’, is de Shanghaise middenklasse ook bang voor golven aan plattelanders die de schaarse plekken in de goede scholen in zouden kunnen nemen.

    Een reden dat het zo veel uitmaakt in welke stad je diensten krijgt, is dat de financiering van lokale overheden niet alleen afhangt van de lokale belastinginkomsten, maar voor een erg groot deel ook van de inkomsten uit landverkoop. Sinds de belastinghervormingen in de jaren negentig gaat het grootste deel van de belasting naar de centrale volksregering in Peking. Maar ondertussen dijen de sociale taken van lokale overheden wel steeds meer uit.

    Grond is in China nog altijd van de staat. Wat je koopt is doorgaans de ‘Land Use Rights’ (LUR, 土地使用权 tǔdì shǐyòng quán), meestal ook slechts een lease voor een beperkt aantal jaren – hoewel veel kopers er van uit gaan dat de overheid deze leases niet af zal durven laten lopen. De twee belangrijkste categorieën zijn stedelijke LURs en agrarische LURs. Die eerste kunnen ontwikkeld worden, die laatste hebben beperkingen om te zorgen dat ze voor de landbouw gebruikt worden.

    Het is de lokale overheid die een agrarische LUR om kan zetten in een stedelijke. Het compenseert boeren met de lage marktwaarde van landbouwgrond, zet de LUR dan om in stedelijke grond en verkoopt het vervolgens door aan ontwikkelaars. Het verschil is winst. Dit is een enorm belangrijke inkomstenbron: het verschilt per jaar en regio, maar volgens een bron zijn lokale overheden gemiddeld genomen afhankelijk van de verkoop van land voor 40% van hun inkomen.

    Dit model is niet alleen oneerlijk voor de plattelanders, het probleem is ook dat je maar zoveel vastgoed en infrastructuur nodig hebt. Dat wordt nog eens versterkt door het feit dat China ook te maken heeft met vergrijzing en leegloop van het platteland. Alleen is er nog geen alternatieve inkomstenbron gevonden. Proeven met de vaak geopperde ontroerend-goedbelasting worden nu weer uitgesteld.

    Een tweede reden voor het belang van vastgoed in het Chinese systeem is dat de welvaart van de middenklasse voor een groot deel in bakstenen zit. Dat is ook een reden waarom die onroerend-goedbelasting zo gevoelig ligt. Chinezen sparen veel, met in het achterhoofd de onrust in het verleden en in het voorhoofd de gebrekkige sociale voorzieningen.

    Niet alleen is de stedelijke middenklasse voor de Partij gewonnen (en rijk geworden) door ze de voormalige staatsappartementen te verkopen tegen bodemprijzen. Vastgoed was jarenlang dé plek om het spaargeld in te investeren. Het is niet ongebruikelijk om meerdere appartementen te kopen en ze gewoon leeg te laten staan – men heeft geen zin in gedoe met huurders en de enorme rendementen maakten dat het toch wel winst opleverde.

    Wanneer dat instort, dan staat de Partij niet alleen een verarmde bevolking te wachten maar ook een boze verarmde bevolking. In Peking en Shanghai zie ik dit niet zo snel gebeuren, want de vraag zal daar niet zo snel verdwijnen. Maar er zijn genoeg kleinere steden waar de vastgoedmarkt dichter in de buurt van een gevaarlijke bubbel komt.

    Een derde reden is namelijk dat delen van de vastgoedmarkt in China volgens sommigen kenmerken van een piramidespel hebben. Het was namelijk jarenlang niet ongewoon in China om kopers de volledige eigen bijdrage en hypotheeksom te laten overhandigen aan de vastgoedontwikkelaar voordat er al gebouwd was. Die gebruikten dat geld vervolgens om al vast nieuw land te kopen, in de verwachting dat de vraag toch zou blijven groeien en de prijzen toch zouden blijven stijgen. De kopers konden zich ondertussen de krappe hypotheek veroorloven, omdat de lonen stegen en de rendementen enorm zouden zijn.

    China groeit nu echter minder hard. Een oorzaak voor de problemen van bijvoorbeeld Evergrande zit hem in het feit dat het bovengenoemde spelletje nu uit is. Dat laat kopers achter met een volle hypotheek en een huis dat niet af is. Wanneer dat op grote schaal zou gebeuren, dan raakt het niet alleen de ontwikkelaars en hun toeleveranciers, maar ook het banksysteem, en uiteindelijke de Chinese middenklasse.

    Een vierde reden is dat het Chinese groeimodel in het verleden voor een groot deel afhing van de bouw. De lokale partijsecretaris wordt voor een belangrijk deel afgerekend op de BNP-groei die hij levert en het aantal banen dat hij creëert. Wegen, treinen, huizen en kantoren bouwen zijn altijd een beproefde methode geweest om de cijfers op te krikken – zo erg zelfs dat hoogleraar financiën aan de Universiteit van Peking Michael Pettis vragen stelt bij de Chinese BNP-cijfers, omdat hij vindt dat achter zulke staatsgestuurde bouw geen reële economische groei zit.

    Als er werkelijk geen reële economische waarde tegenover al die leegstaande appartementencomplexen en onbereden wegen komt te staan, dan gaat dat op termijn gevolgen hebben voor de banken die daarvoor geleend hebben, en voor de lokale overheden die allerlei Local Government Financing Vehicles (LGFVs, 地方政府融资平台 dìfāng zhèngfǔ róngzī píngtái) op hebben gezet om beperkingen van de centrale overheid op leningen te omzeilen.

    Maar het zou sowieso betekenen dat het lastiger wordt om de geweldige groeicijfers van vroeger te halen. Een nieuw model is noodzakelijk. Niet alleen dat, het zal ook de ongelijkheid tussen de regio’s verder versterken, omdat de armere overheden afhankelijker waren van zulke activiteiten om toch nog enige groei te genereren. Dit zal de trek naar de rijke steden versterken, met alle gevolgen van dien.

    Chinese lokale overheden verschillen enorm in kwaliteit en economische kansen. Een economie als die van Shanghai of Peking of Guangzhou verdwijnt niet zo maar. Het is echter ook belangrijk om te zien dat in het grote China er nog veel meer gebeurt. Hoewel het voor buitenlandse pers makkelijker is om zich te vergapen aan de torens van Shanghai, liggen de Chinese leiders nog steeds wakker van de binnenlandse regio’s waar nog altijd honderden miljoenen mensen wonen.

  • Wat Xi Jinping’s ‘common prosperity’ gemeen heeft met het ‘Belt and Road Initiative’

    Waar een paar jaar terug iedereen binnen en buiten China over elkaar heen buitelde om Xi Jinping’s hippe Belt and Road Initiative (BRI) – ‘One Belt, One Road’ (OBOR, 一带一路 yī dài, yī lù) – uit te leggen, is het nieuwe trendwoord ‘common prosperity’ (共同富裕 gòngtóng fùyù). Voor een toegewijde pekingoloog is het nuttig om de specifieke toespraken van Xi bij de introductie van deze projecten door te pluizen om te begrijpen wat er nu precies gaat gebeuren. Voor de gemiddelde toehoorder valt er meer te leren door op een abstracter niveau te blijven. De BRI en ‘common prosperity’ zijn namelijk een soort van massacampagne’s, echo van het gebruik van de Chinese Communistische Partij (CCP) om te regeren per slogan. Het heeft dan ook niet heel veel zin om te zoeken naar een specifiek beleidsplan.

    Regeren per slogan

    In haar vergelijkend onderzoek naar de modernisering van het openbaar bestuur in vroeg-communistisch China en naoorlogs Taiwan beschrijft de academica Julia C. Strauss het verschil tussen de moorddadige partijstaten van de CCP en de Taiwanese reïncarnatie van de Chinese Nationalistische Partij (KMT). Het totalitarisme van de KMT leunde veel sterker op een toneelspel van bureaucratie en juridische procedure’s. De paternalistische bureaucraten maakten gebruik van beleidsdocumenten die hun martelingen en executies een zweem van systematiek gaven. De nachtmerrie van de CCP bestond uit het mobiliseren van massacampagne’s (运动 yùndòng) met het behulp van slogans en voorbeelden die de lokale partijkaders en ‘de massa’ samen mobiliseerden voor de doelen van de Partij.

    BRI begon ook als slogan. Na de eerste toespraak van Xi in 2013 in Kazachstan kwamen verschillende experts met verschillende kaartjes die de routes van de ‘Silk Road Economic Belt’ en ‘21st Century Maritime Silk Road’ zouden tonen. Er is echter geen geheim masterplan. Wat er gebeurde, was dat in allerlei toespraken en artikelen het Centrum (中央 zhōngyāng, d.w.z. ‘Peking’) de beleidsrichting in slogans uiteenzette. Op lokaal niveau gingen Chinese beleidsmakers en (staats)bedrijven daar vervolgens mee aan de slag.

    Het promotiesysteem dwingt Chinese functionarissen te werken op de korte termijn. De beoordeling van hun voortgang – en dus hun promotie – hang niet alleen af van economische groei en ‘stabiliteitsbeheer’ (维稳 wéiwěn) in hun jurisdictie, maar ook van hun steun voor de laatste projecten van het Centrum. Men begon met rap bestaande projecten te voorzien van het nieuwe BRI-stempel. Daarnaast kwamen er nieuwe projecten, geholpen door makkelijk geld van banken die ook hun steun moesten laten zien. Dit was niet centraal geregeld.

    Voorbeeld van de contradicties die dit op kan leveren zijn de twee concurrerende diepzeehavens in Maleisië, gesteund door elk een andere Chinese provincie. De mogelijkheden tot misbruik en de wildgroei aan projecten zorgt dat na de initiële explosie het Centrum orde op zaken stelt door de excessen aan te pakken en modelprojecten te promoten in publicaties als het Volksdagblad, wat omlaag filtert via lokale partijstaatsmedia. Aanpassingen volgen.

    Common Prosperity

    Nu heeft Xi een nieuw project, bedoeld o.a. om de groeiende ongelijkheid aan te pakken. Zoals George Magnus observeert, is het nieuwe ‘common prosperity’ ook een slogan. Hoewel de geplande proeven met belasting op ontroerend goed wel enigszins in de richting van hervormingen wijzen, lijkt het erop dat we geen uitgedacht beleidsdocument hoeven te verwachten. In plaats daarvan zien we, net als bij het BRI, dat op de lagere niveau’s men de nieuwste oekaze van het Centrum heeft gelezen en met de vertrouwde verzameling van subsidies en investeringen komt om te laten zien dat met het serieus neemt.

    Een werkelijke hervorming van het Chinese economische model zou een grondig nadenken vereisen aan de top. Maar daar zien we juist de sacralisering van het Chinese Socialisme, vorige week nog bevestigd door de geschiedenisresolutie van het Zesde Plenum van het Centraal Comité. Regeren per slogan is de modus operandi van de Partij. Ook de veelgeroemde Hervorming en Opening (改革开放 gǎigé kāifàng) ging verder op deze wijze. Na oproepen tot een nieuwe richting, volgde op lokaal niveau experimenten, waaruit de leiders dan een bloemlezing kozen ter lering en illustratie.

    Ik wil niet de technocraten tekort doen, wier plannen wel degelijk ook een grote rol speelden. Daarnaast is regeren per slogan ook een manier om te besturen, eentje die China heeft geleid tot waar het nu is. Het idee van ‘common prosperity’ is een logische invulling van de nieuwe ‘hoofdtegenstelling’ (主要矛盾 zhǔyào máodùn, ‘principal contradiction’) – „the contradiction between unbalanced and inadequate development and the people’s ever-growing needs for a better life” – die de Partij in 2017 aannam. Maar een specifieke definitie van wat het nu inhoudt, die krijg je zelfs niet van Xi. Het is de vraag of de aanpak die juist de ‘unbalanced and inadequate development’ op heeft geleverd, de manier is om de problemen daarvan op te lossen.

  • Enkele korte observaties over Xi’s mooie nieuwe geschiedenisresolutie

    De veelbesproken geschiedenisresolutie van China’s president Xí Jìnpíng (习近平) is aangenomen. Vanochtend hield het Centraal Comité van de Chinese Communistische Partij een persconferentie over de uitkomst van de Zesde Plenaire Zitting (6e Plenum). Gisteravond al kwam er een communiqué. Het grootste deel hiervan ging over de aanname en inhoud van de ‘Resolutie van het Centraal Comité van de CCP aangaande de belangrijke verworvenheden en historische lessen tijdens de eeuw van strijd van de Partij’ (中共中央关于党的百年奋斗重大成就和历史经验的决议). Er zijn andere mensen met veel betere kennis van de Chinese binnenlandse politiek, dus in dit blogbericht waag ik me slechts aan enkele korte observaties over het stuk.

    Draadje waarin ik de berichtgeving bundel.

    Xi de Grote Leider

    Het is belangrijk om op te merken dat we de tekst van de Resolutie zelf nog niet hebben. Maar op basis van de samenvatting in het Communiqué kunnen we al enkele dingen zeggen. Wat de meeste pekingologen als eerste hieruit opmaken, is een bevestiging van eerdere observaties dat Xi Jinping zich in het rijtje plaatst van de grote drie leiders: Máo Zédōng (毛泽东), Dèng Xiǎopíng (邓小平), en Xi Jinping zelf. Xi’s directe voorgangers – Jiāng Zémín (江泽民) en Hú Jǐntāo (胡锦涛) – worden wel (ieder één keer) genoemd, maar zijn duidelijk van mindere statuur.

    In contrast met de geschiedenisresoluties van Mao en Deng, gaat die van Xi niet over historische problemen maar over historische verworvenheden. Het is een triomfantelijk stuk. In een stuk voor China2025.nl legde ik uit in welk Moment in de geschiedenis China zich volgens de ideologie van de Partij nu bevindt. De verhaallijn uit eerdere toespraken van Xi is duidelijk. Mao heeft China doen opstaan, Deng zette China op het pad naar rijkdom, en onder Xi is China weer sterk geworden. Op basis van dit platform gaat het land op weg naar de Grootse Herrijzenis.

    Het Communiqué maakt duidelijk dat dit platform een ideologisch fundament heeft dankzij Xi Jinping. Hij:

    是习近平新时代中国特色社会主义思想的主要创立者。习近平新时代中国特色社会主义思想是当代中国马克思主义、二十一世纪马克思主义,是中华文化和中国精神的时代精华,实现了马克思主义中国化新的飞跃。

    is thus the principal founder of Xi Jinping Thought on Socialism with Chinese Characteristics for a New Era. This is the Marxism of contemporary China and of the 21st century. It embodies the best of the Chinese culture and ethos in our times and represents a new breakthrough [Sprong] in adapting Marxism to the Chinese context.

    bron: Engels; Chinees

    Voor de goede orde stelde men tijdens de persconferentie (minder belangrijk, want niet in communiqué) ook nog

    坚定拥护和维护习近平总书记的核心地位,全党就有定盘星,全国人民就有主心骨,中华“复兴”号巨轮就有掌舵者

    Als we standvastig de Kern-positie van algemeen secretaris Xi Jinping steunen en beschermen, dan heeft de hele Partij een richtsnoer, het hele Volk een steunpilaar, het grote schip van de Chinese Herrijzenis een Roerganger

    bron: Engels; Chinees

    Het moge duidelijk zijn: Xi Jinping is niet meer zo maar weg te krijgen. Zo lang hij leeft, zal hij politieke macht hebben. Want al die verwijzingen naar Xi en zijn Gedachten worden steeds sterker verankerd in de basisdocumenten van een Partij die gestuurd wordt door het verplicht bestuderen van zulke documenten.

    Het is nu de vraag of het Gedachtegoed van Xi Jinping voor het Nieuwe Tijdperk van het Socialisme met Chinese Karakteristieken op het belangrijke Partijcongres van oktober 2022 zal worden afgekort tot simpelweg Gedachtegoed van Xi. Zoals Chris Johnson zei in een podcast, deze resolutie is een poging van Xi om zijn suprematie te bevestigen, onderdeel van een politieke strijd in de aanloop naar dat congres, die al lang niet meer gaat over de vraag of hij de baas blijft (dat is al gewonnen), maar over hoe veel poppetjes de andere facties nog over weten te houden.

    Buitenlandbeleid

    Het Communiqué bevat twee paragrafen die over Hong Kong, Macao Taiwan en buitenlandbeleid gaan. (Voor China is Taiwan net als Hong Kong geen buitenlandbeleid.) De paragraaf over buitenlandbeleid stelt dat de ‘gemeenschap met een gedeeld lot voor de mensheid’ (人类命运共同体 rénlèi mìngyùn gòngtóngtǐ) een duidelijke vlag is die de trend van de geschiedenis leidt. De Chinese invloed, aantrekkingskracht en creatiekracht (塑造力 sùzàolì) zijn allemaal gegroeid. Net als uit de eerdere uitspraak dat Xi Jinping’s Gedachtegoed het marxisme van de 21e eeuw is, spreekt ook hieruit een steeds openlijker beleden geloof dat de Volksrepubliek de wereld een model te bieden heeft.

    De paragraaf over Hong Kong, Macao en Taiwan stelt dat het Centraal Comité een aantal maatregelen heeft aangenomen voor zowel de symptomen als de oorzaken van de problemen (采取一系列标本兼治的举措). ‘Patriotten’ besturen nu Hong Kong en Macao. Wat betreft Taiwan herhaalt het stuk de gebruikelijke afkeer tegen ‘separatistische activiteiten’ en ‘buitenlandse inmenging’. Maar het Communiqué stelt: „we hebben het initiatief en de mogelijkheid om betrekkingen [met Taiwan] te sturen stevig in de hand” (牢牢把握两岸关系主导权和主动权). Dit is geruststellende taal die claimt dat de Partij nog altijd de bovenhand heeft en zich dus ook geen avonturen op de hals hoeft te halen.

    De eerdere geschiedenisresoluties, van 1945 en 1981, noemden Hong Kong en Taiwan niet, omdat beide toen nog geen politieke prioriteiten waren van de Partij. Dat ze nu wel genoemd worden, betekent niet dat er een grote breuk is met het verleden. Ook wat betreft de ‘Consensus van 1992’ is er niks nieuws. Hoewel eerder lager geplaatste functionarissen experimenteerden met het vergaandere ‘de “Consensus van 1992” die het een China-principe belichaamt’ (体现一中原则的“九二共识”), volgt de formulering hier nog de vaste ‘een China-principe en de “Consensus van 1992”’ (一个中国原则和“九二共识”).

  • De verkiezingen voor de KMT’s partijvoorzitter laten zien hoe stuk de grootste Taiwanese oppositiepartij is

    Taiwans grootste oppositiepartij is de Chinese Nationalistische Partij (中國國民黨 zhōngguó guómíndǎng), kortaf: KMT, spil van het ‘Blauwe Kamp’. De partij was de regering tijdens Taiwan’s bloedige autoritaire periode en is nog altijd tegen ‘Taiwanese onafhankelijkheid’. Na het verlies van de verkiezingen in januari 2020 stapte, zoals gebruikelijk in Taiwan, de voorzitter op. Zijn termijn werd afgemaakt door Johnny Chiang Chi-chen (江啟臣 Jiāng Qǐchén). Op 25 september zijn er verkiezingen voor de permanente vervanger.

    Na het dramatische verlies in 2016 – waarbij de Democratisch Progressieve Partij (民主進步黨 mínzhǔ jìnbù dǎng, DPP) van president Tsai Ing-wen (蔡英文 Cài Yīngwén) voor het eerst zowel het presidentschap als een meerderheid in het parlement won voor het ‘Groene Kamp’ – en een herhaling in 2020, wonnen de stemmen binnen de KMT aan kracht die sinds de anti-Chinaprotesten van 2014 roepen op hervorming van het Chinabeleid van de partij.

    Even leek het erop dat ze onder de ‘jonge’ interimvoorzitter Johnny Chiang (49 jaar) een hervormer hadden gevonden die het aandurfde om aansluiting te zoeken bij een China-sceptisch publiek. Maar al snel stuitte Chiang op verzet van conservatieven en begon hij zelfs ‘Republiek China’ te benadrukken ten koste van ‘Taiwan’.

    De kandidaten voor de verkiezingen zijn naast Chiang de gevestigde KMT-mastodont Eric Chu Li-lun (朱立倫 Zhū Lìlún), die vooropgaat in de peilingen; het pro-Chinese verrassingssucces Chang Ya-chung (張亞中 Zhāng Yàzhōng); en de kansloze Cho Po-yuan (卓伯源 Zhuō Bóyuán). De belofte’s van de kandidaten om de banden met China aan te halen en de ‘Republiek China’ te beschermen laten zien, dat de campagne juist een draai naar orthodox ‘Diep Blauw’ teweeg brengt.

    Nu Taiwanezen steeds duidelijker een Taiwanese identiteit steunen, is deze terugkeer naar orthodox ‘Republiek China’-nationalisme electoraal lastig te verklaren. Ik dit stuk leg ik uit hoe deze scheefgroei teruggaat op een historische misstap in 2001 en waarom de KMT nu stuk aan het gaan is. Omdat Taiwan een twee-partijenstelsel is, moet je niet onderschatten hoe sterk de partij nog terug kan veren. Maar op de lange termijn is deze KMT ten dode opgeschreven.

    Groeiende demografische uitdaging

    Van de 113 zetels in het parlement, de Wetgevende Yuan (立法院 lìfǎyuàn), heeft de KMT 38 zetels, tegen 62 voor de regerende DPP. Potentiële concurrent voor de KMT’s rol as conservatievere en China-gematigdere partij, de Taiwanese Volkspartij (台灣民眾黨 táiwān mínzhòng dǎng, TPP) van Taipeis burgemeester Ko Wen-je (柯文哲 Kē Wénzhé) heeft er 5. De rest is verveeld over twee kleinere partijen en onafhankelijke leden.

    Tijdens verkiezingen stemmen Taiwanezen twee keer: een keer voor de 73 zetels gekozen in ‘first-past-the-post’ kiesdistricten of de 6 zetels voor de oorspronkelijke stammen, en een keer voor de 34 zetels gekozen via evenredige vertegenwoordiging. De president, die gelijktijdig wordt gekozen, is de kandidaat met het grootste aantal stemmen in een enkele ronde. Dat betekent dat Taiwan in feite een twee-partijenstelsel heeft. Vooralsnog helpt dit de KMT. Maar de partij wordt steeds kwetsbaarder voor een geloofwaardige tegenhanger.

    Mislukte lokalisering van de KMT

    De huidige KMT op Taiwan is een heruitvinding van de oude Chinese Nationalistische Partij die in 1949 de Chinese Burgeroorlog verloor van de communisten. Toen de ruwweg 1 miljoen Vastelanders aankwamen op Taiwan, bouwden ze een nieuwe partijstaat op het fundament van de oude Japanese koloniale staat en de 6 miljoen Taiwanezen die er al woonden, die men ook ‘Republiek China’ (ROC) noemde.

    Deze partijstaat was moorddadig en koloniaal. Hij buitte de lokale bevolking uit en bevoordeelde de Vastelanders, die de bovenkant van de samenleving domineerden. Tienduizenden mensen werden vermoord tijdens de ‘Witte Terreur’ (白色恐怖 báisè kǒngbù). Partij en Staat waren met elkaar verweven. De DPP komt voort uit de bewegingen voor democratie en onafhankelijkheid van de ROC.

    De democratisering van Taiwan was geleidelijk. Er is geen revolutie geweest, dus de mensen die er zaten tijdens de partijstaat, zitten er soms nog. Enkele DPP-politici moeten nog altijd ambtenaren en KMT-politici tegenover zich dulden die betrokken waren bij hun gevangenneming of marteling. De KMT kwam maar geleidelijk los van de bureaucratie, het leger, en de top van de samenleving.

    Tijdens de dictatuur, die tot de jaren negentig duurde, drong de KMT ook een orthodox Chinees nationalisme op aan de Taiwanezen. Tegelijkertijd vertrouwde het ze hen niet genoeg en zorgde dat de top van partij en regering gedomineerd werden door Vastelanders. Pas in de jaren tachtig begon een voorzichtige lokalisering.


    Zoals Lin Ai-te uitlegt voor Voicettank, was dat ook de periode dat de groep elite-Vastelanders die nu de KMT domineert, de politieke arena betrad. Dit was de enige generatie die zich echt als Vastelander identificeert. Hun ouders waren nog verbonden aan specifieke provincies in China. Hun kinderen voelen zich tegenwoordig vooral Taiwanees. Maar deze groep was geïsoleerd van de lokale Taiwanezen en zag hoe om zich heen hun monopolie op macht en cultuur verdween. Ze voelden zich slachtoffer.

    Nog altijd komen uit deze groep geklaag over ‘etnische’ haat en beschuldigingen dat de DPP tegenstellingen tussen groepen in de samenleving op zou drijven. Bovendien vertrouwt men mensen buiten de eigen groep nog altijd niet. Hoewel ze zelfs binnen mensen van Vastelandse komaf tegenwoordig een minderheid vormen, heeft deze elitaire groep nog altijd veel invloed.

    Toen president Chiang Ching-kuo (蔣經國 Jiǎng Jīngguó, 1978–88) in 1988 overleed, werd hij opgevolgd door Lee Teng-hui (李登輝 Lǐ Dēnghuī, 1988–2000). Lee was de eerste lokale Taiwanese president. Hij overzag niet alleen Taiwans geleidelijke democratisering, maar ook een poging tot Taiwanisering van de KMT onder zijn ‘Mainstream-factie’ (主流派 zhǔliú pài). De verwachting was, dat na Lee de KMT verder zou lokaliseren en niet meer zo spastische hoefde te doen over Taiwanese identiteit.

    Maar Lee werd tegengewerkt door de Non-Mainstream-factie (非主流派 fēi zhǔliú pài), geleid door gevestigde elite-Vastelanders, die niet alleen bang waren voor hun macht en invloed, maar ook hun Chinese identiteit bedreigd zag worden. Na het dramatische verlies van het presidentschap aan de DPP in 2000 zag deze groep zijn kans schoon. In 2001 werd Lee Teng-hui de KMT uitgewerkt. De lokalisering werd ongedaan gemaakt, en de KMT veerde terug naar ROC-nationalisme.

    Verkeerd begrepen signalen

    Deze aanpak leek uit te betalen toen in 2008 de KMT het presidentschap en een parlementaire meerderheid won onder elite-Vastelander Ma Ying-jeou (馬英九 Mǎ Yīngjiǔ). De groep rondom Ma interpreteerde dit als bevestiging van hun orthodoxe en China-vriendelijke houding. Maar zoals politicoloog Nathan Batto uitlegt, dat was een misvatting.

    De structuur van het Taiwanese electoraat zat deze KMT al tegen vanaf begin deze eeuw. Ze waren er slechts in geslaagd om een tijdelijke kiezerscoalitie te smeden vanwege het amateurisme en de corruptie van de DPP onder president Chen Shui-bian (陳水扁 Chén Shuǐbiǎn), de reputatie als gematigde en vaardige economische managers die de KMT nog had vanwege het economische wonder, en het wereldwijde optimisme over China. Maar identificatie met Taiwan was al ten nadele van de KMT veranderd.

    De tragiek voor de KMT is dat op dit moment de partij het domein was geworden van de elite-Vastelanders die nog altijd vasthouden aan een impopulair orthodox ROC-nationalisme. Pas bij de studentenprotesten tegen dreigende pro-Chinese monopolisering van de media in 2012 en tegen economische integratie met China in 2014 tijdens de ‘Zonnebloembeweging’ (太陽花學運 tàiyánghuā xuéyùn) werd dit duidelijk. Maar tegen die tijd had de Diep-Blauwe elite zich al teruggetrokken in een eigen mediabubbel die overal de zwarte hand van de DPP achter zag.

    Hopeloze demografische situatie

    Vooral 2014 was een kantelpunt. Jongere Taiwanezen waren altijd al meer pro-Taiwan, maar hadden relatief weinig interesse in een politiek die machteloos leek om iets te doen aan hun economische uitzichtloosheid. Vanaf de Zonnebloembeweging werd het behouden van Taiwans progressieve en democratische identiteit onder Chinese dreiging echter een mobilisator.

    De ‘normalisatie’ van de Republiek China als Taiwan nam alleen maar verder toe onder president Tsai. De toegenomen Chinese nationalistische dreiging onder Xí Jìnpíng (习近平) hielp met een rappe toename van identificatie als Taiwanees alleen in peilingen na 2018, een tweede kantelpunt. Bij de studentenverkiezingen in december 2019 kreeg de KMT-kandidaat 4.7%. Steun voor formele onafhankelijkheid is substantieel groter onder Taiwanezen jonger dan 40.

    De KMT houdt ondertussen niet alleen vast aan een orthodoxe interpretatie van de ROC, maar ook aan China-vriendelijk beleid dat in toenemende mate impopulair is. Tijdens de regering van Ma (2008–16) volgde Taiwan de zogeheten ‘Consensus van 1992’ (九二共識 jiǔ èr gòngshì). De KMT claimt dat deze inhoudt dat China en Taiwan erkennen dat er één China is, maar dat ze verschillen van interpretatie. Peking heeft dat laatste element nooit erkend, maar beschouwt het label wel als voorwaarde voor dialoog.

    De Consensus is nooit DPP-beleid geweest en China gebruikt Tsai’s weigering als reden om gesprekken af te wijzen. De KMT gebruikt dit weer om de DPP aan te vallen en te beschuldigen van het heimelijk nastreven van ‘Taiwanese onafhankelijkheid’ (台獨 táidú), nog altijd een weerzinwekkend idee voor de elite-Vastelanders. Maar elk jaar neemt de steun toe voor formele onafhankelijkheid of het zien van Taiwan als onafhankelijk onder de formele naam ‘Republiek China’.

    Structurele veranderingen verzwakken de KMT nog meer. Momenteel werken de partijen in het parlement aan een verlaging van de kiesgerechtigde leeftijd van 20 naar 18 jaar. Als dat slaagt, dan zou dat betekenen dat bij de verkiezingen van 2024 er vier jaar aan afname van oudere kiezers is, tegenover zes jaar aan nieuwe kiezers.

    Essentieel is ook de oprichting van de Ill-Gotten Party Assets Settlement Commission (CIPAS) in 2016 met als doel om partijbezit uit de dictatuur te onderzoeken. Eens de rijkste politieke partij ter wereld, de KMT is nu ontdaan van de constellatie van partij-gelieerde bedrijven en organisaties, en het gestolen vastgoed en kapitaal waarmee het zo’n grote invloed kon blijven houden na het begin van de democratisering. Bovendien helpt de Transitional Justice Commission (TJC), openbare discussies in de pers, en herzieningen van tekstboeken met het scheppen van bewustzijn over de misdaden van de KMT in het verleden.

    Wisseling van electorale rol

    Onder Ma Ying-jeou kon de partij nog leunen op haar reputatie als vaardige en no-nonsense economische specialist. De DPP kwam voort uit koppige activisten die goed wisten hoe ze aandacht moesten zoeken, maar aan de macht minder ervaren bleken in het maken van beleid. De KMT wilde behouden wat er was, terwijl de DPP om ideologische redenen het staatsbestel omver wilde werpen.

    Kiezers stemmen niet graag voor onzekerheid. Slechts zo’n één-derde is voor formele onafhankelijkheid – de reden wordt duidelijk uit het feit dat dit stijgt naar een dikke twee derde onder de voorwaarde dat China geen oorlog begint. De DPP had lang last van de reputatie een stelletje ideologisch fanatieke stoelengooiers van het platteland te zijn.

    Inmiddels zijn de rollen van de KMT en DPP omgedraaid. De DPP heeft nog altijd het voordeel als pro-Taiwan-partij te boek te staan. Maar inmiddels is de ROC zo gedemocratiseerd én gelokaliseerd, dat Tsai Ing-wen kan stellen dat Taiwan al onafhankelijk is als ‘Republic of China, Taiwan’. De DPP wil dit behouden. Met het succes van de covidbestrijding en de huidige economische groei heeft de partij ook haar technocratische reputatie versterkt.

    Ondertussen is de KMT een toneel geworden van steeds bejaardere elite-Vastelanders die continu boos zijn, en vaardige technocraten als burgemeester van New Taipei, Hou You-yi (侯友宜 Hóu Yǒuyí) contrasteren met de incompetente gewezen populistische burgemeester van Kaohsiung, Han Kuo-yu (韓國瑜 Hán Guóyú) – die in 2020 van Tsai verloor. Juist de KMT stelt enge experimenten voor, zoals economische integratie met China of zelfs een vredesverdrag.

    Diepblauwe wenteling

    Interimvoorzitter Johnny Chiang stelde begin 2020 nog voor om bijvoorbeeld de Consensus van 1992 te herzien, maar gaf snel op onder grote druk van Ma Ying-jeou en andere elite-Vastelanders. Sindsdien is de KMT juist verder toegewijd geworden aan Diep Blauw. Zelfs Chiang, om nog enige kans te maken bij de verkiezingen, praat tegenwoordig over de ‘dictatuur’ van Tsai en het belang om de geschiedenis van de ROC niet ‘uit te wissen’.

    Kenmerkend is het succes van de terugkeer van Jaw Shaw-kong (趙少康 Zhào Shǎokāng), die in de jaren negentig uit de KMT vertrok vanwege de lokalisering van Lee Teng-hui en een China-vriendelijke mediapersoonlijkheid werd. Hij is nu terug bij de KMT en heeft een meerderheid van de KMT-parlementariërs zover gekregen dat ze zich aan hebben gesloten bij zijn Strijdend Blauw (戰鬥藍 zhàndòu lán), een beweging die de Chinese kant hoopvol stemt.

    De voorzittersverkiezing gaat nu niet langer om wie het goed zou doen bij het Taiwanese publiek. In plaats daar van proberen de vier kandidaten steun te halen bij de orthodoxe, China-vriendelijke krachten binnen de KMT. Dit werkt misschien om de hardcore supporters te motiveren, gezien het gebrek aan jonge leden en de zakelijke belangen in China van veel bestuursleden. Electoraal is het kansloos. Er zijn stemmen te winnen onder mensen die de DPP te extreem vinden. Maar met de ROC-symbolen mobiliseer je slechts een klein groepje bejaarden.

    Taiwanezen voelen zich, nou ja, Taiwanees. Na de onfortuinlijke covid-uitbraak in Taiwan afgelopen mei liepen Tsai Ing-wen en de DPP een behoorlijke deuk op in de peilingen. Uitzonderlijk is niet alleen dat ze hier al weer grotendeels van hersteld zijn, maar ook dat de KMT hier niet van heeft geprofiteerd. De uitgesproken negatieve campagne van de KMT, van misinformatie over vaccins tot iedereen en alles beschuldigen van corruptie, werkt niet.

    Toekomst

    We moeten de KMT niet te snel afschrijven. De van oorsprong leninistische partij blijft een machtsmachine. De 38.61% van de gefaalde presidentskandidaat Han Kuo-yu steekt schril af tegen de 57.13% van Tsai Ing-wen. Maar voor het parlement won de KMT nog altijd 33.36% van de evenredige stem tegenover 33.98% voor de DPP (de TPP kreeg 11.22%). In een tweepartijenstelsel heeft de oppositie altijd een bonus.

    In 2024 moet Tsai vertrekken na een voor de DPP ongewoon stabiele periode onder haar leiding. Het is nog maar te zien of de kiezers niet iets nieuws willen na acht jaar. Maar het verschil met bijvoorbeeld de Verenigde Staten is, dat de KMT steeds duidelijker de China-vriendelijke partij is in een electoraal landschap waarin China niet alleen de bepalende factor is, maar ook steeds duidelijker anti-China kantelt.

    Er zijn drie mogelijkheden. De eerste is dat de KMT zich herpakt. Dit kan een combinatie zijn van een gematigde voorzitter als Eric Chu die de discipline herstelt, een technocratische presidentskandidaat als Hou You-yi, en ruzie binnen de DPP over wie Tsai op mag volgen.

    De tweede mogelijkheid is dat de KMT niet in staat blijkt om een fatsoenlijk gevecht te leveren in 2024 en wordt vervangen door de TPP. Dat zou waarschijnlijk wel vereisen dat die laatste partij groter wordt dan burgemeester Ko en zijn substantiële ego. Dit zou een langzaam proces zijn.

    De derde mogelijkheid overlapt met de tweede. Het zou kunnen dat de tegenstellingen tussen de (soms sterk) uiteenlopende houdingen tegenover China binnen de partij leiden tot het uiteenvallen van de KMT. Het is dan afhankelijk van welke factie de KMT-structuur behoudt of er een herboren KMT komt op termijn, of dat de partij wegzakt terwijl een gematigder deel overloop naar de TPP of een nieuwe partij.

    Wat er na 25 september gebeurt, hangt niet alleen af van wie wint – waarschijnlijk Eric Chu of Johnny Chiang – maar ook hoe sterk de pro-herenigingskandidaat Chang Ya-chung het gaat doen en hoe sterk de winnaar in het rood zal staan bij de Diep Blauwe supporters die nodig waren om te winnen.

    EDIT 17 september:
    Volgens een peiling van pro-KMT televisienetwerk TVBS onder partijleden gaat Chang Ya-chung nu aan kop, net boven Eric Chu. Het artikel van Storm Media hiervoor citeert een partijlid dat dit verklaart door te wijzen dat slechts 3% van de stemgerechtigde leden onder de 40 is, terwijl het aandeel dat ouder dan 65 jaar is tot 70% is.

  • The politics of Beautiful Taiwan

    Taiwan’s excellent public broadcaster PTS (公視 gōngshì) has a four-part series on YouTube called ‘Island of Mountains’ (群山之島與不去會死的他們). Thanks to its bilingual English/Mandarin subtitles it is a great way to practice your Chinese. It is also a nice example of a certain stream in Taiwanese politics that is about treasuring and caring for the Ilha Formosa, the Beautiful Island (美麗島 měilì dǎo).

    People who have watched aerial photography film ‘Beyond Beauty: Taiwan from Above’ (看見台灣) by Chi Po-lin (齊柏林 Qí Bólín) might have recognised the same political message on the need to care for a vulnerable Taiwan. ‘Island of Mountains’ also follows a conservationist in its third episode. But the series also portrays mountaineers back from abroad who get emotional over the realisation that Taiwan too contains magnificent sights.

    Getting to know the Taiwanese landscape is a salving experience for the people presented in the movie. It is also a journey with a long political pedigree. Formosa or the Beautiful Island is not only a common name invoked by pro-Taiwan groups in a show of nationalism. Its discourse is also a political act of breaking with the impositions of orthodox Republic of China (ROC) nationalism that forced Taiwanese to care about China and neglect their own island.

    During the martial law era, state-sanctioned education, literature, and media forced Taiwanese to imagine themselves on a map of China, memorise the sights and wonders of China, appreciate poetry on the natural beauty of China, and care about the suffering caused by the communists in China. Under such circumstances, appreciating the beauty of Taiwan became a radical act. Caring about Taiwan, its people, culture, history, and nature became a way to express one’s opposition to ROC nationalism when open political fights were banned.

    Even now Taiwan still faces the legacy of decades of forced Chinese nationalism, the lingering cultural power of elite Mainlanders from the Blue Camp, and distortions forced on Taiwan by Beijing and other, misunderstanding foreigners. Putting Taiwan front and centre continues to be a political act of defiance against these pressures. Documentaries such as the one by PTS do not only provide us outsiders with an opportunity to practice Mandarin listening skills, but also to practice discerning Taiwanese political history.

  • Wat bedoelen Taiwanezen met ‘onafhankelijkheid’ en ‘status quo’?

    Net als de meeste Nederlanders heeft de gemiddelde Taiwanees wel wat beters te doen dan zich dagelijks met het staatsbestel bezig te houden. Toch kan berichtgeving in internationale media vaak niet zonder een vermelding van Taiwans precaire diplomatieke situatie en de vermeende steun voor ‘onafhankelijkheid’ van de huidige president Tsai Ing-wen (蔡英文 Cài Yīngwén) en haar partij.

    Dat China dreigt met militaire annexatie als Taiwan zich formeel onafhankelijk verklaart, dat weten de meeste mensen inmiddels wel. Maar in de Taiwanese politieke arena hebben woorden als ‘onafhankelijkheid’ en ‘status quo’ niet zoveel te maken met de Volksrepubliek China als buitenstaanders doorgaans denken. In dit stuk leg ik uit wat ze wel betekenen.

    Figuur 1: Overzicht van verschillende houding t.o.v. de status van Taiwan.1Gebaseerd op ontwerp voor podcast-episode 7 van Watchout (沃草). De verkiesbare Taiwanese politieke partijen beperken zich tot de groene en blauwe opties.

    Het spectrum in figuur 1 is gebaseerd op een overzicht van de verschillende standpunten gemaakt door de populaire politieke website Watchout. Het maakt duidelijk dat hetzelfde woord voor verschillende mensen iets anders kan betekenen. Aangezien de houding ten opzichte van China nog de bepalende factor is in de Taiwanese politiek,2Geïnteresseerde politicologen kunne terecht op de blog Frozen Garlic van verkiezings- en peilingexpert Nathan Batto, verbonden aan de Institute of Political Science van de Academia Sinica, of citeren: Christopher H. Achen en T.Y. Wang red., The Taiwan Voter, Ann Arbor: University of Michigan Press, 2017. deelt men partijen doorgaans niet in van links naar rechts, maar van groen naar blauw.

    Figuur 2: Zetelverdeling in het Taiwanese parlement, de Wetgevende Yuan. Schermafdruk van Wikipedia.

    De ene kant bestaat uit het ‘Groene Kamp’ met als grootste partij de Democratisch Progressieve Partij (民主進步黨 mínzhǔ jìnbù dǎng, afgekort: DPP 民進黨 mínjìndǎng) van zittende president Tsai Ing-wen en oud-president Chen Shui-bian.

    De andere kant bestaat uit het ‘Blauwe Kamp’ met als grootste partij de Chinese Nationalistische Partij (中國國民黨 zhōngguó guómíndǎng, afgekort: KMT 國民黨 guómíndǎng) van oud-president Ma Ying-jeou en wijlen dictator Chiang Kai-shek.

    Nog extremer is het Rood van de Chinese Communistische Partij (中国共产党 zhōngguó gòngchǎndǎng, afgekort: CCP 中共党 zhōnggòngdǎng), vertegenwoordigd in Taiwan door splinterpartijtjes zoals de maffia-gerelateerde Chinese Unification Promotion Party (中華統一促進黨 zhōnghuá tǒngyī cùjìn dǎng, afgekort: CUPP 統促黨 tǒngcùdǎng).

    De uitgesproken pro-onafhankelijkheidspartij Taiwan Statebuilding Party (TSP, 台灣基進 táiwān jījìn) is ‘diepgroen’, de KMT-afsplitsing New Party (NP, 新黨 xīn dǎng) is ‘diepblauw’ of zelfs ‘paars’. De kleine oppositiepartij New Power Party (NPP, 時代力量 shídài lìliàng) is ‘lichtgroen’. De jonge partij van de Taipeise burgemeester Ko Wen-je, de Taiwan People’s Party (TPP, 台灣民眾黨 táiwān mínzhòng dǎng), claimt ‘wit’ ­– neutraal – te zijn, maar wordt doorgaans beschreven als ‘lichtblauw’.

    Figuur 3: Grafiek van the Election Study Center van de National Chengchi University die de houding van Taiwanezen ten opzichte van onafhankelijkheid en hereniging meet.3Election Study Center, NCCU, ‘Changes in the Unification – Independence Stances of Taiwanese as Track in Surveys by Election Study Center, NCCU (1994~2022.06)’, 12 juli 2022.

    Mediaberichten over de Taiwanese steun voor ‘onafhankelijkheid’ zijn het vaakst gebaseerd op de grafiek uit figuur 3 met de resultaten van de vaste peiling van het Election Study Centre (ESC) van National Chengchi University (NCCU).

    De zes antwoorden zijn ruwweg in drie categorieën in te delen: onafhankelijkheid, nu of later (2021: 31,1%); status quo, voor nu of onbeperkte tijd (2021: 55,7%); en hereniging, nu of later (2021: 7,4%).

    Aangezien veel buitenlandse pers Taiwan vaak op vage wijze beschrijft als ‘zelfbesturend’ en ‘democratisch geregeerd’, als ‘eiland’ en ‘afvallige provincie’, denken veel mensen dat ‘onafhankelijkheid’ duidt op loskomen van Peking. Dat is niet per se hoe Taiwanezen het zelf zien.

    Onafhankelijkheid 獨立 dúlì

    De Taiwanese onafhankelijkheidsbeweging kwam op stoom eind jaren veertig, toen het restant van de KMT het eiland op brute wijze overnam van Japan. Chiang Kai-shek overzag een Witte Terreur (白色恐怖 báisè kǒngbù) waarbij tienduizenden mensen werden vermoord en uitdrukkingen van Taiwanese identiteit verboden werden.

    Het oorspronkelijke doel van de beweging was om het ‘koloniale’ regime van de Republiek China (ROC) omver te werpen, de ~1 miljoen inkomende Vastelanders (外省人 wàishěngrén)4Dominic Meng-Hsuan Yang, The Great Exodus from China: Trauma, Memory, and Identity in Modern Taiwan, Cambridge: Cambridge University Press, 2021, blz. 63. terug te sturen naar China en met de 6 miljoen lokale Taiwanezen (本省人 běnshěngrén) die er voor 1945 al waren een nieuwe staat te stichten.

    Onafhankelijkheid heeft voor deze groepen niks te maken met de Volksrepubliek China (PRC), die pas vanaf 1949 bestaat. Taiwan, afgescheiden van het Qing-keizerrijk sinds 1895 als kolonie van Japan, is daar nooit onderdeel van geweest en kan dus ook geen afvallige provincie van de PRC zijn. Tijdens de Japanse periode ontstond een embryonale Taiwanese politieke identiteit,5Evan N. Dawley, Becoming Taiwanese: Ethnogenesis in a Colonial City, 1880s to 1950s, Cambridge, MA: Harvard University Asia Center, 2019, blz. 21. bevestigd door de KMT-tirannie na het beruchte Incident van 28 Februari (二二八事件 èr èr bā shìjiàn) in 1947.6Lin Tsung-Kuang, ‘The Taiwanese Identity Question and the “2-28 Incident”’, in An Introduction to 2-28 Tragedy in Taiwan: For World Citizens, Lin Tsung-yi, Taipei: Taiwan Renaissance Foundation Press, 1998, blz. 93–112.

    Mensen deporteren en een Taiwanese etnostaat oprichten op basis van een zelfbeschikkingsreferendum is al lang geen gangbare positie meer. Maar nog steeds is er een groep die de ROC-staat een illegaal koloniaal regime vindt dat omver moet worden geworpen. In figuur 1 staat deze uiterst links, als het diepgroene 建國 jiànguó, Staat Stichten.

    Een minder extreme positie is dat het inmiddels gedemocratiseerde Taiwan7Voor die geschiedenis, zie: J. Bruce Jacobs, Democratizing Taiwan, Leiden: Brill, 2012. zich simpelweg onafhankelijk kan verklaren van het Één China van de ROC door de naam en grondwet aan te passen. Op het spectrum staat dit als 台獨 táidú, Taiwanese Onafhankelijkheid. Dit is doorgaans wat men tegenwoordig bedoelt met ‘formele onafhankelijkheid’.

    Het woord táidú is ook de catch-all term in Taiwan en China voor de aanhangers van onafhankelijkheid voor Taiwan in brede zin. De DPP heeft nog altijd een regel in het partijprogramma uit 1991 waarin het zich hiervoor uitspreekt.8民主進步黨黨章·黨綱, 2019, blz. 16. Maar omdat het beleid van president Tsai Ing-wen het bewaren van de huidige status quo is, stellen sommige analisten dat ze niet ‘pro-independence’ is.9Lev Nachman en Brian Hioe, ‘No, Taiwan’s President Isn’t “Pro-Independence”’The Diplomat, 23 april 2020.

    Status quo 維持現狀 wéichí xiànzhuàng

    Status quo betekent wel iets anders dan wat veel buitenstaanders denken. Kort na haar herverkiezing in januari 2020 stelde Tsai in een interview met de BBC dat de ‘Republiek China (Taiwan)’ zich helemaal niet onafhankelijk hoeft te verklaren, omdat de staat die sinds 1949 tot stand is gekomen10Lin Hsiao-ting, Accidental State: Chiang Kai-Shek, the United States, and the Making of Taiwan Cambridge, MA: Harvard University Press, 2016. dat al is.11John Sudworth, ‘China needs to show Taiwan respect, says president’BBC News, 14 januari 2020. Dit is in overeenstemming met de aanpassing van het DPP-programma in 1999 die de partij verkiesbaar maakte door het onafhankelijkheidsdoel uit 1991 af te zwakken en te erkennen dat de ROC al soeverein is.12民主進步黨黨章·黨綱, 2019, blz. 32.

    Peilingen laten zien dat verreweg de meeste Taiwanezen de formele naam ‘Republiek China’ (中華民國 zhōnghuá mínguó) en de dagelijkse naam ‘Táiwān’ (台灣) als synoniemen zien.13Fang-Yu Chen, Austin Wang, Charles K.S. Wu, and Yao-Yuan Yeh, ‘What Do Taiwan’s People Think About Their Relationship to China?’The Diplomat, 29 mei 2020. Volgens een peiling steunt 70.6% van de ondervraagden de uitspraak van president Tsai tijdens de nationale dag van 2021 dat de ROC en de PRC niet ondergeschikt zijn aan elkaar.14Chen Yu-fu, 中華民國與中華人民共和國互不隸屬 民調:70.6%台灣民眾支持, Liberty Times, 18 oktober 2021. Op wat formeel de 110e ‘verjaardag’ van de ROC was, benadrukte ze juist „de afgelopen 72 jaar”.15Tsai Ing-wen, ‘President Tsai delivers 2021 National Day Address’Office of the President, Republic of China (Taiwan), 10 oktober 2021.

    De Republiek China is in de afgelopen decennia dusdanig gedemocratiseerd en ‘getaiwaniseerd’,16Sense Hofstede, ‘Taiwan’s democratic journey and stabilising national identity’, 9DASHLINE, 9 december 2020. dat formeel de onafhankelijkheid verklaren niet meer zo dringend is. Dit staat Tsai’s gematigde factie binnen DPP toe om zich ROC-symbolen als de vlag toe te eigenen die de partij voorheen verketterde.17Nathan Batto, ‘ROC Taiwan: First steal ROC, then nationalize CCK’, Frozen Garlic, 14 januari 2022. De publieke opinie is verenigd in afkeer van de Volksrepubliek, niet tegen Chinese cultuur in brede zin.18Shelley Rigger, Lev Nachman, Chit Wai John Mok, en Nathan Kar Ming Chan, ‘Why is unification so unpopular in Taiwan? It’s the PRC political system, not just culture’, Brookings, 7 februari 2022. De betekenissen van de woorden ‘onafhankelijkheid’, ‘status quo’ en ‘hereniging’ zijn ook veranderd over tijd.19Verschillende studies bespreken hoe intellectuelen zich in de loop van de tijd een Taiwanees nationalisme aanmaten, zie o.a.: Hsiau A-chin, Contemporary Taiwanese Cultural NationalismContemporary Taiwanese Cultural Nationalism, London: Routledge, 2000.

    Onderzoek ondersteunt dit. De peilingen van de NCCU ESC laten zien dat in 2021 62.3% zich identificeerde als Taiwanees (台灣人 táiwān rén), 31.7% als Taiwanese én Chinees (‘beide’, 都是 dōu shì), en slechts 2.8% als Chinees (中國人 zhōngguó rén).20Election Study Center, NCCU, ‘Changes in the Taiwanese/Chinese Identity of Taiwanese as Tracked in Surveys by the Election Study Center, NCCU (1992~2021)’, 10 januari 2022. Werk van Stéphane Corcuff toont aan dat al in 2007 zelfs een groot deel van de jongere generaties van Vastelandse komaf zich al niet meer als Vastelander zag.21Stéphane Corcuff, ‘Taiwan’s Mainlanders under President Chen Shui-Bian: A Shift from the Political to the Cultural?’, in Taiwanese Identity in the 21st Century: Domestic, Regional and Global Perspectives,  Gunter Schubert and Jens Damm red., Londen: Routledge, 2012, blz. 113–29.

    In de ESC-peiling in figuur 3 is de status quo-groep dan ook steeds de meerderheid. Maar een andere peiling laat ook zien dat er wel een twee-derde meerderheid is voor formele onafhankelijkheid is in een hypothetisch scenario waarin China gegarandeerd niet aanvalt.22Timothy Rich en Andi Dahmer, ‘Taiwan Opinion Polling on Unification with China’Jamestown China Brief, jrg. 20, nr. 18, 2020.

    Wat de status van ROC/Taiwan ondertussen dan wel is, daar zijn in deze groep verschillende meningen over. Of het een land of iets ondefinieerbaars is, en hoe dat zich politiek en cultureel verhoudt tot ‘China’, dat is niet duidelijk voor iedereen. Maar ze zijn wel tegen ‘hereniging’ wanneer gedwongen tot een keuze.23Nathan Batto, ‘Unification, independence, SQ, and polling’, Frozen Garlic, 10 januari 2022.

    De positie die Tsai officieel aanhoudt – dat Taiwan onafhankelijk en soeverein is onder de formele naam ‘Republiek China’ – valt in het spectrum van figuur 1 onder 獨台 dútái, Onafhankelijk Taiwan. Veel verder kan een Taiwanese regering ook niet gaan, zonder een Chinese aanval te riskeren of door Amerika beschuldigd te worden van ongewenst avonturisme.

    De verkiesbare hoofdmoot in de KMT, nog altijd trots op alle geclaimde 110 jaar van ‘hun’ Republiek, is in de praktijk voor 華獨 huádú, ROC-Onafhankelijkheid, hoewel ze dat nooit zo zouden noemen. Dit is het standpunt dat de Republiek China soeverein is.

    Of deze ROC zich beperkt tot ‘de Taiwan-regio’ (台灣地區 táiwān dìqū) en hoe die zich verhoudt tot de PRC, ‘de Vasteland-regio’ (大陸地區 dàlù dìqū) en het Één China-ideaal, is (met opzet) niet altijd duidelijk. Hoewel geen enkele Taiwanese regering haar eigen bestaan zou ontkennen, heeft de KMT geen zin om de spanning met Peking op te drijven door zich al te precies uit te spreken.

    KMT-leiders hebben grote zakelijke belangen in China24Amber Lin, ‘Taiwan’s Kuomintang at a Crossroads: Should the Nationalist Rethink Its China-leaning Posture?’The Reporter, vertaald door Chen Guo, 24 juni 2020. en voeren juist campagne op rust in de relatie met Peking. Bovendien is een grote groep in de KMT van mening dat op termijn Taiwan geen keuze heeft en wel met de PRC samen móet. Maar juist die pro-Chinese houding loopt steeds verder uit de pas met het electoraat.25Nathan F. Batto, ‘Cleavage Structure and the Demise of a Dominant Party: The Role of National Identity in the Fall of the KMT in Taiwan’Asian Journal of Comparative Politics, jrg. 4, no. 1, 2019, blz. 81–101.

    Hereniging 統一 tǒngyī

    De groep met latente steun voor hereniging bevindt zich op een continuüm die voert vanaf het Blauwe Kamp via de kleine NP tot de extreme CUPP in het Rode Kamp. Nu de Volksrepubliek elk jaar nationalistischer en sterker wordt, is Peking voor deze Chinese chauvinisten steeds aantrekkelijker.

    Voor zulke groepen is samengaan met China het uiteindelijke of onmiddellijke doel. Een verwaarloosbaar kleine groep nostalgische fantasten en hoogbejaarde Vastelanders is voor hereniging met China onder de Republiek China, 華統 huátǒng.

    Chinese nationalisten die voor hereniging zijn – nu of op de langere termijn – zijn doorgaans voor wat neerkomt op 紅統 hóngtǒng, ‘rode hereniging’ onder de Volksrepubliek China, eventueel via het ‘Een Land, Twee Systemen’ dat we ook in Hong Kong en Macao zien.

    ‘Hereniging’ is een marginale positie. Slechts 7.4% in de grafiek van figuur 3 wil hereniging nu of later en zelfs in het hypothetische geval dat de beide kanten economisch, sociaal, en politiek hetzelfde zouden zijn, wilde in 2020 slechts 29.35% van de ondervraagden samengaan.26Timothy Rich en Andi Dahmer, ‘Taiwan Opinion Polling on Unification with China’Jamestown China Brief, jrg. 20, nr. 18, 2020. Zo’n 90% is tegen ‘Een Land, Twee System’ (一国两制 yī guó, liǎng zhì).27Mainland Affairs Council, Republic of China (Taiwan), ‘Mainstream Public Voice Support: Taiwan’s Option Is to Become Stronger, More United, and More Determined to Defend Itself’, 9 september 2021’.

    Een stem voor China-vriendelijker beleid of erkenning van een Chinese identiteit betekent niet automatisch dat de kiezer met de Volksrepubliek samen wil. Zoals Shelley Rigger opmerkt, economische integratie leidt niet automatisch tot politieke integratie.28Shelley Rigger, The Tiger Leading the Dragon: How Taiwan Propelled China’s Economic Rise. Londen: Rowman & Littlefield, 2021, blz. 190. Deze positie krijgt slechts zoveel aandacht vanwege Chinese steun en omdat de discriminatie ten faveure van Chinese nationalisten en Vastelanders onder de partijstaat van de KMT-dictatuur nog altijd delen van de elite kleurt.

    Definities zijn politiek

    Woordkeuze is politiek. Wanneer we spreken over de Taiwanese opvattingen over ‘onafhankelijkheid’ en ‘status quo’, is het ook belangrijk om te kijken wat voor betekenis ze zelf aan deze woorden geven. Onder Tsai Ing-wen is ‘status quo’ steeds meer richting de invulling gegaan dat Taiwan al onafhankelijk is onder de formele naam Republiek China.

    Ondertussen is het duidelijk dat de steun voor het afwerpen van de mantel van de ROC alleen maar toe neemt. Onder jonge Taiwanezen is er al een meerderheid voor formele onafhankelijkheid.29Ann Maxon, ‘Independence poll shows widening gap’Taipei Times, 31 december 2019, blz. 1. Dit gaat gepaard met een groeiend Taiwanees nationalisme: onder respondenten onder de 40 is er substantiële bereidheid om oorlog te riskeren30Fang-Yu Chen, Wei-ting Yen, Austin Horng-en Wang and Brian Hioe, ‘The Taiwanese see themselves as Taiwanese, not as Chinese’The Washington Post, 2 januari 2017. en driekwart geeft aan bereid zijn te vechten als China binnenvalt.31Wu Su-wei, ‘More than 77 percent willing to fight in the event of an invasion by China: poll’Taipei Times, 25 oktober 2020, blz. 2; Lin Chia-nan, ‘Poll says 72.5% of Taiwanese willing to fight against forced unification by China’Taipei Times, 30 december 2021, blz. 1. Er lijkt een scherp kantelpunt te zijn rond de leeftijd van 40.32Nathan Batto, ‘Unification, independence, SQ, and polling’, Frozen Garlic, 10 januari 2022.

    Achter de keuze voor het woord ‘hereniging’ zit een Chinees politiek frame. Voor Taiwanezen uit het Groene Kamp is er niks te herenigen, want ze stellen dat Taiwan immers nooit onderdeel is geweest van de Volksrepubliek China. Als zij het over deze optie hebben, spreken ze over annexatie (併吞 bìngtūn) door China.

    China heeft het al over ‘secessionisme’ in Hong Kong (港独 gǎngdú) bij het minste of geringste protest tegen de Centrale Volksregering. Ook bij alles wat Taiwanese leiders doen, ziet Peking gelijk kwaadaardig ‘secessionisme’ (台独 táidú). De Chinese definitie van táidú reikt ook tot wat de Taiwanezen ‘status quo’ zouden noemen.

    Maar de Taiwanezen leven al 127 jaar gescheiden van China en hebben al 73 jaar een eigen staat. Alles wat de CCP in woede doet ontsteken, is normale dagelijkse praktijk op het ‘zelfbesturende democratische eiland’. Logischerwijze heeft het woord ‘onafhankelijkheid’ – dat wijst op ingrijpende verandering van deze soevereine status quo – een veel beperktere betekenis in Taiwan zelf. Het zou goed zijn als buitenlandse observatoren dit in acht nemen.

  • China’s minister van buitenlandse zaken is niet zo belangrijk

    Het is niet dat de Chinese minister van buitenlandse zaken Wáng Yì (王毅) er niet toe doet. Maar hij is een stuk minder belangrijk dan je op basis van zijn titel zou vermoeden. Het Chinese ‘MFA’ is slechts een uitvoerend orgaan met relatief weinig status. De ‘hoogste diplomaat’ van China is niet Wang maar een partijkader, Yáng Jiéchí (杨洁篪). Ik leg uit hoe het zit.

    China is een partijstaat. De gecompliceerde structuur van de ambtelijke staat is daar slechts één onderdeel van. Van grotere invloed is dat hierachter altijd de Partij zit. Die regeert. Als je begrijpt hoe weinig invloed minister Wang werkelijk heeft op het Chinese buitenlandbeleid, dan begrijp je ook een stuk beter hoe het Chinese politieke systeem werkt.

    De Staat

    Het hoogste orgaan van de Chinese regering is de Staatsraad (State Council, 国务院 guówùyuàn). Formeel is minister-president Lǐ Kèqiáng (李克强) het hoofd van de centrale volksregering en is staatshoofd Xí Jìnpíng (习近平) slechts een voornamelijk ceremoniële president. Het Chinese ‘kabinet’ is het Staand Comité van de Staatsraad. Dat wordt gevormd door de Premier, Vicepremiers, en Staatsraadsleden (State Councillor). Staatsraadsleden zijn soms ook gelijktijdig minister, maar niet alle ministers zijn ook Staatsraadslid.

    Wang Yi is vanaf de jaarlijkse parlementszitting (Twee Sessies, 两会 liǎnghuì) van maart 2013 de minister van buitenlandse zaken. Pas vanaf maart 2018 zit hij in het kabinet als het Staatsraadslid verantwoordelijk voor buitenlandse zaken. Daarvoor was Yang Jiechi dat nog.

    Het ministerie moet ook veel concurrenten naast zich dulden op haar beleidsterrein, waaronder van het ministerie van nationale verdediging, het ministerie van handel, en het voormalige centrale plancomité NDRC. Het is slechts de bekendste van de uitvoerders van het buitenlandbeleid.

    De Partij

    De staat is echter slechts één van de hulpmiddelen waarmee de echte macht in China het land bestuurt, naast het leger. De Communistische Partij van China (CPC) maakt gebruik van beide om China aan te sturen. Alle Chinese ministeries, instellingen, organisaties, en (staats)bedrijven hebben parallel partijcomités voor elke afdeling met een aan de top een partijsecretaris die in het protocol boven de civiele baas gaat.

    Minister Wang Yi is niet eens de partijsecretaris van zijn eigen ministerie. Dat is Qí Yù (齐玉), voormalige onderbaas van de almachtige organisatieafdeling van de CPC. Maar belangrijker is dat zijn ministerie niet het hoogste orgaan voor buitenlandse zaken in de partijstaat is.

    Boven de Staatsraad staat het Politburo van het Centraal Comité van de CPC. Dát is de echte regering van China. De Algemeen Secretaris, Xi Jinping, is de werkelijke baas van het land, niet op basis van zijn civiele staatstitel, maar op basis van zijn partijfunctie. Onder het Centraal Comité bestaan voor verschillende beleidsterreinen allerlei commissies en ‘leading small groups’ die de ministeries en andere uitvoerende organen aansturen.

    De beleidsrol die in Europa een ministerie van buitenlandse zaken heeft, wordt in China uitgevoerd door de Centrale Commissie voor Buitenlandse-Zakenwerk (CFAC, 中央外事工作委员会 zhōngyāng wàishì gōngzuò wěiyuánhuì). De voorzitter daarvan is natuurlijk Xi Jinping. De Directeur van het Kantoor van de CFAC – de dagelijkse baas – is de echte hoogste diplomaat. Dat is Yang Jiechi.

    Yang was zelf de minister van 2007 tot 2013. In 2013 werd hij gepromoveerd tot Directeur van het Kantoor van de CFAC en tot Staatsraadslid voor buitenlandse zaken. Het is handig om een civiele titel te hebben voor bezoeken aan niet-communistische staten. Wang Yi werd minister. Tijdens het Partijcongres van oktober 2017 werd Yang verheven tot het Politburo en in maart 2018 kon hij zijn resterende staatstitel doorgeven aan Wang zonder aan macht in te boeten.

    Het CFAC is het belangrijkste orgaan voor buitenlandse aangelegenheden. Het ministerie van buitenlandse zaken is slechts één van de civiele uitvoeringsorganisaties, handig voor situaties waarin andere landen ‘diplomaten’ verwachten. Maar zelfs het CFAC heeft nog concurrentie van gelijkrangige organen binnen de Partij: het International Liaison Department (对外联络部 duìwàiliánluòbù), gericht op buitenlandse politieke partijen, en het Centraal Militaircomité, het orgaan dat het Volksbevrijdingsleger controleert en gelijke rang heeft als de Staatsraad.

    Dit is lastig voor niet-communistische landen of landen die geen grootmacht zijn. Leninistische partijstaten zoals Vietnam en Noord-Korea kunnen partijsecretarissen meesturen om hun Chinese tegenhangers – die de werkelijke macht hebben – te spreken. Amerika krijgt Yang Jiechi ook nog te zien. Maar voor het kleine Nederland is de tegenhanger van demissionair minister Stef Blok formeel gewoon Wang Yi, en zelfs die is vanuit Chinees perspectief eigenlijk al te belangrijk.

    Wang Yi en zijn diplomaten zijn vooral boodschapper als het om de belangrijke zaken van het Chinese buitenlandbeleid gaat. Onder Xi Jinping herwaardering van het belang van de Partij boet het ministerie alleen maar meer in op haar prestige. Als je wilt horen wat er werkelijk speelt, richt je dan op de partijkaders.