De onrust in Binnen-Mongolië is een logisch gevolg van de evolutie van China’s minderhedenbeleid

Er komt steeds meer aandacht voor de verschrikkelijke vervolging van de Oeigoeren, Kazakken en andere islamitische minderheden in de westelijke Chinese ‘autonome regio’ Xīnjiāng (新疆, Nieuwmark, letterlijk: ‘Nieuw Grensgebied’). Negen Nederlandse politieke jongerenorganisaties zijn nu zelfs een petitie begonnen, na aandacht voor de zaak tijdens het bezoek van Chinese minister van buitenlandse zaken Wang Yi aan Nederland. De concentratiekampen in Xinjiang zijn een logische consequentie van het Chinese minderhedenbeleid. De Qing-dynastie was een multi-etnisch rijk waarin de Mantsjoerijnse keizersclan de Han-Chinezen, Mantsjoerijnen, Mongolen, Oeigoeren, Tibetanen volgens hun eigen traditie in hun eigen taal bestuurde. Hoewel de Chinese nationalisten die het keizerrijk omverwierpen in 1912 de Mantsjoerijnen als buitenlandse onderdrukkers zagen, claimden zowel de daaropvolgende Republiek China als ook de Volksrepubliek China het hele Qing-gebied als ‘China’. In het begin van de communistische periode stelde de regering een stalinistisch minderhedenbeleid op. Volgens een ‘wetenschappelijke’ methode werden naast de Han nog eens 55 groepen geïdentificeerd en marxistisch ingedeeld op basis van hun niveau van ‘ontwikkeling’. Elke groep kreeg een mate van autonomie en respect voor eigen cultuur en taal, onder andere in hun eigen scholen, opdat ze in eigen tempo de verschillende stadia van ontwikkeling konden doorlopen. Echter, sinds de nationalistische wending die de ideologie van de Chinese Communistische Partij sinds 1989 heeft genomen, brokkelt de bescherming van de minderheden langzaam af. Onder invloed van ethnish-nationalistische academici en partijtheoretici zoals Hú Āngāng (胡鞍钢) en Hú Liánhé (胡联合) verschuift het beleid nu naar assimilatie, met de superioriteit van de Han-Chinezen als basisbeginsel en de gedachte dat stabiliteit in de grensgebieden ‘sinificatie’ vereist, dat wil zeggen: beschaafd zijn en ontwikkeld zijn betekent worden zoals de Han-Chinezen (/ Hàn) — een moderne interpretatie van de oude confucianistische mythe dat de ‘Chinese’ beschaving zich verspreidde door de culturele aantrekkingskracht van de sinificatie (漢化/汉化 Hàn huà).

De regio Buiten-Mongolië werd onafhankelijk na de omverwerping van het Qing-keizerrijk en ging niet op in de nieuwe Republiek China. Het deel van het Mongoolse leefgebied dat het meest onderhevig was geweest aan migratie van Han-Chinezen is echter uiteindelijk als Binnen-Mongolië net als Tibet en Xinjiang (内蒙古 Nèimẹ̌nggǔ) een ‘autonome regio’ (自治区 zìzhìqū) in het moderne China geworden. Daar zijn nu protesten uitgebroken na aankondiging van een nieuw onderwijsbeleid waarin het Mandarijns een grotere rol krijgt ten koste van het Mongools.

De Mongolen werden in China vaak als modelminderheid gezien. Vanwege de overname van Mongolië door de Sovjetunie was de invloed van Mongools nationalisme links en niet zo gebonden aan religie als de identiteit van de mensen in bijvoorbeeld Tibet of Xinjiang. Maar net als bij alle andere minderheidsgroepen in China is de eigen Mongoolse cultuur aan erosie onderhevig door modernisering, de economische aantrekkingskracht van de Chineestalige grote steden, gemengde huwelijken en grootschalige migratie van Han-Chinezen naar de regio. Volgens een niet-te-missen overzicht van de situatie, geschreven door expert Christopher P. Atwood, spreekt nog maar zo’n 60% van de Mongoolse-Chinezen als hun hoofdtaal en gaat nog maar 30% van de Mongools-Chinese jeugd naar scholen die lesgeven in het Mongools. Maar voor dat deel van de Mongoolse gemeenschap is juist het onderwijs in de eigen taal een belangrijk element van hun identiteit. Dat wordt nu ondermijnd.

In eerste instantie gaat het er om dat drie vakken — taal en literatuur, zeden en wetten, en geschiedenis — nu in het Mandarijns moeten, de Chinese taal die de officiële taal is van de Volksrepubliek. De Mongoolse gemeenschap is echter bang dat dit niet alleen een erosie van de status van hun taal inluidt, maar ook dat het slechts het begin is van meer ‘sinificatie’. Het nationalisme van de Partij is er een van het ‘herstel’ van het Chinese Volk, waartoe ook de Mongolen in China zouden behoren. Een belangrijk onderdeel van deze herrijzenis is het ‘terug’ krijgen van ‘gestolen’ land, zoals Hong Kong, de Zuid-Chinese Zee, of Taiwan, en het heroveren van de dominante rol in de regio. Het herstel gaat echter ook om het terugveroveren van de mensen waaruit het Chinese Volk bestaat, of het nu gaat om de ‘verwesterde’ ziel van Hongkongse demonstranten of de ‘terroristische’ ideeën van ‘verarabiseerde’ Oeigoeren. De Mongoolse minderheid is moet er ook aan geloven. Verzet wordt neergeslagen. De surveillancestaat is zich nu al gaan richten op de demonstranten. De politie verspreidt posters met gezochte figuren, daarop foto’s genomen met de alomtegenwoordige camera’s. Zoals gebruikelijk waarschuwt de Chinese partijstaat ook al voor gevaarlijke ‘buitenlandse krachten’.

In het verleden zag de Chinese partijstaat zulke protesten vaak als signaal dat het aangekondigde beleid gevaarlijk conflict in de samenleving aanwakkerde en deden vaak (hoewel tijdelijk) een stapje terug. In het Nieuwe Tijdperk van Xi Jinping is dat niet meer het geval. Tegenspraak wordt niet geduld. Etnisch nationalisme viert hoogtij. De opkomst van China wordt als onvermijdelijk gezien tegen een achtergrond van Westers falen tijdens de economische crisis van 2008 en de Covid-19-pandemie van 2020. De scholen in Binnen-Mongolië zullen steeds meer Mandarijns gebruiken. Het is echter de vraag of Peking hiermee niet een nieuw ethisch conflict creëert bovenop de problemen die er al zijn in Tibet, Xinjiang en Hong Kong. Op de lange termijn kan dit de Mongoolse minderheid alleen nog maar verder vervreemden van een steeds Han-centrischere Chinese nationale identiteit.

Join the conversation

1 Comment

Leave a comment

Leave a Reply

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.