Het sluitstuk van de China-agenda tijdens het Duitse raadsvoorzitterschap had een grote top in Leipzig moeten zijn op maandag 14 september tussen alle Europese regeringsleiders en de Chinese president Xí Jìnpíng (习近平). Vanwege de pandemie gaat dat niet door — hoewel dat ook wel een mooi excuus is nu de situaties in Hong Kong en Xinjiang een vrolijke groepsfoto met de partijbaas wat ongemakkelijk zou maken. In plaats daarvan hebben we vandaag een digitaal treffen tussen Xi Jinping, Duitse bondskanselier Angela Merkel, Commissiepresident Ursula von der Leyen, en Raadspresident Charles Michel. De Engelstalige media beschrijven het als een kritiek moment in de relatie na het mislukte Europabezoek van minister van buitenlandse zaken Wáng Yì (王毅) begin deze maand.
De stemming in Europa is aan het omslaan. Het kille ontvangst van minister Wang was slechts het gevolg van een trend die al langer bezig is. De Kamer van Koophandel van de Europese Unie in China spreekt zich tegenwoordig regelmatig uit over de groeiende obstakels voor Europese bedrijven in het land. Europese regeringen zien China steeds meer als systeemrivaal. De Europese publieke opinie is sinds het begin van de pandemie negatiever over China. Na jaren van loze beloften en mooie woorden uit Peking zijn de beleidsmakers het langzaam zat aan het worden.
Eenheidsfront in actie
Het werkt daarom misschien wat vervreemdend om vervolgens in de Chinese staatsmedia allerlei positieve berichten te lezen over de verhoudingen tussen Peking en Europa. Voor de top vandaag schreef de Chinese ambassadeur bij de Europese Unie Zhāng Míng (张明) een opinieartikel in SCMP waarin hij Europa opriep haar belangen objectief te zien en voor samenwerking te kiezen. De pers heeft hetzelfde positieve verhaal. Een commentaar in staatspersbureau Xinhua stelde dat China en Europa meer met elkaar gemeen hebben dan de verschillen doen suggereren, en dat samenwerking veel op kan leveren als beide kanten elkaars ‘legitieme en kernbelangen’ respecteren. Zelfs het nationalistische tabloid Global Timesvolgt al tijden een soortgelijke lijn in haar hoofdredactionele commentaren.
Zulke stukken volgen doorgaans dezelfde logica. Het echte gevaar voor de internationale gemeenschap bestaat uit de agressieve tactieken van hegemonisch Amerika. Europa en China hebben weliswaar enkele fundamentele verschillen, maar dat is alleen maar logisch wanneer de politieke systemen zo verschillend zijn. Het is te verwachten dat het westerse Europa af en toe lippendienst moet bewijzen aan enkele Amerikaanse prioriteiten, zolang Brussel er maar voor zorgt dat ze de Verenigde Staten maar niet achterna gaat. Men kan dan verder op basis van het dictum ‘zoek gemeenschappelijke grond, zet verschillen opzij’ (求同存异qiú tóng cún yì). Deze aanpak doet mij onmiddellijk denken aan de klassieke eenheidsfronttactiek van de Partij: middenkrachten voor je winnen opdat je kunt focussen op de grootste uitdaging van het moment.
De gemiddelde Chinees zou zich verwonderen over de opwinding in het Westen over de prozaïsche Afdeling voor Eenheidsfrontwerk (United Front Work Department, 统一战线工作部tǒngyī zhànxiàn gōngzuòbù, afgekort: 统战部tǒngzhànbù) van de Communistische Partij van China (CPC). Na decennia van institutionalisering is er een complexe bureaucratie ontstaan met uiteenlopende verantwoordelijkheden die op lokaal niveau kunnen bestaan uit theedrinken met de abt van de boeddhistische tempel in het dorp. Oorspronkelijk verantwoordelijk voor alle personen en krachten buiten de Partij, de Afdeling is echter de organisationele incarnatie van een belangrijk theoretisch concept van het maoïsme. Dit is de eenheidsfronttactiek.
De beste manier om de bijdrage van het maoïsme aan het marxisme-leninisme samen te vatten is ‘flexibiliteit’. Dit vindt onder andere uiting in de beroemde ‘sinificatie’ van het marxisme. Maar de belangrijkste ‘innovatie’ lost het probleem op dat veroorzaakt was door de verwachting van Marx dat simplistische series van contradicties elkaar vanzelf op hadden moeten volgen. Dat bleef uit. Lenin droeg het idee van de ‘voorhoedepartij’ bij. Mao een aanpak die die partij kan gebruiken. Volgens Mao zijn er namelijk op elk moment in de geschiedenis veel contradicties tegelijkertijd actief. Het komt erop aan om de belangrijkste, de ‘hoofdcontradictie’ (主要矛盾zhǔyào máodùn) te identificeren. Zo rechtvaardig je het om eerst de vrije markt te ontwikkelen terwijl je nog steeds claimt communisme na te streven op de lange termijn. In politiek en diplomatiek ga je die hoofdcontradictie te lijf met de eenheidsfronttactiek: isoleer de belangrijkste vijand door ieder ander aan jouw kant te krijgen. Als die verslagen is, richt je je op wie nu de belangrijkste vijand is.
In de burgeroorlog tussen de CPC en de Chinese Nationalistische Partij (KMT) uitte zich dat door het leiderschap rond President Chiang Kai-shek (蔣介石Jiǎng Jièshí) aan te wijzen als vijand, de rest van de partij en staat als natuurlijke supporters, en het maatschappelijk middenveld als weifelende middengroep. Het is het doel om de vijand te verslaan door de wil en steun van de natuurlijke supporters te verzwakken en de weifelende middengroep tot jouw bondgenoot te maken. De echte winnaar van de Chinese burgeroorlog was niet de CPC maar de ‘Nieuwe Democratiebeweging’, waarin de CPC zogenaamd slechts een leidende rol op zich nam. Echter, na afloop kwam een ander belangrijk kenmerk van de eenheidsfronttactiek naar voren: geschiedenis beweegt zich voort door continu opeenvolgende contradicties. Als de ene hoofdcontradictie verdwenen is, dan volgt de nieuwe. Prompt werden de oude bondgenoten in de Nieuwe Democratiebeweging het nieuwe doelwit.
Het is overduidelijk uit de Chinese staatsmedia dat de Verenigde Staten momenteel de hoofduitdaging is van Peking. Zelfs als het gaat over de problemen met Australië, India of Taiwan, dan beschuldigt men Washington van opruiing en de desbetreffende landen zich tot handlanger van Amerika te maken. Dat is ook continue de waarschuwing in de commentaren over Europa: Brussel moet zich onafhankelijk van Amerika opstellen. Verder bewijs komt uit het feit dat men heel schappelijk doet over Europese kritiek op China en maatregelen om daar iets tegen te doen. De eerder genoemde spreekwijze ‘zoek gemeenschappelijke grond, zet verschillen opzij’ (求同存异qiú tóng cún yì) is perfect voor eenheidsfrontwerk: Peking moet nu de natuurlijke supporters van de VS en de weifelende middenkrachten aan haar kant krijgen. Daarbij kan men veel door de vingers zien.
Dit betekent ironisch genoeg dat — terwijl de spanningen verder oplopen — Europa best veel speelruimte heeft. Vanwege tactische en ideologische redenen zal de Chinese staatspers onwelgevallige geluiden uit Europa sneller wegverklaren. Één manier om Amerika te isoleren is te doen en schrijven alsof dat al het geval is. Peking beroept zich graag op de internationale consensus op gebied van coronabestrijding, Één-China-Beleid, sancties op Iran en zo verder om te doen alsof Washington nu al alleen staat. Een top met Europese leiders is niet alleen nuttig voor de concrete uitkomsten, maar ook in deze propagandastrijd. Dat het China vooral gaat om het gevoel te creëren dat Amerika geïsoleerd is, betekent echter ook dat er substantieel niet veel toezeggingen zullen komen. De tijdelijke vriendelijkheid naar Europa (en Japan) toe dienen om het systeem in China te beschermen, niet om het te veranderen. Daarnaast kan Europa maar beter het lot van de voormalige democratische bondgenoten van de CPC in het oog te houden. Nadat ze hun nut hadden gediend werden ze gecastreerd en verloren ze hun onafhankelijkheid. Wanneer de ene vijand verslagen is, dan is het tijd om af te rekenen met de volgende.
Het is makkelijk om je vermaken over de bombast van het taalgebruik wanneer de Chinese partijstaat zich weer eens boos maakt over iets of iemand. Er zijn veel gevoeligheden om rekening te houden in de betrekkingen met Peking. De juiste woordkeuze is daarbij belangrijk. In diplomatiek verkeer is dat natuurlijk altijd zo, alleen is het bij China nog gevoeliger. Dat is niet alleen een effect van de (overschatte) ‘confucianistische’ erfenis, maar ook van het feit dat de Volksrepubliek nog altijd officieel een marxistische-leninistische-maoïstische staat is. Elke ambtenaar en partijkader moet op ideologische les en leert dus ook lezen en schrijven volgens het wereldbeeld van het Socialisme met Chinese Karakteristieken.
Denigrerende aanhalingstekens
Een van die karakteristieken uit zich in het veelvuldig weglaten of juist toevoegen van aanhalingstekens, al dan niet met een extra ‘zogenaamde’ (所谓suǒwèi, ‘so-called’). Er zit een groot verschil tussen de betekenis van aanhalingstekens in de Westerse wereld en in China. Dit komt deels door een andere academische geschiedenis: in de klassieke Chinese traditie hield men al veelvuldig eerdere werken aan zonder te citeren of aanhalingstekens te gebruiken — niet alleen waren er in die tijd nauwelijks leestekens, men werd ook geacht om verwijzingen simpelweg direct te herkennen, aangezien de literati tijdens hun studie alle belangrijke werken uit hun hoofd leerden. Nog altijd tref je in Chinees academisch werk veel minder voetnoten aan.
Maar het komt ook door een versimpeld marxistisch onderscheid tussen ‘subjective’ en ‘objectieve’ waarheid. Jouw belangen bepalen hoe je de wereld ziet en bijvoorbeeld ‘kapitalistische’ media spreken dus, namens hun eigenaar, de subjectieve waarheid. De Partij spreekt namens het Volk en verkondigt dus de ‘objectieve’ waarheid. In officiële publicaties geven aanhalingstekens aan dat iets subjectief — verkeerd — is. China heeft simpelweg soevereiniteit over de Diaoyu/Senkaku-eilanden, Japan claimt ten onrechte zogenaamde “soevereiniteit”.
Dit vind je ook terug in de berichten van staatspersbureau Xinhua. Het verslag van de ontmoeting tussen de Chinese ministers van buitenlandse zaken Wáng Yì (王毅) en premier Mark Rutte gebruikt geen enkele aanhalingsteken. De paragrafen tekst van beider uitspraken wordt simpelweg geplakt achter een ‘Wang said …’ en ‘Rutte said …’.
Dit gebruik kan ook tot culturele misverstanden leiden. Florian Schneider haalt in zijn boek over digitaal Chinees nationalisme de aanslag van 2014 in Kunming aan: toen westerse media in hun koppen de gebruikelijke vorm gaven, in de trant van ‘Chinese overheid zegt dat mesaanval “terreuraanslag” was’, leidde dit tot woedde onder enkele internetgebruikers, die hierin een ontkenning van deze claim zagen. Want de overheid en staatsmedia gebruiken aanhalingstekens om de illegitimiteit van het geciteerde te benadrukken.
In de boze reactie van Xinhua op de felicitaties met haar herverkiezing aan President Tsai Ing-wen van de Amerikaanse minister van buitenlandse zaken Mike Pompeo staan de woorden “partnership”, “Taiwan independence”, en “president” tussen aanhalingstekens, al dan niet vergezeld door een ‘so-called’. Maar dat het woord ‘president’ valt is slechts omdat Pompeo het gebruikte; in andere gevallen moet dat woord vermijdt worden.
Wijs Taiwan op zijn plaats
Want naast gevaarlijke woorden te isoleren met zogenaamde ‘aanhalingstekens’ is het voor Peking bij gevoelige zaken zoals Taiwan ook belangrijk om de juiste woordkeus in acht te nemen. Die moet de objectieve — dat wil zeggen: ‘correcte’ — werkelijkheid weergeven. Een los ‘Taiwan’ is gevaarlijk. Ook al kunnen verwijzingen naar een provincie als Shandong zonder, dan nog zul je China vaak horen spreken over ‘China’s Taiwan’ of zelfs ‘China’s Taiwan region’.
In een academisch artikel vertaalt Anne-Marie Brady een document van het Kantoor voor Taiwanzaken van de Chinese Staatsraad uit 2002 dat de correctie terminologie voor het bespreken van Taiwan uitlegt.
De regering van wat formeel nog de Republiek China heet mag nooit zo genoemd worden, dat moet ‘de Taiwanese autoriteiten’ zijn. Alles met ‘Centraal’ of ‘Nationaal’ of ‘Ministerie’ in de naam kan niet, want dat suggereert dat Taiwan een staat is. Dus: niet ‘Ministerie van Onderwijs’ maar ‘onderwijsautoriteit’; niet ‘Nationale Universiteit van Taiwan’, maar simpelweg ‘Universiteit van Taiwan’; niet ‘President’, maar ‘leider van de Taiwanese regio’; niet ‘grondwet’, maar ‘regeling van grondwettelijke aard’. Als deze termen echt genoemd moeten worden, dan alleen tussen aanhalingstekens.
Dit gaat ook tot beleid: een ‘white paper’ van de Taiwanese regering mag niet zo worden genoemd, want in de Chinese bureaucratie zou dat een autoriteit signaleren die Taiwanese autoriteiten natuurlijk niet hebben. Om dezelfde reden werd ook het recente bezoek van de Tsjechische senaatspresident aan Taipei een ‘so-called “visit”’ — in China is de naam die aan een reis van een hoogwaardigheidsbekleder wordt gegeven een teken van autoriteit. Concepten zoals Taiwans formele onafhankelijkheid zijn zo verfoeilijk dat die ook door aanhalingstekens in quarantaine moeten worden gezet. Taiwanezen hebben geen ‘paspoort’, maar een ‘reisdocument’.
Ook met verwijzingen naar de Volksrepubliek moet je oppassen. Het is verkeerd om ‘Mainland China’ te zeggen, want dat impliceert dat er nog een ander China is naast het Vastelandchina. Dus: ‘Chinese Mainland’. Als de context niet om Taiwan, Hong Kong, of Macao gaat, dan moet je het ‘Vasteland’ helemaal niet noemen, want de Volksrepubliek is simpelweg China. De oorspronkelijke bewoners van Taiwan — aborigines, yuánzhùmín (原住民) — mogen ook niet zo genoemd worden. Volgens Peking zijn ze op het eiland waar ze voor de Chinese kolonisatie de baas waren slechts ‘minderheid’ (少数民族shǎoshù mínzú).
Op Google Maps kun je een continu heen-en-weer zien tussen Chinese nationalisten en Taiwanezen die steeds de namen van universiteiten en andere gebouwen aanpassen. In Taiwan kun je de pro-Peking academici eruit pikken door te kijken hoe ze op hun cv’s hun academische achtergrond beschrijven. In sommige gevallen worden Taiwanese academic gedwongen hun affiliatie aan te passen op last van Chinese redactionele regels. De Chinese staat leest uit je woordkeus welk politiek standpunt je inneemt. Het is dus niet alleen de zaak voor buitenlandse overheden om te zorgen dat ze Peking niet onnodig boos maken, maar ook dat ze niet onnodig concessies doen aan China’s Één-China-Principe die niet in hun eigen Één-China-Beleid staan.
In tegenstelling tot Europa heeft China inmiddels de Covid-19-pandemie onder controle. Hoewel er nog steeds strenge regels van kracht zijn op inreizen vanuit het buitenland, gaat het leven in China steeds meer weer zijn gang. In vergelijk met de chaos in de Verenigde Staten en de onvolledige respons in Europa lijkt voor de gemiddelde Chinees de dagelijkse werkelijkheid daar erg goed. Daarbij wordt hij geholpen door een gezonde dosis triomfantelijk nationalisme en een opgeschoonde propagandaversie van wat er de afgelopen maanden is gebeurd. Maar de grootste ceremonie in Peking dinsdagochtend om dit te vieren verbloemt ook grote onzekerheid.
Mijn tijdlijn van het verloop van de Covid-crisis tijdens de eerste helft van dit jaar laat zien dat China ook grote fouten heeft gemaakt. Eind december en begin januari was al bekend in delen van het systeem dat het nieuwe virus van mens op mens kon worden overdragen. Alleen zorgde de paranoïde in het systeem en de grote macht van de partijsecretaris op elk niveau voor structurele belemmeringen van snelle doorgave van deze informatie en snelle handeling daarop. Deze hele viering is echter gebaseerd op de notie dat China deze grootse overwinning op het virus juist heeft behaald vanwege het systeem.
Men moet niet vergeten dat er twee belangrijke filters aan het werk zijn in China. Het eerste is een sterk Chinees nationalisme, wat gekenmerkt wordt door wat William A. Callahan ‘pessoptimisme’ noemt: slachtofferschap en superioriteitsgevoel. Het tweede is de censuurmachine en staatsmedia die de partijlijn moeten volgen. Daarnaast zijn Chinezen als niet-Westerse mensen natuurlijk minder gebonden aan het Westerse zelfbeeld en kunnen dus makkelijker onze slechte kanten erkennen. Nu zijn er twee grote crises geweest die in de optiek van het Chinese wereldbeeld bewijs zijn van de zwakte van het ‘Westen’ en de kracht van het Chinese systeem.
Economen maken zich zorgen over de manier waarop China zich met schuldenopbouw door de economische crisis van 2008 heeft geslagen. Er zijn grote structurele problemen met de Chinese economie die door de manier van het herstel alleen nog maar erger zijn gemaakt. Echter, in de officiële Chinese optiek liet 2008 juist zien dat er grote contradicties zijn in het Westerse kapitalisme en was het China dat de crisis goed wist te doorstaan. Nu komt daar nog de pandemie bij op. Veel Chinezen geloven niet dat het virus werkelijk uit Wuhan komt. Dus China heeft geen schuld. In plaats daarvan heeft China juist één van de beste reacties gehad, terwijl Amerika juist volledig faalt. Onvolkomenheden en plaatselijke misstanden worden genegeerd in ruil voor een groots propagandaverhaal van triomf waarin geen ruimte is voor negatief geluid.
Dit voedt alleen maar de notie dat het nu de beurt is van China in de wereld. Het Westen (Verenigde Staten) is aan het neergaan. Een historisch materialistische kijk op de geschiedenis zou laten zien dat China’s opkomst nu onvermijdelijk is. Dat alles is mogelijk dankzij de voordelen van het leiderschap van de Communistische Partij van China en van het Socialisme met Chinese Karakteristieken. Jammer genoeg proberen nu echter jaloerse Westerse mogendheden dit te stoppen. Terwijl onzekerheid over de veiligheid van China’s positie in de wereld groeit in Peking neemt het blinde zelfvertrouwen in het eigen systeem toe.
In zijn toespraak begint president Xí Jìnpíng (习近平) de opsomming van de zes belangrijkste lessen van de pandemie met de volgende claim als eerste les:
“De grootse praktijk van de strijd tegen de pandemie bewijst nogmaals dat de ongeëvenaard krachtige leiderschapmacht van de Communistische Partij van China in tijden van storm en regen de meest betrouwbare toeverlaat is van het Chinese volk.” 抗疫斗争伟大实践再次证明,中国共产党所具有的无比坚强的领导力,是风雨来袭时中国人民最可靠的主心骨
China-expert David Bandurski leest in het verslag van de ceremonie op de voorpagina van partijkrant Volksdagblad een ander belangrijk punt: het hele circus is onderdeel van het versterken van de centrale rol van Xi Jinping en het centrum van de Partij in het Chinese politieke systeem.
“The final, penultimate paragraph of this shelun (社论) provides the clearest picture of what the pomp and circumstance today were really about – namely, the home stretch in the leadership’s marathon re-positioning of the COVID-19 pandemic as a story about the power and position of Xi Jinping and the CCP.”
Want Peking maakt zich wel degelijk zorgen over de macht van lokale partijsecretarissen, een probleem inherent aan een leninistisch partij-staat dat niet alleen rol speelde bij de uitbraak van de pandemie in Wuhan maar continu beleid van de centrale overheid frustreert. Een charismatisch element in het systeem gericht op Xi Jinping kan helpen om deze blokkades te omzeilen. Het bewustzijn van de noodzaak om wat te doen aan de relatieve binnenlandse zwakte van de Chinese nationale leiders is nog weer eens een bewijs voor de schizofrenie in Peking. Aan de ene kant zien we steeds triomfantelijker geloof in de superioriteit van China. Aan de andere kant is er groeiend angst over de eigen zwakte en tegenstand in de internationale gemeenschap. Dit kan tot rare sprongen leiden.
Afgelopen nacht kwam het nieuws naar buiten dat de laatste twee Australische correspondenten in China — Bill Birtles van publieke omroep ABC en Michael Smith van de Australian Financial Review — na een paar dagen schuilen in ambassade en consulaat-generaal, het land uit zijn gevlucht nadat Peking hun uitreisverbod ophief in ruil voor een ondervraging. Er spelen momenteel twee zaken relevant voor wat hier is gebeurd: spanning over aanwezigheid van buitenlandse journalisten in China en spanning in de relatie tussen China en Australië.
Spanning over journalisten
Onder de regering van president Donald Trump voeren de Verenigde Staten de druk op China steeds verder op. Tegelijkertijd groeit het zelfvertrouwen in Peking dat China’s opmars onstuitbaar is en dat het dus niet alleen noodzakelijk maar ook steeds haalbaarder is om iets te doen aan zogenaamde Westerse (Amerikaanse) pogingen het land te stoppen. Westerse en Chinese journalisten en Chinese propagandisten zijn hiervan het slachtoffer.
In februari 2020 stelde de Amerikaanse overheid dat vijf Chinese staatsmedia — staatspersbureau Xinhua, propagandanetwerken CGTN (tv) en CRI (radio), en de distributeurs van de op buitenlanders gerichte propagandakrant China Daily en de partijkrant People’s Daily (Volksdagblad, 人民日报rénmín rìbào) — zich moesten registreren als ‘foreign mission’, net als ambassades. In maart deporteerde China drie journalisten van het Amerikaanse Wall Street Journal als reactie hierop en op een kritisch opinieartikel in WSJ met een kop die Peking als racistisch interpreteerde. Daarop kondigde Washington nieuwe visumregels aan voor de vijf staatsmedia, die hun totaal van ongeveer 160 Chinese medewerkers terug moesten brengen naar 100. In reactie op deze restrictie gooide Peking alle Amerikaanse journalisten (13) voor The New York Times,The Washington Post, en de Wall Street Journal eruit, en annuleerde de werkvergunningen van lokale assistenten. Deze drie kranten plus tijdschrift Times en Voice of America moesten ook meer informatie over hun operaties aan de gastoverheid doorgeven, net als de Chinese ‘foreign missions’ in de VS eerder al. De VS scherpte de visumregels voor Chinese verslaggevers nog verder aan: ze moeten nu elke 90 dagen om verlenging vragen. In juni categoriseerde Washington nog eens vier Chinese staatsmedia als ‘foreign mission’ — staatstelevisie CCTV, het voornamelijk op overzeese Chinezen en Taiwanezen gericht persbureau CNS, en China Daily en People’s Daily zelf.
Het is lastig om deze acties direct met elkaar te vergelijken, aangezien de meeste Chinese verslaggevers geen journalisten zijn, maar propagandisten. Verslaggevers voor Xinhua schrijven ook interne rapporten voor partijkaders, werk dat in andere landen door ambassadepersoneel wordt gedaan. Daarnaast hebben de Chinese media veel grotere vrijheid om in het Westen te werken én te publiceren. Westerse media in China hebben niet alleen te maken met vervolging van hun verslaggevers (soms zelfs met geweld) of censuur, maar moeten ook werken met veel minder mensen. Medewerkers van staatsmedia in China hebben als belangrijkste taak niet waarheidsvinding maar het dienen van de Partij. Ze spelen ook een belangrijke rol bij het verspreiden van disinformatie als onderdeel van wat China ‘psychologische oorlog’ (心理战xīnlǐ zhàn) en ‘publieke-opinie-oorlog’ (舆论战yúlùn zhàn) noemt. Daarmee hebben ze ook een morele verantwoordelijkheid voor bijdrage aan het systeem. Maar tegelijkertijd zijn de acties ook moeilijk te vergelijken, omdat de Verenigde Staten, in tegenstelling tot China, een vrije pers zeggen voor te staan. Dat China journalisten eruit gooit betekent niet dat je daarom hetzelfde moet doen met Chinese verslaggevers.
Nu neemt de spanning weer toe. Amerikaanse journalisten hebben moeite om hun verblijfsvergunningen te verlengen, een reactie op de 90-dagen regel voor Chinese verslaggevers. Deze keer betreft het echter niet alleen Amerikaanse journalisten. Eind augustus kwam naar buiten dat de in China geboren Australische nieuwslezer voor propagandatelevisie CGTN Cheng Lei gearresteerd was in China en incommunicado wordt gehouden. Waarom is nog niet bekend. Nu is dus naar buiten gekomen dat de laatste twee Australische correspondenten in China het land uit zijn gehaald nadat de dreiging te groot werd. Het Chinese ministerie voor staatsveiligheid kwam na middernacht langs bij hun appartementen om mee te delen dat ze van plan was hen te ondervragen, naar verluid over Cheng Lei. Uit voorzorg verbleven ze enkele dagen in Australische diplomatieke posten tot diplomaten hun uitreis veilig hadden gesteld. Het is de vraag hoe ver de spanning voor buitenlandse journalisten in Peking nu op gaat lopen. Maar het is al langer duidelijk dat China de pottenkijkers zat is.
Spanningen tussen Australië en China
Daarbij komt nog dat de betrekkingen tussen Australië en China steeds meer onder druk staan. Peking ziet zichzelf als natuurlijke grootmacht in de regio en is al een tijdje ongelukkig over het feit dat Australië zich niet wil voegen naar zijn wensen. Op de typische manier van eenheidsfrontwerk uit dat zich o.a. in continue beschuldigingen dat Canberra een Amerikaanse loopjongen is. De oproep van Australië tot een onafhankelijk onderzoek naar de oorsprong van de Covid-19-pandemie die in Wuhan begon heeft iets gebroken in Peking. Sindsdien nemen de spanningen steeds meer toe. Onder druk van de internationale gemeenschap stemde China wel in met een afgezwakt voorstel tot onderzoek. Peking doet echter alsof het Australische voorstel compleet verslagen is en de aangenomen resolutie anders is.
Dat China niet bang is gijzelaars te nemen blijkt wel uit de arrestaties van de Canadezen Michael Kovrig and Michael Spavor nadat Canda de CFO van Huawei, Mèng Wǎnzhōu (孟晚舟), vastnam op basis van een Amerikaans uitleveringsverzoek. Ook in dit geval zijn er drie verdachte doodstraffen voor drugshandel door Canadezen, waarvan de plotselinge verhoging van de straf van Robert Lloyd Schellenberg — die eerst slechts vijftien jaar cel had gekregen — er het meest uitsprong.
Het is om deze reden dat de Australische overheid reizigers naar China inmiddels waarschuwt voor ‘risk of arbitrary arrest’.
Update 09/09: het lijkt er nu op dat de Chinese arrestatie van Cheng Lei en de bedreiging van Birtles en Smith verband had met ondervragingen van de Chinese journalisten door de Australische geheime dienst in verband met een onderzoek naar buitenlandse inmenging en beïnvloeding door China via een parlementslid in de deelstaat New South Wales.
Toen de Taiwanese president Tsai Ing-wen (蔡英文Cài Yīngwén) op de nationale dag stelde dat de Republiek China (Taiwan) en de Volksrepubliek China niet ondergeschikt zijn aan elkaar en opriep tot dialoog,3Tsai Ing-wen, ‘President Tsai delivers 2021 National Day Address’, Office of the President, Republic of China (Taiwan), 10 oktober 2021. zei China dat enkel een terugkeer naar het één-Chinaprincipe en de ‘Consensus van 1992’ van haar voorganger Ma Ying-jeou (馬英九Mǎ Yīngjiǔ) contact mogelijk kon maken.
Beide gebeurtenissen betreffen termen die erg precies komen, maar buiten Taiwanexperts om vaak niet goed begrepen worden. Hierdoor gaan commentatoren soms onverhoeds mee met Chinese pogingen om verbale terreinwinst te boeken.
In dit stuk leg ik daarom de verschillen uit tussen China’s eigen ‘principe’ en het per bilaterale betrekking verschillende ‘beleid’, en waarom de ‘Consensus van 1992’ niet uit 1992 komt en geen consensus is.
Één China
Volgens de huidige regering in Peking hield de Republiek China (ROC, 中華民國zhōnghuá mínguó) op te bestaan toen Máo Zédōng (毛泽东) op 1 oktober 1949 de Volksrepubliek China (PRC, 中华人民共和国zhōnghuá rénmín gònghéguó) uitriep: China wordt sinds die datum vertegenwoordigd door de PRC, die alle rechten van de oude ROC erfde.
Taiwan was van 1895 tot 1945 een Japanse kolonie, nadat het Qing-keizerrijk de voormalige VOC-kolonie permanent afstond met het Verdrag van Shimonoseki. In 1945 nam de ROC het in bezit.4Voor de geschiedenis van wat toentertijd nog geen oncontroversieel feit was, zie: Lin Hsiao-ting, Accidental State: Chiang Kai-Shek, the United States, and the Making of Taiwan Cambridge, MA: Harvard University Press, 2016. Na verlies in de Chinese Burgeroorlog vluchtten KMT-leider Chiang Kai-shek en zijn volgelingen naar het eiland – één miljoen Vastelanders (外省人wàishěngrén)5Dominic Meng-Hsuan Yang, The Great Exodus from China: Trauma, Memory, and Identity in Modern Taiwan, Cambridge: Cambridge University Press, 2021, blz. 63. die bij de zes miljoen Taiwanezen (本省人běnshěngrén) kwamen.
Vanuit de ‘tijdelijke hoofdstad’ Taipei claimde het restant van de Chinese Nationalisten dat de nieuwe staat6Ik leg elders uit hoe de ROC-op-Taiwan eigenlijk een hele nieuwe staat was: Sense Hofstede, ‘Taiwan’s democratic journey and stabilising national identity’, 9DASHLINE, 9 december 2020. die ze op de Japanese koloniale fundamenten met Amerikaanse hulp opbouwden nog steeds de ROC was, en bovendien de enige rechtmatige regering van héél China. De Chinese Communisten claimden echter dat het rechtmatig onderdeel was van de Volksrepubliek en nog op bevrijding wachtte.
Het is nu nog officieel beleid aan beide kanten van de Straat van Taiwan dat er slechts Één China is en dat de eigen staat die vertegenwoordigt. Hierbij verwijst men naar de verklaringen van Caïro en Potsdam uit 1943 en 19457‘World War II Conference Declarations’, Taiwan Documents Project. – hoewel dat slechts verklaringen waren waarin de geallieerde leiders ‘Formosa’ toewezen aan China – en Taipei naar het vredesverdrag van San Francisco uit 19518‘San Francisco Peace Treaty’, Taiwan Documents Project. – waarmee Japan slechts de soevereiniteit over Taiwan op gaf zonder een nieuwe eigenaar aan te wijzen. Wanneer een land formele diplomatieke betrekkingen aangaat met het ene ‘China’, dan breekt het andere ‘China’ de relatie af.
Sinds het begin van de democratisering is deze claim voor Taipei steeds meer slechts een formaliteit. Voor de gemiddelde Taiwanese burger betekent ‘status quo’ onafhankelijkheid van de PRC en duidt ‘onafhankelijkheid’ op het afschaffen van de ROC.9zie: Sense Hofstede, ‘Wat bedoelen Taiwanezen met “onafhankelijkheid” en “status quo”?’. De jurisdictie van de ROC is met de grondwetswijzing van 199110Pasha L. Hsieh, ‘The Taiwan Question and the One-China Policy: Legal Challenges with Renewed Momentum’, Die Friendens-Warte, vol. 84, nr. 3, 2009, blz. 59–81. praktisch beperkt tot wat we nu afgekort ‘Taiwan’ noemen.11Sommige rechtsgeleerden, zoals de Nederlandse EU-jurist Werner Somers, concluderen dan ook dat de Taiwan als ROC al een onafhankelijke staat is. Zie: ‘Promotie: Taiwan: onafhankelijke staat of afvallige Chinese provincie?’, Open Universiteit, 4 november 2020. Maar het opgeven van de claim op ‘China’ zou voor Peking een casus belli zijn.
Principe
Peking houdt namelijk nog wel vol overtuiging vast aan het standpunt dat Taiwan onherroepelijk onderdeel is van China.12Taiwan Affairs Office and the Information Office of the State Council, ‘The One-China Principle and the Taiwan issue’, People’s Daily. Dit is het zogeheten ‘één-Chinaprincipe’ (一个中国原则yī ge zhōngguó yuánzé, afgekort: 一中原则yī zhōng yuánzé; One China Principle). Volgens dit principe is er één China, dat China is de Volksrepubliek China, en Taiwan behoort daar ook toe.13中国政府门户网站, ‘一个中国原则’, The Central People’s Government of the Republic of China. In China mag je dan ook niet spreken over ‘China en Taiwan’, maar praat je over het ‘Chinese Vasteland’ (中国大陆zhōngguó dàlù) en ‘China’s Taiwan’ (中国台湾zhōngguó táiwān).14Anne-Marie Brady, ‘Unifying the Ancestral Land: The CCP’s “Taiwan” Frames’, The China Quarterly, vol. 223, September 2015, blz. 787–806.
Volgens deze formulering kan Taiwan bijvoorbeeld niet lid worden van de Verenigde Naties (VN), ook niet als Republiek China. Dit vormt een contrast met Korea. Seoel en Pyongyang claimen beide het ‘echte’ Korea te vertegenwoordigen, met soevereiniteit over het hele schiereiland. Toch is Zuid-Korea gewoon lid van de VN als de Republiek Korea (ROK) en Noord-Korea als de Democratische Volksrepubliek Korea (DPRK).
Peking probeert daarentegen het internationale bestaan van Taiwan als onafhankelijke entiteit compleet onmogelijk te maken. Het stelt ook onterecht dat Resolutie 2758 van de Algemene Vergadering het één-Chinaprincipe ondersteunt,15Jessica Drun en Bonnie S. Glaser, ‘The Distortion of UN Resolution 2758 and Limits on Taiwan’s Access to the United Nations’, The German Marshall Fund of the United States, 24 maart 2022. terwijl deze motie uit 1971 slechts bepaalde dat de VN-zetel van China aan de Volksrepubliek toehoort en niet aan ‘de vertegenwoordigers van Chiang Kai-shek’.16Dit was een bewuste keuze. Voorstellen om de status van Taiwan expliciet te benoemen werden afgewezen om een compromis te bereiken tussen voorstanders van een aparte zetel voor ROC-Taiwan en voorstanders van erkenning dat Taiwan onderdeel van China zou zijn.
China eist ook dat zijn diplomatieke partners één China erkennen als voorwaarde om betrekkingen aan te gaan. Op basis van al het bovenstaande claimt Peking in zijn communicatie stelselmatig dat er een ‘internationale consensus’ bestaat over het één-Chinaprincipe. Dit is onjuist.
Beleid
Andere landen nemen niet blindelings het één-Chinaprincipe van Peking over. In plaats daarvan hebben alle landen die formele betrekkingen hebben met China – of met Taiwan als ROC!17Zie ‘Full diplomatic relations’ op: ‘Foreign relations of Taiwan’, Wikipedia. – een ‘één-Chinabeleid’ (一个中国政策yī ge zhōngguó zhèngcè, afgekort 一中政策yī zhōng zhèngcè; One China Policy). Elk land heeft zijn eigen beleid.18Chong Ja Ian,‘The Many “One Chinas”: Multiple Approaches to Taiwan and China’, Carnegie, 9 februari 2023. De inhoud daarvan is het gevolg van de onderhandelingen tijdens het aangaan van formele betrekkingen en het gedrag in de loop van de tijd.
Hoewel sommige landen inderdaad expliciet erkennen dat Taiwan onderdeel is van de Volksrepubliek, gaat het in veel gevallen slechts om een erkenning dat de Volksrepubliek China het enige China is. Daarbinnen is best veel mogelijk. Niet iedereen levert Taiwanezen uit aan China alsof het Chinezen zijn, zoals Spanje doet.19Safeguard Defenders, ‘China’s Hunt for Taiwanese Overseas: The PRC’s use of extradition and deportation to undermine Taiwanese sovereignty’, 30 november 2021. Nederland en Frankrijk hebben eind 20ste eeuw nog wapens verkocht aan Taipei. Singapore erkent Peking, maar heeft nog altijd jaarlijkse militaire oefeningen in Taiwan genaamd ‘Starlight’ (星光).
De Verenigde Staten stellen uitdrukkelijk dat ze geen uitspraak doen over de status van Taiwan en hebben nauwe ‘onofficiële’ banden onder Three Joint Communiqués met China,20 ‘Joint Communiqués’, Taiwan Documents Project. de Six Assurances aan Taiwan21‘Declassified Cables: Taiwan Arms Sales & Six Assurances (1982)’, American Institute in Taiwan. en de eigen Taiwan Relations Act. In het tweede communiqué „nemen ze waar” (认识到rènshí dào) dat „de Chinezen aan beide kanten van de Straat” Taiwan als onderdeel van China zouden zien. Dit wordt door Peking vaak onterecht vertekent tot Amerikaanse erkenning (承认chéngrèn) van het eigen één-Chinaprincipe, soms via dezelfde creatieve vertaalslag waarbij tussen Chinees en Engels ‘beleid’ ineens in ‘principe’ verandert. Washington stelt ook dat het Taiwanese onafhankelijkheid „niet steunt” (不支持bù zhīchí), wat door Peking vaak vertekent wordt tot de claim dat Amerika „tegen” (反对fǎnduì) onafhankelijkheid zou zijn.
Nederlands Beleid
Nederland stelt in de beleidsnotitie over haar relatie met China uit 201922Ministerie van Buitenlandse Zaken, Nederland-China: Een Nieuwe Balans, blz. 16. slechts:
„Nederland heeft, net als alle andere landen die diplomatieke betrekkingen onderhouden met China, een ‘één-Chinabeleid’, waarbij het de regering van de Volksrepubliek China (in Peking) als enige wettige regering van China erkent. Dit betekent dat Nederland geen diplomatieke betrekkingen met Taiwan onderhoudt. Wel heeft Nederland goede economische, culturele en wetenschappelijke betrekkingen met Taiwan die via het Netherlands Trade and Investment Office [tegenwoordig: Netherlands Office Taipei] worden behartigd.”
De basis is het communiqué waarmee op 16 mei 1972 betrekkingen op ambassadeursniveau tussen beide landen werden geregeld. Maar de Chinese neiging om bewust het één-Chinaprincipe te verwarren met het -beleid kwam weer naar boven toen de ambassade in Den Haag in een boze reactie op een Tweede-Kamermotie over Taiwan valselijk claimde dat Nederland zich ook heeft gecommitteerd aan het principe.23Embassy of the People’s Republic of China in the Kingdom of the Netherlands, ‘Remarks of the Spokesperson of the Chinese Embassy in the Netherlands on Taiwan-related motions proposed by the Dutch Parliamentarians’, 25 november 2021.
Volgens de Gezamenlijke Verklaring bij het aangaan van diplomatieke betrekkingen op ambassadoriaal niveau in 1972, ‘respecteert’ (尊重zūnzhòng) Nederland de positie van de Chinese regering aangaande Taiwan en ‘erkent’ (承认chéngrèn) het dat de Volksrepubliek de enige legale regering is van China.24中华人民共和国政府 en 荷兰王国政府, ‘中华人民共和国政府和荷兰王国政府建立外交关系的联合公报’, 中华人民共和国外交部, 16 mei 1972. Nederland neemt dus zelf geen eigen positie in over de vraag of Taiwan onderdeel is van China. Maar het onderhoudt wel discrete ‘onofficiële’ betrekkingen.25Joan Veldkamp, ‘Chinees machtsvertoon: “Jonge Taiwanezen voelen zich niet eens Chinees”’, De Groene Amsterdammer, 25 januari 2022.
Daarnaast is er ook nog de Nederlandse belofte om geen wapens meer te verkopen aan Taiwan, gedaan bij het herstel van betrekkingen in 1984, na een periode van drie jaar waarin China ons strafte voor de verkoop van onderzeeboten aan Taipei.26Mari Saito, Yimou Lee, Ju-Min Park, Tim Kelly, Andrew MacAskill, Sarah Wu, en David Lague, ‘Taiwan’s friends aid stealthy submarine project as China threat rises’, Reuters, 29 november 2021.
„De Nederlandse zijde herbevestigde dat het vasthoudt aan het één-China beleid, volgens hetwelk de regering van het Koninkrijk der Nederlanden de regering van de Volksrepubliek China als de enig wettige regering van China erkent. China waardeerde deze Nederlandse houding ten aanzien van het één-China beleid en herhaalde zijn eigen positie ten aanzien van de Taiwan-kwestie.”
In het vierde stuk in een serie over Taiwan op de website van de Chinese permanente vertegenwoordiging bij de Europese uit augustus 2022, stellen Pekings diplomaten:
Sir Christopher Soames, then vice-president of the European Economic Community (EEC) visited China in 1975. It was during this visit that China and the EEC agreed to establish official relations. After consultation between the two sides, Xinhua News Agency reported Soames’s unilateral speech on the Taiwan question at a press conference in Beijing. Sir Soames stated that “all the Member States of the Community recognized the government of China and had taken positions with regard to the Taiwan question acceptable to the People’s Republic”. He also confirmed that “according to these positions, the Community does not entertain any official relations with Taiwan or have any agreements with it”. Such are binding legal obligations [sic] of the EU and its member states.
De volledige tekst van zijn opmerking is terug te vinden in het AFP-persbericht van 8 mei 1975. Op 18 juni vertelde Soames het Europees Parlement hetzelfde: „I explained that matters such as the recognition of states did not come within the responsibility of the Community. But I was able to satisfy my Chinese hosts that, in keeping with positions adopted at various times by all the Member States, the Community does not entertain any official relations with Taiwan or have any agreements with it.”28Christopher Soames, ‘Speech by Sir Christopher Soames, Vice-President of the Commission, during a European Parliament debate on China. Strasbourg, 18 June 1975’, Pittsburgh: Archive of European Integration, 30 augustus 2008.
Rondom de Chinese ontevredenheid over de opening van een Taiwanese vertegenwoordiging in Litouwen onder de naam ‘Taiwan’ stelde eerder ook al toenmalig ambassadeur Zhāng Míng 张明 dat de belofte van Sir Soames tijdens de persconferentie juridisch bindend zou zijn op de Europese Unie en zijn lidstaten (“这一承诺对欧盟及成员国构成法定义务和约束,欧方应该言而有信。”).29 张明, ‘关于“驻立陶宛台湾代表处”,张明大使原话引述了欧方在与中国建交之初的承诺’, 中华人民共和国驻欧盟使团, 18 november 2021. Dit is de basis waarop, in een interview met de South China Morning Post, de binnenkomend ambassadeur Fù Cōng 傅聪. het voorstel van bezoekende Europarlementariërs om een investeringsovereenkomst aan te gaan tussen EU en Taiwan afwees. Op basis van het stukje „acceptable to the People’s Republic” claimde hij ook dat China gehoord moet worden bij het bepalen van wat binnen het één-Chinabeleid van Europa zou passen.30‘Transcript of Ambassador Fu Cong’s Interview with the South China Morning Post’, Mission of the People’s Republic of China to the European Union, 23 december 2022.
In de Elements for a new EU strategy on China uit 2016 stellen de Europese Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid:
The EU confirms its “One China” policy. […] The EU confirms its commitment to continuing to develop its relations with Taiwan and to supporting the shared values underpinning its system of governance. The EU should continue to support the constructive development of cross-Strait relations as part of keeping the Asia- Pacific region at peace. Accordingly, the EU will use every available channel to encourage initiatives aimed at promoting dialogue, co-operation and confidence-building between the two sides of the Taiwan Strait. The EU should promote practical solutions regarding Taiwan’s participation in international frameworks, wherever this is consistent with the EU’s “One China” policy and the EU’s policy objectives.
In de update van 2019 herhaalt men dit in een voetnoot: „The EU continues to adhere to its “One China Policy”. The EU confirms its commitment to continuing to develop its relations with Taiwan and to supporting the shared values underpinning its system of governance, as set out in the 2016 EU Strategy on China.”31European Commission en High Representative of the Union for Foreign Affairs and Security Policy, ‘EU-China — A strategic outlook: European Commission and HR/VP contribution to the European Council’, Straatsburg: Europese Commissie, 12 maart 2019.
Consensus van 1992
Waar wij een één-Chinabeleid hebben, werd in het geval van Taiwan samenwerking mogelijk gemaakt door de wederzijdse erkenning van de zogenaamde ‘Consensus van 1992’ (九二共識jiǔ èr gòngshì) ten tijde van de regering van KMT-president Ma Ying-jeou (2008–16). Hierover is ook veel verwarring.
De KMT, tegenwoordig in de oppositie, claimt samen met de CCP dat de neergang van de betrekkingen tussen China en Taiwan sinds Tsai Ing-wen in 2016 aan de macht kwam, begon met haar weigering om de ‘Consensus van 1992’ te erkennen. Dat Tsai dat niet volmondig doet, is echter niet zo verrassend. De Consensus zoals de KMT die ziet, was een unilateraal product van de Ma-regering, niet van beleid van haar DPP of volmondige erkenning door Peking.
KMT-uitvinding
In het begin van de jaren negentig – voor de democratisering – vonden er gesprekken plaats in Hong Kong (1992) en Singapore (1993) tussen vertegenwoordigers van Taipei en Peking. Hierbij werd geen overeenstemming bereikt over een manier om naar Één China te verwijzen, hoewel er wel enkele verbale overeenkomsten zouden zijn geweest over het principe van één China.
Toen de KMT de macht verloor aan DPP-president Chen Shui-bian in 2000, bedacht KMT-functionaris Su Chi (蘇起Sū Qǐ) – verwijzend naar die gesprekken – echter de ‘Consensus van 1992’,32Shih Hsiu-chuan, ‘Su Chi admits the “1992 consensus” was made up’, Taipei Times, 22 februari 2006, blz. 3. op basis van in 1992 door de Taiwanese kant in Hong Kong voorgestelde formulering.33Jean-Pierre Cabestan. ‘Su Chi, Taiwan’s Relations with Mainland China: A Tail Wagging Two Dogs’, China Perspectives, jrg. 2009, nr. 4, 2009, blz. 2. Die was dat er één China is, waartoe Taiwan en het Vasteland behoren, maar met de erkenning dat er verschillende interpretaties zijn wat dat China is (一中各表yī zhōng, gè biǎo).
Met de DPP aan de macht zochten de KMT en CCP naar een manier om het vooruitzicht van politieke stabiliteit en economische groei door samenwerking van beiden kanten te gebruiken om het ‘groene kamp’ van de troon te stoten en het eigen Chinese nationalisme te verenigen met de impopulariteit daarvan bij het Taiwanese electoraat.
Positieve geluiden uit Peking en het werk van Su Chi leidden tot acceptatie van de label ‘Consensus van 1992’ en de leugen dat deze al uit Hong Kong zou stammen. Onder de KMT-regering van 2008 tot 2016 werd dit regeringsbeleid. Dat maakte onderhandelingen tussen beide kanten mogelijk voor Ma’s ambitieuze economische integratieplannen.
Chinees dubbelspel
Maar, hoewel China de label ‘Consensus van 1992’ steeds op rituele wijze herhaalt als voorwaarde voor interactie met Taipei, heeft Peking nooit erkend dat er verschillende interpretaties mogelijk zijn. Daar ligt de nadruk vooral (en steeds meer) op het ‘één China’ (yī zhōng). Vaste prik is de oproep aan ‘de DPP-autoriteiten’ om ‘het één-Chinaprincipe en de “Consensus van 1992”’ (一个中国原则和“九二共识”yī gè zhōngguó yuánzé hé “jiǔ’èr gòngshì”) te erkennen.
De KMT noemt de ‘verschillende interpretaties’ (gè biǎo) ook niet in gesprekken met Chinese tegenhangers. Onder de Taiwanese bevolking is er geen consensus over de betekenis van de Consensus.34Austin Horng- En Wang, Yao-Yuan Yeh, Charles K. S. Wu, en Fang-Yu Chen, ‘The Non-Consensus 1992 Consensus’, Asian Politics & Policy, jrg. 13, nr. 2, 2021, blz 212–227. De KMT kan hem echter niet schrappen uit haar programma.
De partijelite is te gecommitteerd aan Chinees nationalisme, hoe impopulair dat ook moge zijn bij het electoraat.35Lin Ai-te, ‘外省人如何建構?何以今日疏離如此?’, Voicettank, 8 september 2021. Bijna de helft van het bestuur van de KMT heeft daarnaast financiële belangen in China, waar lippendienst aan Één China vereist is om zaken te doen.36Amber Lin, ‘Taiwan’s Kuomintang at a Crossroads: Should the Nationalist Rethink Its China-leaning Posture?’, The Reporter, vertaald door Chen Guo, 24 juni 2020. Bovendien voert de KMT juist campagne op haar communicatiekanalen met Peking.
Toekomst
De ‘Consensus van 1992’ hangt nog altijd als een molensteen om de nek van de KMT.37Derek Grossman en Brandon Alexander Millan, ‘Taiwan’s KMT May Have a Serious ‘1992 Consensus’ Problem’, The Diplomat, 25 september 2020. De DPP zal hem nooit omarmen, maar ook potentiële concurrenten voor de positie van KMT in het electorale landschap38Die positie is al structureel zwak vanwege de Chinese identiteit van de KMT: Nathan F. Batto, ‘Cleavage Structure and the Demise of a Dominant Party: The Role of National Identity in the Fall of the KMT in Taiwan’, Asian Journal of Comparative Politics, jrg. 4, no. 1, 2019, blz. 81–101. zoals de jonge Taiwanese Volkspartij (TPP) hebben geen reden om de gifpil in te nemen, zeker nu Peking steeds minder ruimte laat voor verschillende interpretaties.39Inmiddels zien we al steeds vaker de formulering ‘de Consensus van 1992 die het één-Chinaprincipe belichaamt’ (体现⼀个中国原则的“九⼆共识”tǐxiàn yī gè zhōngguó yuánzé de “jiǔ èr gòngshì”) opduiken in de niet-geautoriseerde stukken. Dat is een herformulering naar expliciet ‘één China, één interpretatie’.
China richt zich op één-Chinaprincipe
De Consensus is voor Peking sowieso minder belangrijk geworden. Uiteindelijk is de prioriteit van de Chinese Communistische Partij (CCP) om ‘onafhankelijkheid’ te voorkomen.40A.A. Bastian, ‘Threatening Taiwan Gets China More Than Invading It Would’, Foreign Policy, 30 november 2021. Zie ook het werk van Bonnie Glaser. Het één-Chinaprincipe leent zich daar beter voor afschrikking en dreiging dan de op samenwerking gerichte ‘Consensus van 1992’.
Als President Tsai zegt dat Taiwan al onafhankelijk is onder de formele naam Republiek China,41John Sudworth, ‘China needs to show Taiwan respect, says president’, BBC News, 14 januari 2020. dan gaat dat natuurlijk in tegen Pekings idee van Één China. Dat ‘gevaar’, de strijd over Taiwanese deelname aan de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en de aanvallen op multinationals met ‘verkeerde’ kaartjes laten al zien dat het bewaken van deze lijn voor China een actieve strijd is.
Nog altijd probeert Peking het één-Chinabeleid van afzonderlijke landen geleidelijk gelijk te stellen aan zijn eigen één-Chinaprincipe. Een andere tactiek is te stellen dat Tsai Ing-wen degene was die zogenaamd brak met de ‘Consensus van 1992’. Het is daarom goed om duidelijk te maken dat het principe van China en een beleid van een land niet hetzelfde zijn, en dat er nooit een consensus is geweest over de Consensus.
Voor de geschiedenis van wat toentertijd nog geen oncontroversieel feit was, zie: Lin Hsiao-ting, Accidental State: Chiang Kai-Shek, the United States, and the Making of Taiwan Cambridge, MA: Harvard University Press, 2016.
Dit was een bewuste keuze. Voorstellen om de status van Taiwan expliciet te benoemen werden afgewezen om een compromis te bereiken tussen voorstanders van een aparte zetel voor ROC-Taiwan en voorstanders van erkenning dat Taiwan onderdeel van China zou zijn.
Austin Horng- En Wang, Yao-Yuan Yeh, Charles K. S. Wu, en Fang-Yu Chen, ‘The Non-Consensus 1992 Consensus’, Asian Politics & Policy, jrg. 13, nr. 2, 2021, blz 212–227.
Inmiddels zien we al steeds vaker de formulering ‘de Consensus van 1992 die het één-Chinaprincipe belichaamt’ (体现⼀个中国原则的“九⼆共识”tǐxiàn yī gè zhōngguó yuánzé de “jiǔ èr gòngshì”) opduiken in de niet-geautoriseerde stukken. Dat is een herformulering naar expliciet ‘één China, één interpretatie’.
Tijdens een toespraak voor een symposium ter herdenking van 75 jaar sinds de overwinning in de Tweede Wereldoorlog lanceerde de Chinese president Xí Jìnpíng (习近平) een tegenaanval op de poging van ‘sommige landen’ (lees: de VS) om onderscheid te maken tussen de Communistische Partij van China (CPC) en het Chinese volk. Dit gaat volgens de gebruikelijke manier van formuleren, in dit geval in de vorm van de Vijf Nooit-Toestaan. Het is belangrijk om stil te staan bij deze nieuwe campagne. De toespraak van Xi vond plaats op een symbolisch belangrijk moment. De staatsmedia classificeert hem bovendien als een ‘belangrijke toespraak’ (important speech, 重要讲话zhòngyào jiǎnghuà), wat aan de partijkaders laat weten dat ze hem goed moeten bestuderen. Theorie doet er toe in China, ook al mogen zowel buitenlanders als de gewone Chinees het maar een woordenbrij vinden. Alle Chinese partijkaders en ambtenaren moeten naar de partijschool voor training in de partijideologie. Ze moeten de partijkranten bijhouden, waarin stukken op basis van die ideologie de beleidsprioriteiten aangeven. Het is belangrijk voor je carrière (en persoonlijke veiligheid) om de theorie goed genoeg te begrijpen dat je door hebt uit welke richting de wind waait. Tenslotte moeten alle beleidsstukken ook in het raamwerk van de ideologie passen.
Deze Vijf Nooit-Toestaan (五个“绝不答应”wǔ ge “juébù dāying”) zijn belangrijk. Ze sluiten aan bij de eerdere pogingen van Xi Jinping om de hele geschiedenis van de CPC in ere te herstellen, ook de Maoïstische periode, en met behulp van ideologie controle terug te brengen over de kaders. Onderdeel hiervan is de campagne tegen ‘historisch nihilisme’ (历史虚无主义lìshǐ xūwù zhǔyì), namelijk de ideologisch gekleurde partijversie van de geschiedenis ontkennen. In het onderwijs is er het beruchte Document nr. 9 met verboden die de ideologie van de Partij moet beschermen tegen buitenlandse politieke ideeën. Deze nieuwe campagne staat in deze traditie en wordt inmiddels al luid en duidelijk uitgedragen binnenlands in de staatsmedia en naar buiten toe door het Ministerie van Buitenlandse Zaken van China.
Ik vertaal hieronder de Vijf Nooit-Toestaan, vergezeld van de officiële Engelse vertaling met mijn toevoegingen, en het oorspronkelijke Mandarijns.
“Het Chinese volk zal zeker nooit toestaan dat enige persoon of enige mogendheid probeert de geschiedenis van de Communistische Partij van China te verdraaien, of de aard en het doel van de Communistische Partij van China te belasteren!” “The Chinese people will never allow any individual or any force to [attempt to] distort the history of the CPC or smear the Party’s nature and mission[!]” “任何人任何势力企图歪曲中国共产党的历史、丑化中国共产党的性质和宗旨,中国人民都绝不答应!”
“Het Chinese volk zal zeker nooit toestaan dat enige persoon of enige mogendheid probeert de weg van het Socialisme met Chinese Karakteristieken te verdraaien of veranderen, of de grootste verworvenheden van het Chinese volk in de opbouw van het socialisme ontkennen en belasteren!” “The Chinese people will never allow any individual or any force to [attempt to] distort and alter the path of socialism with Chinese characteristics, or deny and vilify the great achievements the Chinese people have made in building socialism[!]” “任何人任何势力企图歪曲和改变中国特色社会主义道路、否定和丑化中国人民建设社会主义的伟大成就,中国人民都绝不答应!”
“Het Chinese volk zal zeker nooit toestaan dat enige persoon of enige mogendheid probeert de Communistische Partij van China en het Chinese volk uit elkaar te drijven of tegen elkaar op te zetten!” “The Chinese people will never allow any individual or any force to [attempt to] separate the CPC from the Chinese people or counterpose the Party to the Chinese people[!]” “任何人任何势力企图把中国共产党和中国人民割裂开来、对立起来,中国人民都绝不答应!”
“Het Chinese volk zal zeker nooit toestaan dat enige persoon of enige mogendheid probeert via pesterijtactieken zijn wil op te leggen aan China, de richting van China’s voortgang te veranderen, of het harde werk van het Chinese volk om een goed leven voor zichzelf te creëeren te blokkeren!” “The Chinese people will never allow any individual or any force [to attempt] to impose their will on China through bullying, change China’s direction of progress, or obstruct the Chinese people’s efforts to create a better life[!]” “任何人任何势力企图通过霸凌手段把他们的意志强加给中国、改变中国的前进方向、阻挠中国人民创造自己美好生活的努力,中国人民都绝不答应!”
“Het Chinese volk zal zeker nooit toestaan dat enige persoon of enige mogendheid probeert om het vreedzame bestaan en recht op ontwikkeling van het Chinese volk te beschadigen, de uitwisseling en samenwerking van het Chinese volk met volkeren van andere landen te beschadigen, of de nobele zaak van vrede en ontwikkeling voor de mensheid te beschadigen!” “The Chinese people will never allow any individual or any force to [attempt to] jeopardize their peaceful life and right to development, obstruct their exchanges and cooperation with other peoples, or undermine the noble cause of peace and development for humanity[!]” “任何人任何势力企图破坏中国人民的和平生活和发展权利、破坏中国人民同其他国家人民的交流合作、破坏人类和平与发展的崇高事业,中国人民都绝不答应!”
De meeste media-aandacht zal uitgaan naar punt drie, dat de eenheid van Partij en Volk benadrukt. De Amerikaanse minister van buitenlandse zaken Mike Pompeo is het luidst in de recente pogingen van de VS om onderscheid aan te brengen tussen die twee. Dit ligt erg gevoelig, niet alleen vanwege het praktisch belang voor de legitimiteit van de Partij, maar ook omdat volgens de theorie van de Partij er een dialectische eenheid bestaat tussen Partij en het Chinese volk (中国人民zhōngguó rénmín in nationale zin, en niet het etnische 中华民族zhōnghuá mínzú). Volgens het marxisme-leninisme vertegenwoordigt een communistische partij namelijk het Volk als haar voorhoede en spreekt dus in naam van het Volk. Hierbij komt nog de maoïstische innovatie van de massalijn (群众路线qúnzhòng lùxiàn). De massalijn wordt bepaald door eerst naar het Volk te luisteren, daarna op (marxistisch) wetenschappelijke manier daaruit de echte wil van het Volk te distilleren, en vervolgens terug te gaan naar het Volk om te zorgen dat de mensen begrijpen wat ze nu werkelijk ‘willen’. Onder Xi Jinping is het belang van de massalijn bij de formulering van beleid weer onder de aandacht gekomen. De Partij en het Volk uit elkaar drijven zou dus de ideologische claim dat de Partij, dankzij haar theoretische competentie, de echte stem is van de Wil van het Volk in gevaar brengen.
De Partij spreekt dus namens het Volk en bepaalt dus ook wie daartoe behoort. Mensen die tegen de wil van het Volk ingaan — bijvoorbeeld ‘rasveraders’ (汉奸hànjiān) zoals de Hongkongse uitgever Jimmy Lai — zijn Vijanden van het Volk. Het Chinese Volk op Taiwan wil annexatie door de Volksrepubliek, want de Taiwanezen die dat niet willen hebben simpelweg geen recht van spreken. Er is slechts één versie van de geschiedenis (punt 1), die laat zien dat de theorie van de Partij juist is (punt 2), de Partij vertegenwoordigt het Volk (punt 3), dit systeem willen veranderen gaat tegen de Wil van het Volk in (punt 4), en als de wereld de Volksrepubliek niet haar gang laat gaan dan is dat tegen de wereldvrede (punt 5). Onder de partijtop in Peking — sinds het begin van de regering van Xi Jinping niet meer zo gewend aan negatief nieuws — leeft de gedachte dat het Chinese systeem zich bewezen heeft terwijl de Westerse wereld achteruitgaat. Uit dit optiek laat de pandemie nog maar eens de kracht van het systeem van Socialisme met Chinese Karakteristieken zien. Voorkomen moet worden dat de neergaande VS dit kapot maakt.
Deze conclusie volgt natuurlijk niet alleen uit een erg selectieve lezing van zowel de geschiedenis als het heden, maar ook uit een erg sinocentrisch wereldbeeld. De herdenking waarop Xi de besproken toespraak gaf laat dat nog maar eens zien. De manier waarop Peking de ‘overwinning in de Chinese Volksoorlog van Verzet tegen Japanse Agressie en de Wereldoorlog tegen Fascisme’ viert laat zien dat alles om de Partij draait. Het gaat voorbij aan het feit dat Volksrepubliek China nog niet bestond voor 1949 en dat het communistische Rode Leger van de Partij slechts één van de vele warlords was die deel uitmaakten van het Nationale Leger van de Republiek China (en bovendien niet een erg belangrijke). ‘Volksoorlog’ is een maoïstische term die duidt op een soort guerrilla-oorlog met een hoofdrol voor het Volk, volgens Mao een innovatie van de Partij en de manier waarop hij claimde dat de communisten de burgeroorlog hadden gewonnen van de Nationalisten. In werkelijkheid waren zowel de strijd tegen Japan in China als ook de Chinese burgeroorlog gewoon grootschalige conventionele oorlogen. Dat weerhoudt bijvoorbeeld de Chinese ambassade in Nederland er echter niet van de overwinning te claimen voor het Chinese Volk (via de Partij) en de offers van de Chinezen de benadrukken alsof het een wedstrijd was.
Er komt steeds meer aandacht voor de verschrikkelijke vervolging van de Oeigoeren, Kazakken en andere islamitische minderheden in de westelijke Chinese ‘autonome regio’ Xīnjiāng (新疆, Nieuwmark, letterlijk: ‘Nieuw Grensgebied’). Negen Nederlandse politieke jongerenorganisaties zijn nu zelfs een petitie begonnen, na aandacht voor de zaak tijdens het bezoek van Chinese minister van buitenlandse zaken Wang Yi aan Nederland. De concentratiekampen in Xinjiang zijn een logische consequentie van het Chinese minderhedenbeleid. De Qing-dynastie was een multi-etnisch rijk waarin de Mantsjoerijnse keizersclan de Han-Chinezen, Mantsjoerijnen, Mongolen, Oeigoeren, Tibetanen volgens hun eigen traditie in hun eigen taal bestuurde. Hoewel de Chinese nationalisten die het keizerrijk omverwierpen in 1912 de Mantsjoerijnen als buitenlandse onderdrukkers zagen, claimden zowel de daaropvolgende Republiek China als ook de Volksrepubliek China het hele Qing-gebied als ‘China’. In het begin van de communistische periode stelde de regering een stalinistisch minderhedenbeleid op. Volgens een ‘wetenschappelijke’ methode werden naast de Han nog eens 55 groepen geïdentificeerd en marxistisch ingedeeld op basis van hun niveau van ‘ontwikkeling’. Elke groep kreeg een mate van autonomie en respect voor eigen cultuur en taal, onder andere in hun eigen scholen, opdat ze in eigen tempo de verschillende stadia van ontwikkeling konden doorlopen. Echter, sinds de nationalistische wending die de ideologie van de Chinese Communistische Partij sinds 1989 heeft genomen, brokkelt de bescherming van de minderheden langzaam af. Onder invloed van ethnish-nationalistische academici en partijtheoretici zoals Hú Āngāng (胡鞍钢) en Hú Liánhé (胡联合) verschuift het beleid nu naar assimilatie, met de superioriteit van de Han-Chinezen als basisbeginsel en de gedachte dat stabiliteit in de grensgebieden ‘sinificatie’ vereist, dat wil zeggen: beschaafd zijn en ontwikkeld zijn betekent worden zoals de Han-Chinezen (漢/汉Hàn) — een moderne interpretatie van de oude confucianistische mythe dat de ‘Chinese’ beschaving zich verspreidde door de culturele aantrekkingskracht van de sinificatie (漢化/汉化Hàn huà).
De regio Buiten-Mongolië werd onafhankelijk na de omverwerping van het Qing-keizerrijk en ging niet op in de nieuwe Republiek China. Het deel van het Mongoolse leefgebied dat het meest onderhevig was geweest aan migratie van Han-Chinezen is echter uiteindelijk als Binnen-Mongolië net als Tibet en Xinjiang (内蒙古Nèimẹ̌nggǔ) een ‘autonome regio’ (自治区zìzhìqū) in het moderne China geworden. Daar zijn nu protesten uitgebroken na aankondiging van een nieuw onderwijsbeleid waarin het Mandarijns een grotere rol krijgt ten koste van het Mongools.
De Mongolen werden in China vaak als modelminderheid gezien. Vanwege de overname van Mongolië door de Sovjetunie was de invloed van Mongools nationalisme links en niet zo gebonden aan religie als de identiteit van de mensen in bijvoorbeeld Tibet of Xinjiang. Maar net als bij alle andere minderheidsgroepen in China is de eigen Mongoolse cultuur aan erosie onderhevig door modernisering, de economische aantrekkingskracht van de Chineestalige grote steden, gemengde huwelijken en grootschalige migratie van Han-Chinezen naar de regio. Volgens een niet-te-missen overzicht van de situatie, geschreven door expert Christopher P. Atwood, spreekt nog maar zo’n 60% van de Mongoolse-Chinezen als hun hoofdtaal en gaat nog maar 30% van de Mongools-Chinese jeugd naar scholen die lesgeven in het Mongools. Maar voor dat deel van de Mongoolse gemeenschap is juist het onderwijs in de eigen taal een belangrijk element van hun identiteit. Dat wordt nu ondermijnd.
In eerste instantie gaat het er om dat drie vakken — taal en literatuur, zeden en wetten, en geschiedenis — nu in het Mandarijns moeten, de Chinese taal die de officiële taal is van de Volksrepubliek. De Mongoolse gemeenschap is echter bang dat dit niet alleen een erosie van de status van hun taal inluidt, maar ook dat het slechts het begin is van meer ‘sinificatie’. Het nationalisme van de Partij is er een van het ‘herstel’ van het Chinese Volk, waartoe ook de Mongolen in China zouden behoren. Een belangrijk onderdeel van deze herrijzenis is het ‘terug’ krijgen van ‘gestolen’ land, zoals Hong Kong, de Zuid-Chinese Zee, of Taiwan, en het heroveren van de dominante rol in de regio. Het herstel gaat echter ook om het terugveroveren van de mensen waaruit het Chinese Volk bestaat, of het nu gaat om de ‘verwesterde’ ziel van Hongkongse demonstranten of de ‘terroristische’ ideeën van ‘verarabiseerde’ Oeigoeren. De Mongoolse minderheid is moet er ook aan geloven. Verzet wordt neergeslagen. De surveillancestaat is zich nu al gaan richten op de demonstranten. De politie verspreidt posters met gezochte figuren, daarop foto’s genomen met de alomtegenwoordige camera’s. Zoals gebruikelijk waarschuwt de Chinese partijstaat ook al voor gevaarlijke ‘buitenlandse krachten’.
In het verleden zag de Chinese partijstaat zulke protesten vaak als signaal dat het aangekondigde beleid gevaarlijk conflict in de samenleving aanwakkerde en deden vaak (hoewel tijdelijk) een stapje terug. In het Nieuwe Tijdperk van Xi Jinping is dat niet meer het geval. Tegenspraak wordt niet geduld. Etnisch nationalisme viert hoogtij. De opkomst van China wordt als onvermijdelijk gezien tegen een achtergrond van Westers falen tijdens de economische crisis van 2008 en de Covid-19-pandemie van 2020. De scholen in Binnen-Mongolië zullen steeds meer Mandarijns gebruiken. Het is echter de vraag of Peking hiermee niet een nieuw ethisch conflict creëert bovenop de problemen die er al zijn in Tibet, Xinjiang en Hong Kong. Op de lange termijn kan dit de Mongoolse minderheid alleen nog maar verder vervreemden van een steeds Han-centrischere Chinese nationale identiteit.
De Zuidoost-Aziatische stadstaat Singapore heeft 5.7 miljoen inwoners. Maar slechts 3.5 miljoen daarvan zijn staatsburger. Dat betekent dat, afgezien van de 500,000 mensen met een permanente verblijfsvergunning (Permanent Residents, afgekort: PRs), Singapore 1,7 miljoen buitenlandse inwoners heeft. (Ter vergelijking: met zulke verhoudingen zouden in Nederland slechts 10 van de 17 miljoen inwoners staatsburger zijn, in België 7 van de 11 miljoen.) Deze zijn te verdelen in ruwweg twee groepen: laagbetaalde gastarbeiders en huishoudelijke hulpen die veelal in grote slaapzalen in de buitenwijken wonen en hoogbetaalde expats in luxe condominiums. Daartussen bevindt zich de Singaporese middenklasse, die grotendeels onderdeel is van de 80% van de lokale bevolking die in de gesubsidieerde publieke woningbouw woont (HDBs). Voor hen zijn die grote aantallen buitenlandse arbeiders een gevoelig punt dat altijd onder de oppervlakte van het streng gecontroleerde publieke discours aanwezig is.
Hoewel Singapore het vrij goed deed aan het begin van de Covid-19-pandemie, ging het land toch op slot van begin april tot eind juni nadat het virus in de overvolle slaapzalen van de gastarbeiders terecht was gekomen. Daarbovenop kwam nog de grote economische klap voor de erg van internationale handel en reizen afhankelijke economie. Bestaande ontevredenheid met de regeringspartij PAP (People’s Action Party) werd hierdoor aangewakkerd en bij de verkiezingen van 10 juli won de oppositie een ongekend hoog aantal van 10 [sic] van de 93 zetels. Sindsdien is de kwestie van buitenlanders die Singaporese banen ‘stelen’ weer tot leven gekomen, hoewel de door de overheid in toom gehouden media probeert de boel niet te veel op te voeren.
Hoewel de zorgen breder zijn, gaat een groot deel van de onrust — in bedekte termen — over het grote aantal Indiërs dat in de financiële sector zou werken en baantjes door zou geven aan familie en vrienden uit India. De woede richt zich op het vrijhandelsverdrag tussen India en Singapore, CECA. Het enige bewijs daarvoor zijn anekdotes op sociale media, maar de overheid geeft zoals ze gewend is vrij weinig gegevens vrij, dus het kan ook niet makkelijk weerlegd worden. Racisme speelt zeker een rol. Driekwart van de Singaporezen is van etnisch Chinese komaf en dankzij de quotas die ervoor zorgen dat de etnische samenstelling van de publieke woningbouw de landelijke bevolkingsopbouw volgt zijn de Chinese-Singaporezen gewend om bijna overal de meerderheid te zijn. Alleen in de private woningsector ontstaan nu langzaam aan buurten waarin Indiase expats dominant zijn. Gekoppeld aan het feit dat immigranten uit China en India zich niet meer zo sterk aanpassen aan de lokale Singaporese versie van Chinese en Indiase cultuur, leidt dit tot ressentiment.
De werkeloosheid in Singapore is (was?) onder de drie procent en werkgevers klagen over het feit dat ze niet genoeg geschikte mensen kunnen vinden. Toch komt de overheid — die normaal de houding heeft dat ze het altijd beter weten dan de gewone burger vanwege hun meritocratische selectie — met maatregelen om de zorgen tegemoet te komen. Tijdens de campagne hamerde de PAP trots erop dat al 60,000 van de ‘flexible schil’ buitenlandse werknemers hun baan hadden verloren. Daarnaast is het minimuminkomen voor expats om een werkvergunning te krijgen verhoogd van S$3.300 (< €2.000) per maand tot S$3,600 (> €2.200) per maand, met een nog hogere vereiste voor de financiële sector.
Maar politiek verandert er niet zo heel snel. Parlementslid voor de oppositiepartij Workers’ Party (WP) Sylvia Lim riep op tot herziening van de rol van ras op veel beleidsterreinen, onder andere in de publieke woningbouw, maar ik verwacht niet dat de regering daar echt op in zal gaan. Ondertussen viel premier Lee Hsien Loong weer terug op de oude gewoonte van de PAP om met dreigende taal de oppositie af te doen als een risico voor de eenheid van Singapore. Een verdediging van het belang van een open immigratiebeleid voor Singapore is nodig om te voorkomen dat de bevolking zich er nog verder tegen keert, maar om dat te bereiken zal de regering ook moeten laten zien dat ze in staat zijn de luisteren naar de zorgen die er leven onder een bevolking die te kampen heeft met groeiende ongelijkheid.
De Chinese minister van buitenlandse zaken Wáng Yì (王毅) is deze week op bezoek in Europa, in Italië, Nederland, Noorwegen, Frankrijk en Duitsland. Binnenkort komt zijn baas, Yáng Jiéchí (杨洁篪), ook nog eens naar Griekenland en Spanje. Doel is om tegen een achtergrond van spanning met de Verenigde Staten de groeiende onrust in Europa te bezweren en te zorgen dat de Europeanen zich niet aansluiten bij het Amerikaanse initiatief tegen een steeds assertiever Peking.
Dat is mislukt. Europa zal zich weliswaar niet letterlijk aansluiten bij Trumps Amerika, maar volgt wel dezelfde ‘China-sceptische’ trend. Duitse krant Die Zeitschreef dat Wang Yi misschien maar beter thuis had kunnen blijven, en dat de opbrengst van het bezoek vol dreigementen is dat hij nog maar eens duidelijk heeft gemaakt hoe de buitenlandpolitiek van China werkelijk in elkaar zit. In zijn uitstekende maandelijkse nieuwsbrief over de Europese betrekkingen met China citeerde GMFUS’ Noah Barkin een opmerking van een Franse diplomaat dat de situatie in Hong Kong als katalysator heeft gediend om in de optiek van de Europese buitenlandministeries alle opeenstapelende problemen — Hong Kong, Xinjiang, handel, 5G, Zuid-Chinese Zee, enz. — tot één element te binden: er ligt één, structureel probleem ten grondslag aan de spanningen.
Wang Yi werd tijdens zijn hele reis geconfronteerd met ministers die mensenrechten noemden en zelfs demonstranten op straat. Hij maakte het zelf nog erger door dreigende taal uit te slaan. Klachten over concentratiekampen in Xinjiang en de staatsveiligheidswet in Hong Kong deed hij af als inmenging in binnenlandse aangelegenheden. In Noorwegen kwam een waarschuwing voor consequenties als reactie op een vraag hoe hij dacht over een Nobelprijs voor de demonstranten in Hong Kong. De minister zaaide twijfel over de oorsprong van het SARS-CoV-2-virus. In Duitsland herhaalde hij staand naast zijn Duitse tegenhanger Maas dat de Tsjechische senaatsvoorzitter een ‘zware prijs’ zal betalen voor zijn bezoek aan Taiwan. Maas sprak zich daarna uit tegen zulke taal, o.a. gevolgd door Tsjechië, Frankrijk, en Slowakije. Het is de vraag hoe zeer de Europeanen nog geloven in het nut van eindeloos zulke Chinese ministers aanhoren terwijl de wederkerigheid op gebeid van handel uitblijft.
Het besef van de gevoeligheid van het bezoek was in Nederland te merken aan de manier waarop de regering het met succes klein hield. Er was geen persconferentie, slechts een persbericht van BZ. De Nederlandse kranten schreven er niet eens apart over, ondanks het geopolitieke belang van het moment. Er was een poging om aandacht te krijgen voor de mensenrechtenschendingen in China door leden van de Tweede Kamer gelieerd aan de anti-Peking ‘Inter-Parliamentary Alliance on China’ (IPAC). De vaste commissie voor buitenlandse zaken nodigde Wang Yi uit voor een gesprek over de zorgen, die hij zoals verwacht afwees. Het CDA kamerlid Martijn van Helvert belegde daarna een persconferentie met een slachtoffer van de concentratiekampen voor Oeigoeren. Maar het wilde allemaal niet baten — ik heb er alleen in het Reformatorisch Dagblad specifiek aandacht voor gezien. Daarnaast mocht voormalige president van de Nederlandse Bank Nout Wellink bij BNR de zorgen over China wegwuiven. Wellink is tegenwoordig niet-uitvoerend lid van de raad van bestuur van de bank ICBC, eigendom van de Chinese staat.
Zoals ik in het begin opmerkte is Wang Yi niet de ‘hoogste diplomaat’ van China en heeft nog een baas. Chinese ministers zijn niet automatisch lid van het ‘kabinet’ daar, de Staatsraad (State Council, 国务院guówùyuàn). Wang Yi werd in 2013 al minister van buitenlandse zaken, maar volgde pas in 2018 Yang Jiechi op als staatsraadslid voor buitenlandse zaken. Yang is nog altijd hoofd van het kantoor van de commissie voor buitenlandse zaken van het Centraalcommittee van de Chinese Communistische Partij en daarmee belangrijker. Het is de Partij die het buitenlandbeleid bepaalt, het ministerie voert slechts uit. Daarbij heeft het ook nog concurrentie van het ministerie van nationale defensie, het ministerie van handel, en de eigen Internationale Afdeling van de Partij, geleid door Sòng Tāo (宋涛). Wang spreken is dus niet per se de hoofdprijs.
De spanning in de Straat van Taiwan neemt al een tijdje geleidelijk toe. Chinese staatsmedia en voormalige Chinese militairen benadrukken de recente oefeningen van het Volksbevrijdingsleger in de Oost-Chinese en Zuid-Chinese Zeeën. Hoewel een deel daarvan voorheen ook al plaatsvond met stille trom — en de ruchtbaarheid dus deels omweg de propaganda is — vinden er momenteel wel een ongebruikelijk groot aantal tegelijk plaats. Risico op escalatie tot oorlog is er altijd in de Straat van Taiwan, zeker nu de Chinese Communistische Partij onder Xi Jinping lijkt te denken dat de onstuitbare groei van het land inhoudt dat Peking niet meer zoveel rekening hoeft te houden met de rest van de wereld. De Chinese Droom van de Grootse Herrijzenis van het Chinese Volk moet voor het honderdjarig bestaan van de Volksrepubliek in 2049 bereikt worden — de annexatie van Taiwan is daar onderdeel van.
Ik wil in dit bericht twee punten uitlichten met betrekking tot escalerende Chinese dreigementen aan Taiwan. Het eerste is een waarschuwing over een commentaar van de nationalistische tabloid Global Times naar aanleiding van (zo goed als zeker) ongefundeerde speculatie van het in Peking gevestigde ‘South China Sea Strategic Situation Probing Initiative’ (SCSPI). Het tweede gaat over het Chinese lawaai over het bezoek van de Tsjechische senaatspresident aan Taiwan en wat daar de consequenties van zijn.
Commentaar Global Times
In reactie op de stijgende druk in de Zuid-Chinese Zee zijn er een aantal semi-academische initiatieven ontstaan in de Engelstalige wereld die de bewegingen en landaanwinning in het gebied volgen, vaak aan de hand van satellietfoto’s en bijvoorbeeld vlucht- en vaarinformatie. Deze platformen zijn voornamelijk Westers, Amerikaans. In een poging om de Chinese versie van het verhaal ter berde te brengen is in april 2019 in Peking het ‘South China Sea Strategic Situation Probing Initiative’ (SCSPI) opgericht, met academici die oftewel verbonden zijn aan het Volksbevrijdingsleger of erom bekendstaan de Chinese claims te beargumenteren. Berichten van deze organisatie over de ‘inbreuken’ van de Amerikaanse marine in de regio zijn eerder al gerapporteerd in de Southern China Morning Post (SCMP), de Hongkongse krant die steeds pro-Peking-elementen in de berichtgeving krijgt. Nu speculeert de SCSPI op basis van ‘vreemd’ gedrag van een Amerikaans EP-3 spionagevliegtuig dat opeens op de trackingwebsite verscheen op zo’n manier dat het instituut suggereerde dat het misschien wel stiekem in Taiwan was opgestegen. Eerdere speculatie elders op basis van dezelfde soort trackinginformatie suggereerde dat een Amerikaans spionagevliegtuig was opgestegen van de luchthaven Songshan, midden in Taipei, de voormalige burgerluchtvaarthub omgeven door hoogbouw en heuvels en waar zoiets nooit onopgemerkt was gebleven. Dat weerhield de Global Times er niet van om met een oorlogszuchtig commentaar te komen.
De Global Times is een nationalistisch tabloid dat buitenlandse observatoren vaak veel te serieus nemen. De Engelstalige versie is bovendien een stuk wilder dan de belangrijkere Chinese versie (环球时报Huánqiú Shíbào), en bovendien dient de krant vaak als uitlaat voor proefballonetjes en frustraties uit de nationalistische hoek in China. Dat betekent niet dat de krant zomaar genegeerd kan worden, zeker als het gaat om een hoofdredactioneel commenteer, ook omdat het dient om extremere beleidssuggesties uit te proberen op het publiek. Het belang van dit specifieke commentaar werd onderstreept door het feit dat China Taiwan Net (中国台湾网), de nieuwsite van het Bureau voor Taiwanese Zaken van de Chinese regering, een samenvatting van het agressieve stuk deelde. Men moet echter wel in acht nemen dat ‘psychologische oorlogsvoering’ (心理战xīnlǐ zhàn) één van de tactieken is die China gebruikt om tegenstanders zoals Taiwan te doen geloven dat de dreiging groter is, om zo verzet te ontmoedigen.
Het artikel (“Commentaar: [we] moeten de Tsai Ing-wen–autoriteiten een fundamentele waarschuwing geven”) claimt dat een rode lijn is overschreden als een Amerikaans militair vliegtuig werkelijk op Taiwan zou zijn geland, en dat “als het Vasteland concreet bewijs vindt, dan kan het het relevante vliegveld en het op het vliegveld gelande Amerikaanse militaire vliegtuig vernietigen, waarmee oorlog in de Straat van Taiwan begint.” (如果大陆掌握了确凿证据,就可以摧毁相关机场和降落在该机场的美国军机,台海战争将就此打响。) Dit is niet een erg grote escalatie van de normale dreigende taal, hoewel het natuurlijk niet helemaal strookt met de claim dat China nooit het eerste schot zal lossen. De oplossing voor die schuldvraag komt later in het stuk: de suggestie dat de Chinese luchtmacht begint met patrouilleren in het Taiwanese luchtruim, zelfs boven het eiland zelf. Hiermee kan Peking haar soevereiniteit over Taiwan demonstreren en controleren of het Amerikaanse leger niet stiekem aanwezig is. En, “als het Taiwanese leger het waagt om het vuur te openen op vliegtuigen van het Volksbevrijdingsleger — het eerste schot lost — dan betekent dat uitlokking van oorlog. Het Volksbevrijdingsleger zal daarop meteen de strijdkrachten van Taiwan compleet vernietigen en ‘militaire hereniging’ bereiken.” (如果台湾军队胆敢向解放军飞机开火,打第一枪,就意味着挑起战争,解放军应立即对台湾军事力量给予全面摧毁,实现武统。) Deze suggestie is gestoord. Hij zal niet worden opgevolgd. Het is een voorbeeld van de manier waarop de Global Times dient als podium voor de fantasieën van extreme nationalisten. Maar zulke stukken helpen wel om het debat verder naar rechts te trekken.
China zegt normaal ‘vreedzame hereniging’ (和平统一hépíng tǒngyī) van Taiwan met China na te streven. De term ‘militaire hereniging’ (afgekort als 武统wǔtǒng) duidt op de oplossing voor als dat niet lukt. Artikel 8 van de ‘Anti-Afscheidingswet’ geeft de drie voorwaarden daarvoor. Een directe invasie van Taiwan door het Chinese Volksbevrijdingsleger is onwaarschijnlijk op dit moment. In plaats daarvan zal Peking over de komende jaren langzaam de druk opvoeren. Russische salamitactieken kunnen daarbij als voorbeeld dienen. Hoewel ik dus niet verwacht dat we snel Chinese jachtvliegtuigen in de lucht boven Taipei kunnen zien, zit er wel een groot risico in het voorstel van het commentaar van de Global Times. Het is namelijk een extreme versie van de steeds regelmatigere verschijning van de Chinese luchtmacht in de Taiwanese ‘air defence identification zone’ (ADIZ). Het is niet onmogelijk dat deze missies steeds brutaler gaan worden en verder zullen gaan dat slechts het binnendringen van een ADIZ. Het doel is om Taiwan in te snoeren en een ‘nieuw normaal’ te creëren dat steeds meer richting de door Peking gewenste situatie gaat. Daarbij wordt echter wel het risico steeds groter dat iemand werkelijk het ‘eerste schot’ lost en we oorlog krijgen.
Bezoek Taiwan voorzitter Tsjechische Senaat
De wens om Taiwan voor een voldongen feit te stellen vindt zijn tegenhanger in een andere gebeurtenis die tot veel officiëler lawaai van Chinese kant leidde. Afgelopen zondag kwam een grote Tsjechische delegatie aan in Taipei onder leiding van de voorzitter van de senaat, Miloš Vystrčil. Zijn voorganger, Jaroslav Kubera, had het plan geopperd om Taiwan te bezoeken. Hij overleed echter aan een hartaanval vlak na dreigementen van zowel de Chinese ambassade als ook de pro-Chinese president van Tsjechië, Miloš Zeman, die hem hiervan moesten weerhouden. Dit resulteerde in grote politiek ophef en de belofte van opvolger Vystrčil om Taiwan te bezoeken, wat de regeringen in Praag en Peking er ook van mochten vinden. Deze week is deze delegatie van 89 mensen in Taiwan, waaronder ook de pro-Taiwanese burgemeester van Praag, Zdeněk Hřib, die eerder een aanvaring had met de Chinese ambassade over een zusterband met de stad Taipei.
De Chinese reactie is niet zo extreem als hij had kunnen zijn, omdat Vystrčil en Hřib tot de oppositie behoren. Toch kwam er veel verbaal geweld. Op maandag verklaarde de Chinese minister van buitenlandse zaken Wang Yi dat de senaatsvoorzitter een ‘zware prijs’ zou betalen voor zijn ‘kortzichtigheid en politiek opportunisme’. Hierop riep de Tsjechische regering — die tegen het bezoek van Vystrčil is — de Chinese ambassadeur op het matje. Tijdens zijn persconferentie met Wang Yi eerder vandaag veroordeelde zelfs de Duitse minister van buitenlandse zaken, Heiko Maas, de dreigementen.
Interessant op de langere termijn is precies wat voor ‘zware prijs’ de senaatsvoorzitter zal moeten betalen. Als dat meevalt, dan geeft dit als signaal aan andere Europese politici dat het bezoeken van Taiwan helemaal niet zo eng is. We zien in de veroordeling van het dreigement ook dat er een risico is op een terugslag als Peking te hard reageert. Maar China heeft er alle belang bij om de afschrikkende werking van zijn dreigementen op dit vlak in stand te houden Zoals Edward Lucas opmerkte, kan Peking vrij weinig meer doen als niet één maar alle landen mensen naar Taiwan sturen. Dan staat de Partij eens voor een voldongen feit.
Er zit al verandering in, vooral door initiatieven van de Verenigde Staten. Recent bracht de Amerikaanse minister van gezondheid Alex Azar een bezoek aan Taiwan. Deze week publiceerde de VS enkele voormalig geheime documenten waarin beloftes aan Tapei betreffende defensie en soevereiniteit stonden. Onderminister David R. Stilwell gaf bovendien een toesprak waarin hij de voorheen bewust vaag gehouden beloftes nog maar eens expliciet herhaalde. Washington voelt steeds minder de behoefte om halfslachtig te doen.
Ook in Nederland zie je dat men minder krampachtig wordt. In oktober 2019 ging een delegatie onder leiding van Henk Krol naar Taiwan. Interessanter dan de aanwezigheid van de inmiddels al oud-leider van 50Plus was de deelname van voormalig buitenlandwoordvoerder voor de VVD, Han ten Broeke. Van de Tweede Kamer-leden houden verder Martijn van Helvert (CDA), Roelof Bisschop (SGP), en Sjoerd Sjoerdsma (D66) zich met Taiwan bezig. De naamswijziging van de Nederlandse vertegenwoordiging in Taiwan van ‘Netherlands Trade and Investment Office’ tot ‘Netherlands Office Taipei’ leidde weliswaar tot een démarche van de Chinese ambassade en wat geklaag in de nationalistische Global Times, maar daar bleef het bij. China kan het zich niet veroorloven om Europe te veel van zich te vervreemden nu de spanning oploopt in vrijwel al zijn bilaterale relaties.
Ik verwacht niet dat Nederland pionier zal zijn in risicovolle ondernemingen; er staat daarvoor te veel op het economische spel in China. Echter, er zijn ook belangen in Taiwan. Als op termijn de norm eenmaal verschoven is, dan zal Den Haag niet achter willen blijven.