Gisteren kwam AFP met een nieuwsflits dat de Europe Commissie tijdelijk stopt met het politieke werk voor de ratificatie van de ‘Comprehensive Agreement on Investment’, de investeringsovereenkomst tussen China en de Europese Unie (EU). Het bericht was gebaseerd op een interview met de eurocommissaris voor handel, vicevoorzitter Valdis Dombrovskis. Al snel benadrukte zijn communicatieadviseur dat hij niks nieuws had gezegd en dat het geen formele opschorting betrof. Toch vierden europarlementariërs en tegenstanders van de deal het als een overwinning. Wat is er nu gebeurd? Is de CAI stuk? Was de overeenkomst ooit levensvatbaar?
Laatst scheef ik al hoe belangrijk de Duitse bondskanselier Angela Merkel is voor het Chinese Europabeleid. De economische betrekkingen met China zijn dat ook voor het huidige Duitsland; toen politieke overeenstemming over de investeringsovereenkomst in december 2020 wereldkundig werd gemaakt, was al duidelijk hoe zeer het resultaat te danken was aan intense druk uit Berlijn. Maar tegelijkertijd waren ook toen al enkele lidstaten van de EU niet geheel tevreden. De tegengeluiden uit het Europees Parlement (EP) – dat de overeenkomst moet ratificeren – begonnen ook al gelijk. Sinds de aankondiging van de Chinese tegensancties, die ook academici en parlementsleden troffen, is de stemming in het EP helemaal omgeslagen. Verschillende groepen hebben al gezegd de CAI niet te willen behandelen zolang collega’s nog gesanctioneerd zijn. Tussen al die verschillende krachten moet de Commissie een weg vinden.
Ten eerste, wat heeft vicevoorzitter Dombrovskis nu precies gezegd tegen AFP?
“We now in a sense have suspended… political outreach activities from the European Commission side,” EU Executive Vice President Valdis Dombrovskis told AFP in an interview. “It’s clear in the current situation with the EU sanctions in place against China and Chinese counter sanctions in place, including against members of European Parliament (that) the environment is not conducive for ratification of the agreement,” Dombrovskis said. Trying to ratify the deal “will depend really on how broader EU-China relations will evolve”, he added.
Zoals de communicatieadviseur al aangaf, betreft de opschorting slechts de politieke promotie door de Commissie dat moet leiden tot de ratificatie van de deal door de Raad en het Parlement. Het technische werk, waaronder het voorbereiden van de uiteindelijke tekst, gaat wel gewoon door. De blokkade komt door een politiek probleem aan onze kant. Het is inderdaad nog maar de vraag of de CAI nog politiek mogelijk is met de huidige ‘verzuurde’ relatie. Het echte probleem zit hem in het Europese Parlement, waar er vooral sinds de sancties geen meerderheid meer lijkt te zijn.
De prominente Franse europarlementariër Raphaël Glucksmann, zelf ook doelwit van Chinese sancties, stelt op Twitter triomfantelijk dat de Commissie een stemming in het EP voor wilde zijn over het stilleggen van het ratificatiewerk die volgens hem aangenomen zal worden. Noah Barkin, een goed ingevoerde China-EU expert, stelt ook dat een grote meerderheid de CAI niet wil behandelen zolang de Chinese sancties nog van kracht zijn. Kortom: de Commissie kan het ‘politieke werk’ makkelijk stilleggen, want voorlopig heeft het toch geen zin. Als je al weet dat je een ‘nee’ hebt, kun je maar beter de vraag eerst eventjes niet stellen.
De vraag is of de overeenkomst later alsnog weer tot leven kan komen. Het altijd trotse EP is in een dynamiek geraakt die inspeelt op de wens haar belang te duidelijk te maken. Er lijkt ook permanent iets te zijn verschoven in de houding van de lidstaten tegenover China. Met Angela Merkel vertrekt bovendien later dit jaar de grootste Europese cheerleader van nauwere economische samenwerking met China. Ondertussen lijkt het er volgens Barkin op dat Peking ratificatie ook steeds meer als keuze van Europa ziet:
Beijing, on the other hand, no longer seems wedded to the agreement. “I think they understand that the deal is under threat because of their sanctions,” the German official said. “But their attitude seems to be: if you don’t want it then that’s your problem.”
Europese analisten schrijven dat de CAI concreet niet zo heel veel oplevert voor de EU. Bezwaren die demissionair minister voor handel en ontwikkeling Sigrid Kaag eind vorig jaar uitte wezen ook in die richting. Maar Peking denkt nog altijd dat vooral Brussel de deal nodig heeft. Daar hebben ze niet ongelijk mee. De huidige situatie is vooral in het voordeel van China en zijn staatsgesteunde bedrijven. Juist dat moest deze imperfecte deal aanpakken. Net als met Pekings illegale irredentisme in de Zuid-Chinese Zee bestaat de eigenlijk juiste oplossing voor het ongelijke speelveld tussen Europa en China ook bijna volledig uit concessies van Chinese kant. Maar zo werken onderhandelingen natuurlijk niet.
Ik denk dat de kans nu groot is dat de CAI niet meer tot leven komt. De vereende Duits-Franse krachtinspanning die in 2020 al nodig was om alleen nog maar tot voorlopige overeenstemming te komen, waren een symptoom van het feit dat ook toen al het politieke fundament onder de economische samenwerking aan het instorten was. Die ontwikkeling is nu alleen maar in een stroomversnelling geraakt. Ook al zouden de lidstaten nog over te halen zijn als de Commissie het op tijd speelt, de europarlementariërs kunnen steeds moeilijker terug. De investeringsovereenkomst is nog niet dood, de politieke steun is wel rap aan het ontrafelen. Hij gaat stuk aan de inherente tegenstellingen die er vanaf het begin al waren. Wat ons nu rest is proberen het speelveld wat gelijk te trekken met het enige alternatief: beperkingen en controle’s van Chinese bedrijven aan de Europese kant.
Net als de meeste Nederlanders heeft de gemiddelde Taiwanees wel wat beters te doen dan zich dagelijks met het staatsbestel bezig te houden. Toch kan berichtgeving in internationale media vaak niet zonder een vermelding van Taiwans precaire diplomatieke situatie en de vermeende steun voor ‘onafhankelijkheid’ van de huidige president Tsai Ing-wen (蔡英文Cài Yīngwén) en haar partij.
Dat China dreigt met militaire annexatie als Taiwan zich formeel onafhankelijk verklaart, dat weten de meeste mensen inmiddels wel. Maar in de Taiwanese politieke arena hebben woorden als ‘onafhankelijkheid’ en ‘status quo’ niet zoveel te maken met de Volksrepubliek China als buitenstaanders doorgaans denken. In dit stuk leg ik uit wat ze wel betekenen.
Het spectrum in figuur 1 is gebaseerd op een overzicht van de verschillende standpunten gemaakt door de populaire politieke website Watchout. Het maakt duidelijk dat hetzelfde woord voor verschillende mensen iets anders kan betekenen. Aangezien de houding ten opzichte van China nog de bepalende factor is in de Taiwanese politiek,2Geïnteresseerde politicologen kunne terecht op de blog Frozen Garlic van verkiezings- en peilingexpert Nathan Batto, verbonden aan de Institute of Political Science van de Academia Sinica, of citeren: Christopher H. Achen en T.Y. Wang red., The Taiwan Voter, Ann Arbor: University of Michigan Press, 2017. deelt men partijen doorgaans niet in van links naar rechts, maar van groen naar blauw.
De ene kant bestaat uit het ‘Groene Kamp’ met als grootste partij de Democratisch Progressieve Partij (民主進步黨mínzhǔ jìnbù dǎng, afgekort: DPP 民進黨mínjìndǎng) van zittende president Tsai Ing-wen en oud-president Chen Shui-bian.
De andere kant bestaat uit het ‘Blauwe Kamp’ met als grootste partij de Chinese Nationalistische Partij (中國國民黨zhōngguó guómíndǎng, afgekort: KMT 國民黨guómíndǎng) van oud-president Ma Ying-jeou en wijlen dictator Chiang Kai-shek.
Nog extremer is het Rood van de Chinese Communistische Partij (中国共产党zhōngguó gòngchǎndǎng, afgekort: CCP 中共党zhōnggòngdǎng), vertegenwoordigd in Taiwan door splinterpartijtjes zoals de maffia-gerelateerde Chinese Unification Promotion Party (中華統一促進黨zhōnghuá tǒngyī cùjìn dǎng, afgekort: CUPP 統促黨tǒngcùdǎng).
De uitgesproken pro-onafhankelijkheidspartij Taiwan Statebuilding Party (TSP, 台灣基進táiwān jījìn) is ‘diepgroen’, de KMT-afsplitsing New Party (NP, 新黨xīn dǎng) is ‘diepblauw’ of zelfs ‘paars’. De kleine oppositiepartij New Power Party (NPP, 時代力量shídài lìliàng) is ‘lichtgroen’. De jonge partij van de Taipeise burgemeester Ko Wen-je, de Taiwan People’s Party (TPP, 台灣民眾黨táiwān mínzhòng dǎng), claimt ‘wit’ – neutraal – te zijn, maar wordt doorgaans beschreven als ‘lichtblauw’.
Mediaberichten over de Taiwanese steun voor ‘onafhankelijkheid’ zijn het vaakst gebaseerd op de grafiek uit figuur 3 met de resultaten van de vaste peiling van het Election Study Centre (ESC) van National Chengchi University (NCCU).
De zes antwoorden zijn ruwweg in drie categorieën in te delen: onafhankelijkheid, nu of later (2021: 31,1%); status quo, voor nu of onbeperkte tijd (2021: 55,7%); en hereniging, nu of later (2021: 7,4%).
Aangezien veel buitenlandse pers Taiwan vaak op vage wijze beschrijft als ‘zelfbesturend’ en ‘democratisch geregeerd’, als ‘eiland’ en ‘afvallige provincie’, denken veel mensen dat ‘onafhankelijkheid’ duidt op loskomen van Peking. Dat is niet per se hoe Taiwanezen het zelf zien.
Onafhankelijkheid 獨立dúlì
De Taiwanese onafhankelijkheidsbeweging kwam op stoom eind jaren veertig, toen het restant van de KMT het eiland op brute wijze overnam van Japan. Chiang Kai-shek overzag een Witte Terreur (白色恐怖báisè kǒngbù) waarbij tienduizenden mensen werden vermoord en uitdrukkingen van Taiwanese identiteit verboden werden.
Het oorspronkelijke doel van de beweging was om het ‘koloniale’ regime van de Republiek China (ROC) omver te werpen, de ~1 miljoen inkomende Vastelanders (外省人wàishěngrén)4Dominic Meng-Hsuan Yang, The Great Exodus from China: Trauma, Memory, and Identity in Modern Taiwan, Cambridge: Cambridge University Press, 2021, blz. 63. terug te sturen naar China en met de 6 miljoen lokale Taiwanezen (本省人běnshěngrén) die er voor 1945 al waren een nieuwe staat te stichten.
Onafhankelijkheid heeft voor deze groepen niks te maken met de Volksrepubliek China (PRC), die pas vanaf 1949 bestaat. Taiwan, afgescheiden van het Qing-keizerrijk sinds 1895 als kolonie van Japan, is daar nooit onderdeel van geweest en kan dus ook geen afvallige provincie van de PRC zijn. Tijdens de Japanse periode ontstond een embryonale Taiwanese politieke identiteit,5Evan N. Dawley, Becoming Taiwanese: Ethnogenesis in a Colonial City, 1880s to 1950s, Cambridge, MA: Harvard University Asia Center, 2019, blz. 21. bevestigd door de KMT-tirannie na het beruchte Incident van 28 Februari (二二八事件èr èr bā shìjiàn) in 1947.6Lin Tsung-Kuang, ‘The Taiwanese Identity Question and the “2-28 Incident”’, in An Introduction to 2-28 Tragedy in Taiwan: For World Citizens, Lin Tsung-yi, Taipei: Taiwan Renaissance Foundation Press, 1998, blz. 93–112.
Mensen deporteren en een Taiwanese etnostaat oprichten op basis van een zelfbeschikkingsreferendum is al lang geen gangbare positie meer. Maar nog steeds is er een groep die de ROC-staat een illegaal koloniaal regime vindt dat omver moet worden geworpen. In figuur 1 staat deze uiterst links, als het diepgroene 建國jiànguó, Staat Stichten.
Een minder extreme positie is dat het inmiddels gedemocratiseerde Taiwan7Voor die geschiedenis, zie: J. Bruce Jacobs, Democratizing Taiwan, Leiden: Brill, 2012. zich simpelweg onafhankelijk kan verklaren van het Één China van de ROC door de naam en grondwet aan te passen. Op het spectrum staat dit als 台獨táidú, Taiwanese Onafhankelijkheid. Dit is doorgaans wat men tegenwoordig bedoelt met ‘formele onafhankelijkheid’.
Het woord táidú is ook de catch-all term in Taiwan en China voor de aanhangers van onafhankelijkheid voor Taiwan in brede zin. De DPP heeft nog altijd een regel in het partijprogramma uit 1991 waarin het zich hiervoor uitspreekt.8民主進步黨, ‘黨章·黨綱’, 2019, blz. 16. Maar omdat het beleid van president Tsai Ing-wen het bewaren van de huidige status quo is, stellen sommige analisten dat ze niet ‘pro-independence’ is.9Lev Nachman en Brian Hioe, ‘No, Taiwan’s President Isn’t “Pro-Independence”’, The Diplomat, 23 april 2020.
Status quo 維持現狀wéichí xiànzhuàng
Status quo betekent wel iets anders dan wat veel buitenstaanders denken. Kort na haar herverkiezing in januari 2020 stelde Tsai in een interview met de BBC dat de ‘Republiek China (Taiwan)’ zich helemaal niet onafhankelijk hoeft te verklaren, omdat de staat die sinds 1949 tot stand is gekomen10Lin Hsiao-ting, Accidental State: Chiang Kai-Shek, the United States, and the Making of Taiwan Cambridge, MA: Harvard University Press, 2016. dat al is.11John Sudworth, ‘China needs to show Taiwan respect, says president’, BBC News, 14 januari 2020. Dit is in overeenstemming met de aanpassing van het DPP-programma in 1999 die de partij verkiesbaar maakte door het onafhankelijkheidsdoel uit 1991 af te zwakken en te erkennen dat de ROC al soeverein is.12民主進步黨, ‘黨章·黨綱’, 2019, blz. 32.
Peilingen laten zien dat verreweg de meeste Taiwanezen de formele naam ‘Republiek China’ (中華民國zhōnghuá mínguó) en de dagelijkse naam ‘Táiwān’ (台灣) als synoniemen zien.13Fang-Yu Chen, Austin Wang, Charles K.S. Wu, and Yao-Yuan Yeh, ‘What Do Taiwan’s People Think About Their Relationship to China?’, The Diplomat, 29 mei 2020. Volgens een peiling steunt 70.6% van de ondervraagden de uitspraak van president Tsai tijdens de nationale dag van 2021 dat de ROC en de PRC niet ondergeschikt zijn aan elkaar.14Chen Yu-fu, ‘中華民國與中華人民共和國互不隸屬 民調:70.6%台灣民眾支持’, Liberty Times, 18 oktober 2021. Op wat formeel de 110e ‘verjaardag’ van de ROC was, benadrukte ze juist „de afgelopen 72 jaar”.15Tsai Ing-wen, ‘President Tsai delivers 2021 National Day Address’, Office of the President, Republic of China (Taiwan), 10 oktober 2021.
Onderzoek ondersteunt dit. De peilingen van de NCCU ESC laten zien dat in 2021 62.3% zich identificeerde als Taiwanees (台灣人táiwān rén), 31.7% als Taiwanese én Chinees (‘beide’, 都是dōu shì), en slechts 2.8% als Chinees (中國人zhōngguó rén).20Election Study Center, NCCU, ‘Changes in the Taiwanese/Chinese Identity of Taiwanese as Tracked in Surveys by the Election Study Center, NCCU (1992~2021)’, 10 januari 2022. Werk van Stéphane Corcuff toont aan dat al in 2007 zelfs een groot deel van de jongere generaties van Vastelandse komaf zich al niet meer als Vastelander zag.21Stéphane Corcuff, ‘Taiwan’s Mainlanders under President Chen Shui-Bian: A Shift from the Political to the Cultural?’, in Taiwanese Identity in the 21st Century: Domestic, Regional and Global Perspectives, Gunter Schubert and Jens Damm red., Londen: Routledge, 2012, blz. 113–29.
In de ESC-peiling in figuur 3 is de status quo-groep dan ook steeds de meerderheid. Maar een andere peiling laat ook zien dat er wel een twee-derde meerderheid is voor formele onafhankelijkheid is in een hypothetisch scenario waarin China gegarandeerd niet aanvalt.22Timothy Rich en Andi Dahmer, ‘Taiwan Opinion Polling on Unification with China’, Jamestown China Brief, jrg. 20, nr. 18, 2020.
Wat de status van ROC/Taiwan ondertussen dan wel is, daar zijn in deze groep verschillende meningen over. Of het een land of iets ondefinieerbaars is, en hoe dat zich politiek en cultureel verhoudt tot ‘China’, dat is niet duidelijk voor iedereen. Maar ze zijn wel tegen ‘hereniging’ wanneer gedwongen tot een keuze.23Nathan Batto, ‘Unification, independence, SQ, and polling’, Frozen Garlic, 10 januari 2022.
De positie die Tsai officieel aanhoudt – dat Taiwan onafhankelijk en soeverein is onder de formele naam ‘Republiek China’ – valt in het spectrum van figuur 1 onder 獨台dútái, Onafhankelijk Taiwan. Veel verder kan een Taiwanese regering ook niet gaan, zonder een Chinese aanval te riskeren of door Amerika beschuldigd te worden van ongewenst avonturisme.
De verkiesbare hoofdmoot in de KMT, nog altijd trots op alle geclaimde 110 jaar van ‘hun’ Republiek, is in de praktijk voor 華獨huádú, ROC-Onafhankelijkheid, hoewel ze dat nooit zo zouden noemen. Dit is het standpunt dat de Republiek China soeverein is.
Of deze ROC zich beperkt tot ‘de Taiwan-regio’ (台灣地區táiwān dìqū) en hoe die zich verhoudt tot de PRC, ‘de Vasteland-regio’ (大陸地區dàlù dìqū) en het Één China-ideaal, is (met opzet) niet altijd duidelijk. Hoewel geen enkele Taiwanese regering haar eigen bestaan zou ontkennen, heeft de KMT geen zin om de spanning met Peking op te drijven door zich al te precies uit te spreken.
De groep met latente steun voor hereniging bevindt zich op een continuüm die voert vanaf het Blauwe Kamp via de kleine NP tot de extreme CUPP in het Rode Kamp. Nu de Volksrepubliek elk jaar nationalistischer en sterker wordt, is Peking voor deze Chinese chauvinisten steeds aantrekkelijker.
Voor zulke groepen is samengaan met China het uiteindelijke of onmiddellijke doel. Een verwaarloosbaar kleine groep nostalgische fantasten en hoogbejaarde Vastelanders is voor hereniging met China onder de Republiek China, 華統huátǒng.
Chinese nationalisten die voor hereniging zijn – nu of op de langere termijn – zijn doorgaans voor wat neerkomt op 紅統hóngtǒng, ‘rode hereniging’ onder de Volksrepubliek China, eventueel via het ‘Een Land, Twee Systemen’ dat we ook in Hong Kong en Macao zien.
Een stem voor China-vriendelijker beleid of erkenning van een Chinese identiteit betekent niet automatisch dat de kiezer met de Volksrepubliek samen wil. Zoals Shelley Rigger opmerkt, economische integratie leidt niet automatisch tot politieke integratie.28Shelley Rigger, The Tiger Leading the Dragon: How Taiwan Propelled China’s Economic Rise. Londen: Rowman & Littlefield, 2021, blz. 190. Deze positie krijgt slechts zoveel aandacht vanwege Chinese steun en omdat de discriminatie ten faveure van Chinese nationalisten en Vastelanders onder de partijstaat van de KMT-dictatuur nog altijd delen van de elite kleurt.
Definities zijn politiek
Woordkeuze is politiek. Wanneer we spreken over de Taiwanese opvattingen over ‘onafhankelijkheid’ en ‘status quo’, is het ook belangrijk om te kijken wat voor betekenis ze zelf aan deze woorden geven. Onder Tsai Ing-wen is ‘status quo’ steeds meer richting de invulling gegaan dat Taiwan al onafhankelijk is onder de formele naam Republiek China.
Achter de keuze voor het woord ‘hereniging’ zit een Chinees politiek frame. Voor Taiwanezen uit het Groene Kamp is er niks te herenigen, want ze stellen dat Taiwan immers nooit onderdeel is geweest van de Volksrepubliek China. Als zij het over deze optie hebben, spreken ze over annexatie (併吞bìngtūn) door China.
China heeft het al over ‘secessionisme’ in Hong Kong (港独gǎngdú) bij het minste of geringste protest tegen de Centrale Volksregering. Ook bij alles wat Taiwanese leiders doen, ziet Peking gelijk kwaadaardig ‘secessionisme’ (台独táidú). De Chinese definitie van táidú reikt ook tot wat de Taiwanezen ‘status quo’ zouden noemen.
Maar de Taiwanezen leven al 127 jaar gescheiden van China en hebben al 73 jaar een eigen staat. Alles wat de CCP in woede doet ontsteken, is normale dagelijkse praktijk op het ‘zelfbesturende democratische eiland’. Logischerwijze heeft het woord ‘onafhankelijkheid’ – dat wijst op ingrijpende verandering van deze soevereine status quo – een veel beperktere betekenis in Taiwan zelf. Het zou goed zijn als buitenlandse observatoren dit in acht nemen.
Geïnteresseerde politicologen kunne terecht op de blog Frozen Garlic van verkiezings- en peilingexpert Nathan Batto, verbonden aan de Institute of Political Science van de Academia Sinica, of citeren: Christopher H. Achen en T.Y. Wang red., The Taiwan Voter, Ann Arbor: University of Michigan Press, 2017.
Lin Tsung-Kuang, ‘The Taiwanese Identity Question and the “2-28 Incident”’, in An Introduction to 2-28 Tragedy in Taiwan: For World Citizens, Lin Tsung-yi, Taipei: Taiwan Renaissance Foundation Press, 1998, blz. 93–112.
7
Voor die geschiedenis, zie: J. Bruce Jacobs, Democratizing Taiwan, Leiden: Brill, 2012.
Stéphane Corcuff, ‘Taiwan’s Mainlanders under President Chen Shui-Bian: A Shift from the Political to the Cultural?’, in Taiwanese Identity in the 21st Century: Domestic, Regional and Global Perspectives, Gunter Schubert and Jens Damm red., Londen: Routledge, 2012, blz. 113–29.
De houding richting China in Europa is rap veranderd de afgelopen periode, ook in Duitsland. Angela Merkel, aan de macht sinds 2005, stamt nog uit een periode waarin men China vooral zag als economische kans. De Duitse christendemocraten zijn bovendien traditioneel nauw verweven met het bedrijfsleven en grote concerns als Volkswagen wuiven zorgen over bijvoorbeeld Xinjiang nog altijd graag weg. Maar dat is een slinkende groep. Zelfs de Duitse Industriebond (BDI) spreekt zich tegenwoordig harder uit over mensenrechtenschendingen in China dan Merkels bondsregering.
Merkel wordt ook bekritiseerd, omdat ze zich niet sterk heeft uitgesproken over de Chinese tegensancties na Europese maatregelen tegen mensenrechtenschenders in Xinjiang. Deze tegensancties treffen niet alleen EU-ambtenaren, maar ook een Duitse politicus, een Duitse denktank en een Duitse academicus. Maar het lijkt erop dat voor de huidige Duitse regering de economische band met China en de bereikte overeenstemming over de ‘Comprehensive Agreement on Investment’ (CAI) tussen Brussel en Peking belangrijker is. Hiermee bevestigt Merkel de Chinese analyse dat economische en geopolitieke belangen zorgen dat Europa wel lief moet blijven doen tegen Peking.
Eerder schreef ik voor de Clingendael Spectator hoe de logica van de eenheidsfronttactiek Chinese beleidsmakers leert dat, in de strijd de Verenigde Staten te isoleren, Europa geen fundamentele tegenstander is. In een informatief stuk voor de Duits-Europese China-denktank MERICS legt Grzegorz Stec uit hoe Peking de Europese ‘strategische autonomie’ ziet. Volgens de Chinese analisten is dat concept namelijk een poging van de EU om los te komen van Amerikaanse hegemonie. Daarvoor heeft Europa uiteindelijk China nodig, de enige alternatieve derde pool.
Brussel (en Berlijn of Parijs) moeten dus, als puntje bij paaltje komt, wel vriendelijk door blijven praten met Peking, wat voor lawaai ze ondertussen ook maken over mensenrechten. China kan het zich veroorloven om Europa een belangrijke les te leren over de grenzen van wat toelaatbaar is met harde tegensancties, omdat Europa uiteindelijk toch China nodig heeft. Geopolitiek is het afhankelijk van China voor haar strategische autonomie. Economisch zou ons herstel ook enkel door Chinese groei mogelijk gemaakt kunnen worden.
Waar ook de Europese Commissie inmiddels lidstaten wijst op de autoritaire ontwikkelingen in China en de partijstaatseconomie steeds meer als bedreiging behandelt, blijft Merkel nog hameren op het belang van handel en ‘mensenrechtendialoog’. Ze is essentieel voor de Chinese pogingen om een gesloten Amerikaans-Europees front te voorkomen. Zelf vraag ik me af of een dialoog wenselijk of überhaupt mogelijk is met een land dat genocide pleegt. Maar een interview in Internationale Politik Quarterly met de Duitse defensieminister Annegret Kramp-Karrenbauer laat zien dat Duitsland een onafhankelijke houding richting China ziet als essentieel voor Europa:
As far as I’m concerned, it is out of the question that Germany would take a position of equal distance between China and the US. I stand for a strong Europe. And the fact remains that the United States, and American values, are closer to us than China or its values. But that doesn’t mean that US interests always align with Germany’s or Europe’s interests.
Voor de huidige periode van spanningen wilde men de vele werkbezoeken van Angela Merkel aan China nog wel eens prijzen. Die werden toen uitgelegd als gevolg van Merkels vooruitziend inzicht dat het Europese sociale model onder de huidige demografische ontwikkelingen niet houdbaar zou blijven zonder alternatieve groeibronnen te vinden. Opkomend China was onmisbaar om de toekomst van Duitsland en Europa veilig te stellen. Het grootste is de angst dat Europa er straks niet meer toe doet, nog altijd:
For me, the question is not at all whether Europe will be crushed between the Americans and the Chinese. The far bigger challenge is whether Europe will have any role at all.
De vraag is of de economische focus van Merkel nog houdbaar is. De politiek is terug in de waardenstrijd om wat voor soort internationale gemeenschap we willen hebben. Een arrogant China gelooft dat de ‘loop van de geschiedenis’ aan zijn kant staat. Maar hoewel marxistisch Peking de materiële factoren als doorslaggevend beschouwt, kunnen we er niet omheen dat diplomatie ook een zaak van politieke keuzes is. Zoals ik uitlegde in mijn eerder genoemde stuk voor de Clingendael Spectator: Europa is hiervoor een handig hulpmiddel in de Chinese tactiek. Maar we moeten niet denken dat Peking die mooie Duitse bedrijven niet laat vallen zodra het alles zelf af kan.
Gisteren gaf de Chinese leider Xí Jìnpíng (习近平) een belangrijke toespraak die breed is uitgemeten in de partijstaatspers. De meeste mensen in Europa hebben hem gemist. Wij waren ook niet het belangrijkste publiek. Het jaarlijkste ‘Bo’ao Forum for Asia’ (博鳌亚洲论坛bó’áo yàzhōu lùntán) op de tropische eilandprovincie Hainan richt zich op Azië en biedt China vooral kans om zich op te werpen als het centrum van een niet-Westerse wereldorde. Op een moment dat men in Peking ziet als kantelpunt in de wereldgeschiedenis, laat de keynote van president Xi weer eens zien wat men van de toekomst verwacht: China in het centrum.
Eerder schreef ik al over het Chinese vertrouwen in de ‘loop van de geschiedenis’ (历史潮流lìshǐ cháoliú, ‘historical trend’) op basis van drie kernbegrippen. Het nationalistische geloof in de terugkeer naar China’s ‘natuurlijke’ dominante rol spreekt uit ‘de Chinese Droom van de Grootse Herrijzenis van het Chinese Volk’ (中华民族伟大复兴的中国梦zhōnghuá mínzú wěidà fùxīng de zhōngguó mèng). Het marxistisch-leninistisch-maoïstische vertrouwen in de bepalende rol van materiële factoren zoals de Chinese economische overmacht stamt uit wat tegenwoordig ‘het Gedachtegoed van Xi Jinping voor het Nieuwe Tijdperk over het Socialisme met Chinese Karakteristieken’ (习近平新时代中国特色社会主义思想Xí Jìnpíng xīn shídài zhōngguó tèsè shèhuì zhǔyì sīxiǎng) heet. Uit de huidige stand van zaken concludeert met dat we ons momenteel bevinden in een ‘Epochale Omwenteling’ (百年未有之大变局bǎinián wèi yǒu zhī dà biànjú). De tijd van het Westen (lees: Amerika) is voorbij, de tijd van het Oosten (lees: China) is gekomen (东升西降dōng shēng, xī jiàng).
Dit is de context waarin je de keynote van Xi Jinping van dinsdag 20 april 2021 bij de opening van de jaarlijkse conferentie van het Bo’ao Forum for Asia moet lezen. Dat begint bij de naam.
„Momenteel, met de Epochale Omwenteling en de epidemie van de eeuw door elkaar verweven, gaat de wereld een periode van turbulentie en verandering in, en nemen instabiliteit en onzekerheid duidelijk aan toe.”
“当前,百年变局和世纪疫情交织叠加,世界进入动荡变革期,不稳定性不确定性显著上升。”
‘Now, the combined forces of changes and a pandemic both unseen in a century have brought the world into a phase of fluidity and transformation. Instability and uncertainty are clearly on the rise.’
Het oorspronkelijke Chinees en de officiële Engelse vertaling, voorzien van mijn eigen Nederlandse vertaling.
Chinese toespraken blinken uit in lijstjes en deze heeft er ook één van wat er moet gebeuren voor de toekomst: overleg op basis van gelijkwaardigheid voor een win-win toekomst; openheid en innovatie voor een toekomst van ontwikkeling en innovatie; solidariteit en samenwerking voor een toekomst van gezondheid en veiligheid; en toewijding aan rechtvaardigheid voor een toekomst van wederzijds respect en leren van elkaar. Dit gaat dus in tegen alles wat de Verenigde Staten trachten te bereiken op het gebied van het behouden van Washingtons mondiale leiderschap, het tegengaan van Chinese techniekdiefstal én innovatie, de kritiek op de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en Pekings misbruik van het label ‘terrorisme’, en de kritiek op het Chinese politieke systeem en onderdrukking.
De Chinese beloftes voor de toekomst zijn georganiseerd rond het Belt and Road-initiatief (BRI, 一带一路yīdài yīlù), volgens Xi „een grote open weg waarop iedereen hand-in-hand voortschrijdt” (大家携手前进的阳光大道dàjiā xiéshǒu qiánjìn de yángguāng dàdào, bondiger in het Engels: ‘a public road open to all’). In dit lijstje is het thema ‘partnerschap’. China doet niet aan allianties en bondgenoten, want die zijn tegen iemand (lees: tegen China, Sovjetunie) gericht. Peking heeft slechts vrienden of ‘partners’.
China zal een nauwer partnerschap voor gezondheidssamenwerking bouwen, een nauwer partnerschap voor connectiviteit bouwen, een nauwer partnerschap voor groene ontwikkeling bouwen, en een nauwer partnerschap voor openheid en inclusiviteit bouwen. De nadruk ligt hier op vaccins en infrastructuur die naar dankbare niet-Westerse landen zijn gegaan. Dat wij in Europa minder zien in de Chinese beloftes, betekent niet dat het elders geen groot welkom krijgt.
Het interessantste stuk komt in het derde deel. Hier vertelt Xi over wat voor een land China volgens hem is. Dit jaar is het honderdjarig jubileum van de Chinese Communistische Partij (CCP). Dankzij de Partij – aldus de Partij – heeft het Chinese Volk „een grootse sprong van opstaan, naar rijk worden, tot sterk worden” (从站起来、富起来到强起来的伟大飞跃) voor elkaar gekregen. Dat ‘opstaan’ verwijst inderdaad naar de uitspraak van Máo Zédōng (毛泽东) bij de oprichting van de Volksrepubliek in 1949. Rijk worden is bereikt dankzij de periode van Opening en Hervorming. Onder Xi Jinping is China nu sterk geworden. Dit alles is een belangrijke bijdrage aan de beschaving en vooruitgang van de hele mensheid.
De op sociale media wijdverspreide spreuk komt ook in dit deel:
„Hoe ver China zich ook zal ontwikkelen, het zal nooit streven naar hegemonie, expansionisme, of een invloedssfeer; noch deelnemen aan een wapenwedloop.”
“中国无论发展到什么程度,永远不称霸、不扩张、不谋求势力范围,不搞军备竞赛。”
‘However strong it may grow, China will never seek hegemony, expansion, or a sphere of influence. Nor will China ever engage in an arms race.’
Het oorspronkelijke Chinees en de officiële Engelse vertaling, voorzien van mijn eigen Nederlandse vertaling.
Deze overduidelijke hypocrisie is wel degelijk een oprechte overtuiging in China. Dit heeft ook te maken met de traditie van de Chinese politieke filosofie. Het woord waarop de Chinese vertaling van hegemon is gebaseerd is bà (霸). Dit is het woord voor de onrechtvaardige en illegitieme tiran, als tegenovergestelde van de rechtvaardige en legitieme vorst (王wáng, ook: koning, prins). Hoewel ‘hegemon’ een gebruikelijke term is in de Engelstalige theorie van de internationale betrekkingen, verwerpen Chinese denkers dat hij geschikt zou zijn voor China. Dat zou namelijk impliceren dat de verdiende Chinese centrale rol in de wereldbeschaving onrechtvaardig zou zijn. Amerikaanse hegemonie is inderdaad een feit, maar China zal daarentegen een morele wereldmacht zijn!
We zien dit woordenspel overal. Volgens Peking heeft het de de beloftes om de Zuid-Chinese Zee niet te ‘militariseren’ helemaal niet gebroken, want de significante Chinese militaire opbouw daar zou slechts ter vreedzame verdediging van onweerlegbaar Chinees grondgebied zijn. Het is de Amerikaanse aanwezigheid die agressief zou zijn. Chinese voorstellen om het internationale systeem te veranderen zijn helemaal niet revisionistisch of uit eigenbelang. China wil slechts de multilaterale orde versterken tegen ‘sommige’ landen die unilateralistisch handelen en hem eerlijker maken voor de niet-Westerse wereld (met China aan het hoofd). Dat er dan wel wat dingen moeten worden aangepast, is slechts in lijn met de ‘loop van de geschiedenis’.
Mijns inziens is er dan niet ook één belangrijkste zin uit de toespraak van Xi Jinping. Wat opvalt is hoe hij China positioneert als kern van de nieuwe wereld. We bevinden ons momenteel in een Epochale Omwenteling en het internationale systeem moet eerlijker. De Chinese Communistische Partij heeft met haar succes grootse bijdragen geleverd aan de mensheid. Het China van het Nieuwe Tijdperk is het centrum van een betere, eerlijkere wereldorde. Als zonnekoning van het Bo’ao Forum for Asia en als gastheer van de aangekondigde tweede Conferentie over Dialoog van Aziatische Beschavingen is China de leider van morgen. Alle ‘nauwere partnerschappen’ en de ‘toekomsten’ uit de bovengenoemde lijstjes hebben één centrale spil: China.
Toen China’s nieuwe Wet op Nationale Verdediging (国防法guófáng fǎ) op 1 januari dit jaar in werking trad, trok een toevoeging aan Artikel 2 de aandacht. Naast soevereiniteit, eenheid, territoriale integriteit en veiligheid betreft defensie nu ook ‘ontwikkelingsbelangen’ (发展利益fāzhǎn lìyì, Engels: ‘development interests’). In mijn analyse van de welkomstbrief van de nieuwe Chinese ambassadeur in Nederland, Tán Jiàn (谈践) voor China2025.nl lichtte ik ook uit hoe hij in zijn verdediging van de mensenrechten de nadruk legt op het recht op ontwikkeling. Waarom is ontwikkeling zo belangrijk voor China?
An overview of the academic sources and serious investigative reports related to the ongoing genocide of the Uyghurs by the Chinese state. Emoji 🍐 means peer-reviewed. Bolded entries are suggested starting points for people new to the issue.
Scroll further down for sections listing a selection of reports and journalism.
Deze week loopt de spanning rond Taiwan weer op. Amerika heeft richtlijnen aangepast voor contact met Taiwan en president Joe Biden stuurt een delegatie gepensioneerde functionarissen op bezoek. Daarop komt er vanuit Peking verbaal geweld en zien we veel militaire bewegingen. Ondertussen verwachten we dat Japan ook voorzichtig een beetje kleur bekent tijdens de top met Amerika. Het geopolitieke belang van Taiwan is groot. Maar het is makkelijk om je te snel op te winden. Het is dus verstandig om even adem te halen en te kijken wat er nu precies aan de hand is.
Er zijn twee kranten die Westerse media graag aanhalen als het om China gaat: het Volksdagblad en de Global Times. De bureaucratische partijtaal en de nationalistische hyperbool zorgen voor veel vermaak en opwinding. Maar veel mensen interpreten het belang van beide verkeerd. Bij de eerste verwacht men te veel nieuws en bij de tweede negeert men de relatieve vrijheid die het heeft. In dit overzicht wil ik uitleggen hoe het medialandschap in de Volksrepubliek in elkaar zit.
Partijpublicaties en persbureau
Toen de Covid-19-pandemie los ging in Wuhan in januari 2020 was er enige verbazing en spot over het feit dat het vrij lang duurde voordat de voorpagina van de belangrijkste krant van China er aandacht aan besteedde. Dit komt omdat partijkranten een specifieke functie hebben: het Volksdagblad (人民日报rénmín rìbào, People’s Daily) is geen nieuwsblad. Het is een partijkrant.
In de leninistische partijstaat die de Volksrepubliek China is, heeft elk niveau van de bureaucratie een eigen partijcomité. Ook in de periode dat er nog geen internet was, moesten die instructies en richting kunnen geven aan de kaders onder hen, en moesten ze aan de baas laten zien dat ze hard aan het werk waren. Daar voor hebben alle comités van zekere grote een eigen partijkrant.
Het hoogste partijcomité is het Centraal Comité van de Communistische Partij van China (CPC) met momenteel Xí Jìnpíng (习近平) als (algemeen) secretaris. Het Volksdagblad is de spreekbuis van het Centraal Comité. De inhoud van dit dagblad vertegenwoordigt de officiële standpunten van wat vaak simpelweg het Centrum wordt genoemd. Een bericht over een nieuw beleidsinitiatief van Xi Jinping, een ‘opinieartikel’ over de Amerikaanse dreiging, een voorbeeld van geslaagde armoedebestrijding in een modelgemeente en zo verder dienen als instructies aan de partijkaders.
Dit gaat net zo op lokaal niveau. Het partijcomité van de gemeente Peking heeft de Beijing Daily (北京日报běijīng rìbào), dat van Shanghai de Liberation Daily (解放日报jiěfàng rìbào), etc. Hierin komen soortgelijke instructies en meningen van het partijapparaat op dit niveau, maar ook verslagen van bijvoorbeeld studiesessies om de laatste wijsheden van Xi Jinping te bestuderen, of de lokale invulling van de nationaal in grote lijnen uiteengezette klimaatplannen. Deze partijkranten dienen dus een specifiek doel in de partijstaat: naar beneden toe zetten ze de lokale interpretatie van de partijlijn uiteen, naar boven toe signaleren ze gehoorzaamheid.
De andere favoriet van de buitenlandse pers, de tabloid Global Times (环球时报huánqiú shíbào), is inderdaad ook partijstaatseigendom, via het Volksdagblad. Het is echter geen partijkrant. Haar extreme en nationalistische artikelen vertegenwoordigen geenszins een officieel standpunt. Mensen die de krant afdoen als internettrol zitten er echter ook naast. Het lijkt erop dat de hoge heren de krant als uitlaatklep en proeftuin gebruiken voor de extremere suggesties van het havikenkamp. Je kunt hem dus niet negeren.
Wat je wel grotendeels kunt negeren zijn de Engelstalige versies van de partijkranten. Waar de Chinese versies nauwgezet worden gecontroleerd omdat ze de officiële meningen van het relevante partijcomité moeten vertegenwoordigen, zijn de internationale websites en accounts op sociale media vooral bedoeld om de baas te kunnen laten zien dat men in het buitenland ook klikjes krijgt. De stagiaires die mogen tweeten staan mijlenver van de propagandakaders.
Los hiervan staat het staatspersbureau Xinhua (新华xīnhuá, Nieuw China). De rol van deze organisatie is een combinatie van de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) en het Algemeen Nederlands Persbureau (ANP). Met op televisie als tegenhanger de CCTV (央视yāngshì; 中国中央电视台zhōngguó zhōngyāng diànshìtái, Central China Television), dient deze organisatie om de officiële CPC-versie te verspreiden van wat er is gebeurd in de wereld.
Interne publicaties
Verslaggevers van Xinhua hebben echter nog een tweede rol, eentje waar ze niet mee te koop lopen. Naast de extern gerichte berichtgeving – die vaak gerust propaganda genoemd kan worden – hebben ze ook als taak om interne verslagen te schrijven voor de bureaucratie. In deze functie vervullen Xinhua-correspondenten een taak die in andere landen door ambassadepersoneel wordt waargenomen.
Voorheen was er een enorme verzameling aan interne publicaties die alleen door specifieke groepen partijkaders gelezen mochten worden. Dit betrof speciale kranten en tijdschriften, zelfs boeken, en vertalingen van stukken uit buitenlandse kranten in de nog altijd bestaande Reference News (参考消息cānkǎo xiāoxī). Het belang hiervan is inmiddels enorm afgenomen, maar de aparte interne verslaggeving voor de partijleiders bestaat nog steeds.
Commerciële media
Tijdens de maoïstische periode volgde de rolverdeling van de media dus het principe van democratisch centralisme (民主集中制mínzhǔ jízhōng zhì): intern mogen partijkaders democratische over opties nadenken, maar nadat het Centrum een besluit heeft genomen, moet men naar buiten toe loyaal zijn aan de officiële lijn. De rol van de interne media was als ‘publieke’ ruimte voor hen die vertrouwd werden, de externe media diende ter communicatie van de zwart-witte waarheid en instructies over wat daar mee te doen.
Dit veranderde in de periode na 1978. De controle over de pers verzwakte en er kwam zelfs steeds meer commerciële media. Onder druk van marktwerking moesten zelfs partijkranten meebewegen. Hoewel de rol van de partijkranten hetzelfde bleef, ontstond daarnaast een serieuze commerciële pers – binnen zekere grenzen. Alleen de verslaggevers van deze publicaties verdienen de naam ‘journalist’; die van de bovengenoemde categorieën zijn slechts propagandamedewerkers.
De laatste jaren neemt de weinige ruimte die er was echter steeds meer af. Xi Jinping probeert de greep van de Partij over álle media te versterken. Eens geroemde onafhankelijke onderzoeksplatforms zoals de Southern Metropolis Daily (南方都市报nánfāng dūshì bào) of Beijing News (新京报xīn jīng bào) zijn al lang gekortwiekt. De meest zichtbare journalistiek gebeurt door financiële platforms zoals Caixin (财新cáixīn) of relatief loyale kranten als The Paper (澎湃新闻péngpài xīnwén). Bij belangrijke of gevoelige gebeurtenissen gaat er een bevel uit van Peking dat iedereen de officiële kopij van Xinhuaover moet nemen. Daarnaast komen verslaggevers in sommige regio’s lokale partijkaders met maffiagedrag tegen. Industriële ongelukken of zelfs aanvallen op overheidsgebouwen verdwijnen zo in een zwart gat en vallen niet op in het buitenland.
Toen het Centrum in het begin van de pandemie in Wuhan zelf ook moest weten wat er precies aan de hand was en de restricties eventjes verzwakt werden, bleek de potentie van deze commerciële pers. Een handjevol buitenlandse correspondenten kan nooit op tegen een veel groter aantal lokale journalisten, áls die hun werk mogen doen. De belangrijkste scoops van die periode kwamen van Chinese nieuwssites. Maar toen de officiële propagandalijn weer bepaald was, doofde dat uit. De vraag is of het onder de CPC ooit weer terug komt.
Voorafgaand aan de geplande ontmoeting tussen de Amerikaanse president Joe Biden en de Japanese minister-president Suga Yoshihide (菅 義偉) volgende week horen we enkele berichten dat Tokio zich publiekelijk meer aansluit bij Washingtons steeds openlijkere steun voor Taiwan. In dit stuk geef ik een kort overzicht over het Japanese geopolitieke belang bij de voortdurende onafhankelijkheid van de eilandstaat van China.
AP bericht vandaag dat premier Suga afgelopen zondag op tv zei dat Japan met de Verenigde Staten samen moet werken en ‘use deterrence to create an environment where Taiwan and China can find a peaceful solution’. De Japanse zakenkrant Nikkei Asia ontdekte op 30 maart al dat de geplande gezamenlijke verklaring van Biden en Suga voor het eerst sinds 1969 Taiwan zal noemen.
De Japanse defensie is volgens de grondwet beperkt tot zelfverdediging. Daarnaast probeert Tokio ook altijd goede betrekkingen te onderhouden met de onvermijdelijke grote buurman China. Het Japanese ministerie van buitenlandse zaken heeft een invloedrijke factie die voor begrip tonen naar Peking is – de zogeheten Chinaschool, analoog aan de Russlandversteher in Duitsland. Japan verbrak al in 1972 de banden met de Republiek China op Taiwan om de Volksrepubliek China te erkennen en was tegen sancties na de bloedige 4 juni 1989.
Maar zulke toegefelijkheid naar China toe kwam grotendeels vanwege harde geopolitieke berekening. Beleidsmakers in Tokio komen nu echter tot steeds hardere conclusies over de dreiging van China. Japan probeert de laatste jaren duidelijker tegengewicht te vinden voor Pekings groeiende macht. Een recente overeenkomst met Indonesië is daar slechts één voorbeeld van.
Taiwan is van groot geopolitiek belang voor de regio. De strategische positie van het eiland was één van de redenen waarom Japan het in 1895 tot kolonie maakte. Onder Amerikaanse invloed kijken steeds meer landen naar de regio door de lens van de ‘Indo-Pacific’. Taiwan is de spil hierin. Als China de controle krijgt over dit eiland, dan zitten Japan en beide Korea’s opgesloten in noordoost Azië, is de Eerste Eilandketen doorbroken, en ligt de weg naar de Zuid-Chinese Zee helemaal open.
De recente Chinese vliegbewegingen rond Taiwan en door de Japanese eilandengroep Okinawa maken duidelijk dat Peking ook het belang ziet van deze archipel. Taiwan is dichterbij deze eilanden dan bij het Chinese vasteland. Een van de grootste Amerikaanse militaire buitenlandse aanwezigheden in de wereld is op Okinawa en de verwachte rol van deze bases bij een Amerikaanse verdediging van Taiwan is zo essentieel, dat het Volksbevrijdingsleger alle redenen heeft voor een ‘first strike’. Een aanval op Japans grondgebied zou wel automatisch Tokio mee de oorlog in sleuren.
De alliantie met de VS is de belangrijkste steunpilaar van het Japanese veiligheidsbeleid vanaf 1945. De geloofwaardigheid van de Amerikaanse verdediging van de regio is essentieel. Als Taiwan valt, dan zullen veel Amerikaanse bondgenoten vraagtekens zetten bij de vaardigheid van het Pentagon om hen te beschermen tegen China. Bovendien zou Chinese controle over Taiwan ook een grote materiële verzwakking zijn van de Amerikaanse mogelijkheid om in noordoost Azië in te grijpen.
Daarnaast hebben Japan en Taiwan veel gedeelde waarden en voor de regio zeldzaam vriendelijke banden. Tokio zal deze gelijkgestemde macht willen behouden. Bovendien zullen supporters voor Taiwan in het publiek en in de politiek eisen dat Japan ingrijpt als China probeert Taiwan te annexeren.
Los van de politieke redenen zou het verlies Japan opsluiten met de beide Korea’s. Controle over de wateren rondom Taiwan geeft Peking ongekende macht over de stroom goederen en grondstoffen die daar allemaal langs moeten. Noord-Korea is al de enige officiële bondgenoot van China. De betrekkingen tussen Japan en Zuid-Korea blijven moeilijk en onder president Moon Jae-in (文在寅/문재인) probeert Seoel Peking te vriend te houden voor haar vredesproject op het Koreaanse Schiereiland. Tokio zou alleen staan.
Dit levert direct gevaar op voor de Japanse territoriale integriteit. De strategische belangrijke eilandengroep Okinawa (沖縄諸島) was vroeger onafhankelijk als het Koninkrijk Ryukyu (琉球国) en had vazalbetrekkingen met zowel Japan en China. Er is grote ontevredenheid op de eilanden met de Amerikaanse legerbases en een onafhankelijkheidsbeweging die ook heimelijk steun zou ontvangen van China. Sommige Chinese nationalisten gebruiken de historische banden om Okinawa te claimen als Chinees grondgebied.
Mogelijk struikelblok in de betrekkingen tussen Taiwan en Japan zijn de Senkaku-eilanden (尖閣諸島). Deze worden niet alleen door China geclaimd als onderdeel van de ‘provincie’ Taiwan onder de naam Diaoyu-eilanden (钓鱼岛), maar ook door Taiwan als de Diaoyutai-eilandengroep (釣魚臺列嶼). De huidige Taiwanese oppositie, de Chinese Nationalistische Partij (KMT), vraagt graag aandacht voor het verzaken van de DPP-regering in het verdedigen van het heilige grondgebied van de ‘Republiek China’ in dit territoriaal conflict. Ook mag voedsel uit de buurt van de door de aardbeving van 2011 getroffen kerncentrale Fukushima Daichii (福島第一原子力発電所) nog altijd niet geïmporteerd worden, een gevoelig punt voor Japan.
De verbetering van de betrekkingen tussen Japan en Taiwan begon al onder de vorige minister-president, Abe Shinzō (安倍 晋三). Het lijkt erop dat premier Suga dit voort zet. Maar de Japanese toenadering tot Taiwan is afhankelijk van de geopolitieke berekeningen over China. Als die veranderen, dan zou Tokio weer voorzichtiger kunnen worden. Daarnaast zou de KMT weer aan de macht kunnen komen in Taiwan. Als het buitenlandbeleid van KMT-president Ma Ying-jeou (馬英九 2008–16) herhaald wordt, dan zou zo’n regering alle betrekkingen die niet met China zijn weer in de ijskast zetten.
Maar gezien het klaarblijkelijk rotsvast vertrouwen in Peking dat China’s tijd is gekomen, en de geleidelijk voortschrijdende ‘normalisering’ van Japan en Taiwan verwacht ik dat we de komende jaren alleen maar een verscherping zullen zien van de tegenstellingen in de regio. Voor Tokio zal Taipei alleen maar belangrijker worden.
Het is niet dat de Chinese minister van buitenlandse zaken Wáng Yì (王毅) er niet toe doet. Maar hij is een stuk minder belangrijk dan je op basis van zijn titel zou vermoeden. Het Chinese ‘MFA’ is slechts een uitvoerend orgaan met relatief weinig status. De ‘hoogste diplomaat’ van China is niet Wang maar een partijkader, Yáng Jiéchí (杨洁篪). Ik leg uit hoe het zit.
China is een partijstaat. De gecompliceerde structuur van de ambtelijke staat is daar slechts één onderdeel van. Van grotere invloed is dat hierachter altijd de Partij zit. Die regeert. Als je begrijpt hoe weinig invloed minister Wang werkelijk heeft op het Chinese buitenlandbeleid, dan begrijp je ook een stuk beter hoe het Chinese politieke systeem werkt.
De Staat
Het hoogste orgaan van de Chinese regering is de Staatsraad (State Council, 国务院guówùyuàn). Formeel is minister-president Lǐ Kèqiáng (李克强) het hoofd van de centrale volksregering en is staatshoofd Xí Jìnpíng (习近平) slechts een voornamelijk ceremoniële president. Het Chinese ‘kabinet’ is het Staand Comité van de Staatsraad. Dat wordt gevormd door de Premier, Vicepremiers, en Staatsraadsleden (State Councillor). Staatsraadsleden zijn soms ook gelijktijdig minister, maar niet alle ministers zijn ook Staatsraadslid.
Wang Yi is vanaf de jaarlijkse parlementszitting (Twee Sessies, 两会liǎnghuì) van maart 2013 de minister van buitenlandse zaken. Pas vanaf maart 2018 zit hij in het kabinet als het Staatsraadslid verantwoordelijk voor buitenlandse zaken. Daarvoor was Yang Jiechi dat nog.
Het ministerie moet ook veel concurrenten naast zich dulden op haar beleidsterrein, waaronder van het ministerie van nationale verdediging, het ministerie van handel, en het voormalige centrale plancomité NDRC. Het is slechts de bekendste van de uitvoerders van het buitenlandbeleid.
De Partij
De staat is echter slechts één van de hulpmiddelen waarmee de echte macht in China het land bestuurt, naast het leger. De Communistische Partij van China (CPC) maakt gebruik van beide om China aan te sturen. Alle Chinese ministeries, instellingen, organisaties, en (staats)bedrijven hebben parallel partijcomités voor elke afdeling met een aan de top een partijsecretaris die in het protocol boven de civiele baas gaat.
Minister Wang Yi is niet eens de partijsecretaris van zijn eigen ministerie. Dat is Qí Yù (齐玉), voormalige onderbaas van de almachtige organisatieafdeling van de CPC. Maar belangrijker is dat zijn ministerie niet het hoogste orgaan voor buitenlandse zaken in de partijstaat is.
Boven de Staatsraad staat het Politburo van het Centraal Comité van de CPC. Dát is de echte regering van China. De Algemeen Secretaris, Xi Jinping, is de werkelijke baas van het land, niet op basis van zijn civiele staatstitel, maar op basis van zijn partijfunctie. Onder het Centraal Comité bestaan voor verschillende beleidsterreinen allerlei commissies en ‘leading small groups’ die de ministeries en andere uitvoerende organen aansturen.
De beleidsrol die in Europa een ministerie van buitenlandse zaken heeft, wordt in China uitgevoerd door de Centrale Commissie voor Buitenlandse-Zakenwerk (CFAC, 中央外事工作委员会zhōngyāng wàishì gōngzuò wěiyuánhuì). De voorzitter daarvan is natuurlijk Xi Jinping. De Directeur van het Kantoor van de CFAC – de dagelijkse baas – is de echte hoogste diplomaat. Dat is Yang Jiechi.
Yang was zelf de minister van 2007 tot 2013. In 2013 werd hij gepromoveerd tot Directeur van het Kantoor van de CFAC en tot Staatsraadslid voor buitenlandse zaken. Het is handig om een civiele titel te hebben voor bezoeken aan niet-communistische staten. Wang Yi werd minister. Tijdens het Partijcongres van oktober 2017 werd Yang verheven tot het Politburo en in maart 2018 kon hij zijn resterende staatstitel doorgeven aan Wang zonder aan macht in te boeten.
Het CFAC is het belangrijkste orgaan voor buitenlandse aangelegenheden. Het ministerie van buitenlandse zaken is slechts één van de civiele uitvoeringsorganisaties, handig voor situaties waarin andere landen ‘diplomaten’ verwachten. Maar zelfs het CFAC heeft nog concurrentie van gelijkrangige organen binnen de Partij: het International Liaison Department (对外联络部duìwàiliánluòbù), gericht op buitenlandse politieke partijen, en het Centraal Militaircomité, het orgaan dat het Volksbevrijdingsleger controleert en gelijke rang heeft als de Staatsraad.
Dit is lastig voor niet-communistische landen of landen die geen grootmacht zijn. Leninistische partijstaten zoals Vietnam en Noord-Korea kunnen partijsecretarissen meesturen om hun Chinese tegenhangers – die de werkelijke macht hebben – te spreken. Amerika krijgt Yang Jiechi ook nog te zien. Maar voor het kleine Nederland is de tegenhanger van demissionair minister Stef Blok formeel gewoon Wang Yi, en zelfs die is vanuit Chinees perspectief eigenlijk al te belangrijk.
Wang Yi en zijn diplomaten zijn vooral boodschapper als het om de belangrijke zaken van het Chinese buitenlandbeleid gaat. Onder Xi Jinping herwaardering van het belang van de Partij boet het ministerie alleen maar meer in op haar prestige. Als je wilt horen wat er werkelijk speelt, richt je dan op de partijkaders.